Probleemstelling Voorbeeldclausules

Probleemstelling. Op 20 december 2011 hebben wij tevens besloten de bestaande overeenkomst op basis van de AVGN 1993 tussen de gemeente en Eneco op te zeggen teneinde een nieuwe overeenkomst te sluiten op basis van de OGN 2011. Inmiddels is N.V. Stedin Netten Weert de energienetbeheerder voor het grondgebied van de gemeente, met uitzondering van Stramproy. Op 2 december 2003 heeft de gemeente een raamovereenkomst gesloten met Eneco over te sluiten grondtransacties ten behoeve van voorzieningen voor de energielevering. De raad heeft daar op 18 maart 2004 wensen en bedenkingen over kenbaar kunnen maken. Deze raamovereen- komst was eveneens gebaseerd op de AVGN 1993. Nu de AVGN 1993 is vervangen door de OGN 2011, is het wenselijk een vervangende raamovereenkomst te sluiten op basis van de OGN 2011.
Probleemstelling. Uit de stress- en motivatieenquête, evenals uit persoonlijke gesprekken met tal van medewerkers wordt ondermaats presteren van sommige collega’s ervaren als een factor die een verhoogde druk legt op andere collega’s en ook een negatieve impact heeft op de werksfeer. Het is daarom belangrijk dat deze problemen op korte termijn worden opgelost. Ondermaats presteren kan zowel het gevolg zijn van een gebrek aan kennis als van een gebrek aan inzet en motivatie. Het kan eveneens het gevolg zijn van een slechte werkrelatie tussen de medewerker (N) en zijn rechtstreekse chef (N+1)*. Elke medewerker heeft te allen tijde het recht om een onderhoud aan te vragen met het afdelingshoofd (N+2, overste van de rechtstreekse chef). Deze procedure wil bijdragen tot het oplossen van de problemen die voortvloeien uit een tekort aan inzet en motivatie. Zij dient beschouwd te worden als de laatste stap in het normale werkoverleg tussen chef (N+1)* en medewerker (N). Dit is een gesprek "onder vier ogen", dat met wederzijds respect en met de nodige discretie dient gehouden te worden. Indien dit gesprek niet het gewenst resultaat oplevert (b.v. indien de medewerker weigert om concrete afspraken tot verbetering te maken) zal sanctionerend moeten opgetreden worden. Het is niet de bedoeling om deze procedure te gebruiken naar aanleiding van feiten uit het verleden, maar om vanaf nu, in geval van ondermaats presteren, onmiddellijk te reageren volgens de geest van deze nota. Elke chef wordt dan ook geacht de nodige objectieve informatie met concrete feiten / problemen te verzamelen; hij dient hierbij echter de nodige discretie aan de dag te leggen. * In de productieafdeling wordt voor de toepassing van deze procedure de area manager of eerstaanwezende (EAW) beschouwd als rechtstreekse chef (N+1), zowel voor de operators als voor de hulpoperators. Met afdelingshoofd (N+2) wordt hier het hoofd (BTL) van de betrokken uitbatingszone bedoeld
Probleemstelling. Het aantal Belgische non-profitorganisaties dat te kampen heeft met dalende overheidssubsidies blijft al gedurende jaren stijgen. De nood om de inkomstenbronnen te diversifiëren en private fondsen te werven blijft aan belang toenemen. • Vele Belgische non-profitorganisaties lijden onder verschillende crisisperiodes (financieel, sociaal en econo- misch). → • De concurrentie binnen de Belgische non-profitsector voor het verkrijgen van private fondsen stijgt. → Belang van private fondsenwerving blijft stijgen. Een professionele aanpak van fondsenwerving is noodzakelijk. Organisaties hebben nood aan ondersteuning bij een strategische aanpak via onderzoek, vorming en begeleiding.
Probleemstelling. We zien twee drempels, een technische en een maatschappelijk-economische.
Probleemstelling. In het huidig onderzoek dat door de onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen aan de Universiteit Gent wordt ingericht, wordt dus voor het eerst gewerkt met de observaties van kinderverzorgsters door het invullen van de screeningsvragenlijst: de Checklist voor Vroege Signalen van Ontwikkelingsstoornissen (Dereu, Meirsschaut, & Xxxxxxx, 2006). Deze vragenlijst werd ontwikkeld vanuit de wetenschap dat hij bruikbaar moest zijn voor kinderverzorgsters. Er zijn reeds onderzoeken gebeurd waarbij men gebruik maakt van verpleegsters en kinderartsen (Xxxxxxxxxxx et al., 2005). Toch gaat men er bij dit onderzoek vanuit dat kinderverzorgsters dichter staan bij de kinderen en hen zien in interactie met leeftijdsgenoten. Dit zou een meerwaarde kunnen zijn, zij kennen de kinderen en zien hen zowel in hun betere als in hun slechtere dagen en momenten. De screening is op deze manier op meer dan alleen een momentopname gebaseerd. Er wordt vanuit gegaan dat deze verzorgsters een goed beeld hebben van wat een normale ontwikkeling van het kind is. Zij hebben dit ruimschoots gezien in hun opleiding tot kinderverzorgster. Samen met hun ervaring met deze kinderen vormen ze het ideale team om stoornissen vroeg te helpen detecteren en ouders hierop te wijzen. Op deze manier kunnen kinderen sneller opgevolgd worden door gespecialiseerde mensen. De kinderverzorgsters worden aanschouwd als een eerste schakel naar een vroege detectie van allerlei ontwikkelingsstoornissen en in het bijzonder van ASS. Eveneens vormen zij de ideale schakel naar de ouders toe. Ouders stellen hun vertrouwen in hen en weten dat deze verzorgsters het grootste deel van de dag doorbrengen met het observeren van hun kinderen. Deze weg kan helpen om de stap naar hulpverlening makkelijker te maken voor ouders. Omdat dit voor het eerst op deze manier gebeurt, is het belangrijk om na te gaan of de observaties van de kinderverzorgsters even betrouwbaar zijn als deze van professionals. We moeten immers in acht nemen dat deze kinderverzorgsters tijdens hun opleiding vooral worden getraind in het herkennen van de normale ontwikkelingsmijlpalen en niet zo zeer in uiteenlopende ontwikkelingsstoornissen. Dit aspect wordt ondervangen door een opleiding van de Universiteit Gent voor alle deelnemende kinderverzorgsters. Hierin wordt gefocust op de kenmerken van ASS en wordt besproken hoe de Checklist voor Vroege Signalen van Ontwikkelingsstoornissen het best wordt ingevuld. Deze betrouwbaarheid kunnen we nagaan door hun obser...
Probleemstelling. De hedendaagse economie is competitiever en harder dan ooit. Niet alleen de vele overnames, mergers, superwinsten van bedrijven en zelfs toplonen voor managers, maar ook de talloze faillissementen en frauduleuze praktijken getuigen hiervan. Het voornaamste doel van Westerse bedrijven is hun aandeelhouders tevreden te stellen en daarom grote winsten te boeken (Butler, 2000: 8). Om deze doelen te bereiken, moeten managers optimale relaties onderhouden met hun klanten, leveranciers en andere belanghebbenden. Het is dan ook een ‘must’ met hen goede contacten op te bouwen en te onderhouden. Turkije is in de huidige economie een zeer belangrijke speler voor Vlaanderen. Vlaanderen exporteerde in 2006 voor bijna € 2 134 miljoen naar Turkije, of een stijging met net geen 8% in vergelijking met 2005. Zonder echt spectaculair te groeien, staat Turkije op de 16de plaats van Vlaamse exportbestemmingen (FIT, online, 2008). Op de website van Flanders Investment & Trade (2008) lezen we tevens: “Turkije is ongetwijfeld een van de belangrijkste groeimarkten voor de nabije toekomst. Een vaak gehoorde uitspraak van Vlaamse zakenlui die er zaken doen is: “Men wil vooruit!” De industrie expandeert in sectoren als automobiel, textiel, en voeding, met grote aandacht voor kwaliteit en innovatie. Kansen liggen bij toelevering aan exportgerichte en groeiende sectoren: technologie, industriële inputs en vernieuwende producten.” In € miljoen Export Var in % Import Var in % Handels balans 2005 1.980,3 4,62 1.223,9 10,46 + 756,4 2006 2.133,9 7,75 1.327,6 8,48 + 806,2 Zoals op figuren 2.1 en 2.2 te zien is, bedroeg het handelsoverschot van Vlaanderen in 2006 in totaal ruim € 806 miljoen. De export naar Turkije bedraagt 1,20% van de totale Vlaamse export (FIT, online, 2008). Verdere informatie wijst ons op het belang van Turkije als zakenpartner in de volgende jaren. Tijdens het eerste kwartaal van 2007 was er al een toename van bijna 18%, waardoor Turkije is opgeklommen naar de 15de plaats. Het aandeel in de totale uitvoer is vrij sterk gestegen tot 1,28%. Deze stijgende export resulteert in meer handelsbetrekkingen tussen Vlaamse en Turkse bedrijven. De stijging van de invoer uit Turkije loopt ongeveer gelijk met de uitvoer. In 2006 importeerde Vlaanderen voor meer dan € 1,3 miljard uit Turkije, dit betekent een stijging met meer dan 8% in vergelijking met 2005. Zo neemt Turkije een 19de plaats in als leverancier van Vlaanderen, met een aandeel van 0,73% van de totale Vlaamse invoer. En...
Probleemstelling. 107 Bij het regelen van de verschillende modaliteiten inzake de duur van huurover- eenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats bij wet van 20 februari 1991 viel één type van huurovereenkomst tussen de plooien van de parlementaire werk- zaamheden. (*7) Het betreft de zogenaamde ‘levenslange huurovereenkomst’ (bail (*1) M. DAMBRE en B. HUBEAU, o.c., 362, nr. 957; M. DAMBRE, B. HUBEAU en J. NYCKEES, o.c., 72, nr. 150;
Probleemstelling. Binnen Mars België functioneert een internationaal samengesteld team met de naam KIND International. Het KIND International team werkt nu bijna volledig virtueel. De teamleden werken steeds meer en meer virtueel. Xxxx wat teamleden van KIND International werken nu ook autonoom van thuis uit of gaan slechts sporadisch nog naar kantoor. Dit telewerken heeft een isolement van de teamleden ten opzichte van het team voor gevolg. Dit isolement uit zich in een lage frequentie van face-to-face interacite met de andere teamleden. Door alleen en geïsoleerd te werken neigen teamleden ernaar om veel en lange uren te werken. Medewerkers in een organisatie, ook als ze autonoom telewerken, hebben echter een uitgesproken behoefte aan een evenwichtige en harmonieuze work-life-balance.
Probleemstelling. Om de doelstellingen van het onderzoek te bereiken is de volgende probleemstelling geformuleerd: Voor de beantwoording van de probleemstelling is deze uitgesplitst in onderzoeksvragen.
Probleemstelling. De huidige ERBI bestaat uit oplossingsgerichte technische eisen en richtlijnen. Door deze oplossingsgerichte eisen worden de keuzevrijheid in het ontwerp en de mogelijkheden tot innovatie beperkt. Tevens beperkt dit de mogelijkheid om alternatieve oplossingen te overwegen, waardoor niet altijd voor de oplossing met de beste prijs/kwaliteit verhouding gekozen kan worden.