Reistijdvergoeding. Indien de werknemer, als gevolg van de organisatiewijziging te maken krijgt met een verandering van standplaats, dan plegen werknemer en werkgever overleg over consequenties van de wijziging van de standplaats. Als blijkt dat de reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt, wordt in dit overleg gesproken over een compensatie reistijd (tijd/geld).
Reistijdvergoeding a. Aan werknemers, die werken buiten de gemeente waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht – maar met uitzondering van chauffeurs en bijrijders – zal de tijd voor het gaan naar en terugkeren van het werk in salaris worden betaald, zonder de overwerktoeslag bedoeld in artikel 30.
b. Duurt het verblijf in deze gevallen langer dan 1 week achtereen, dan wordt eenmaal in de week het salaris betaald over de reisuren van het werkobject naar de woonplaats en terug.
Reistijdvergoeding. Indien de werknemer, als gevolg van de reorganisatie/organisatiewijziging te maken krijgt met een verandering van standplaats, dan plegen werknemer en werkgever overleg over consequenties van de wijziging van de standplaats. Als blijkt dat de reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt, wordt in de onderhandelingen gesproken over compensatie (tijd/geld). Voor de extra reiskosten en tijd geldt de staffel (zie 3.7): • Gedurende het eerste half jaar 100% • Gedurende het tweede half jaar 75% • Gedurende het tweede jaar 50% • Gedurende het derde jaar 25%
Reistijdvergoeding. Als de werknemer als gevolg van de organisatiewijziging te maken krijgt met een verandering van standplaats en daardoor reistijd woon-werkverkeer heeft van meer dan 1 uur enkele reis, wordt de extra reistijd boven 1 uur tot arbeidstijd gerekend, ongeacht het vervoermiddel. De extra tijd wordt als salaris uitbetaald, volgens de volgende afbouwregeling: • Gedurende het eerste half jaar 100% • Gedurende het tweede half jaar 75% • Gedurende het tweede jaar 50% • Gedurende het derde jaar 25% De werkgever zal zich inspannen de reistijd woon-werkverkeer te beperken tot maximaal 1 uur enkele reis.
Reistijdvergoeding. Recht op een vergoeding van reistijd buiten werktijd ontstaat bij het afnemen van examens buiten het werkgebied en buiten de eventueel individueel overeengekomen examenplaats. Van vergoeding is tevens sprake bij het volgen van opleidingen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de functie van examinator of TEC-medewerker.
Reistijdvergoeding a. Recht op een vergoeding van reistijd buiten werktijd ontstaat bij het afnemen van examens buiten het werkgebied en buiten de eventueel individueel overeengekomen examenplaats. Van vergoeding is tevens sprake bij het volgen van opleidingen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de functie van examinator of TEC-medewerker.
b. Indien de werkzaamheden worden verricht binnen het werkgebied respectievelijk de individueel overeengekomen examenplaats is er geen sprake van een vergoedingsregeling voor reistijd.
c. Bij het heen en weer reizen tussen het woonadres en de niet tot het werkgebied behorende examenplaats geldt bij een enkele reisafstand van meer dan 40 tot en met 70 kilometer een vergoeding van 30 minuten. Bij het heen en weer reizen tussen het woonadres en de niet tot het werkgebied behorende examenplaats geldt bij een enkele reisafstand van meer dan 70 kilometer een vergoeding van 90 minuten.
d. De vergoeding vindt plaats in de vorm van salarisbetaling, storting in het levensloopdepot of, indien de examenindeling dat toelaat, als korting op de dagindeling (op de dag waarop examens worden afgenomen in de afwijkende examenplaats). De vorm van vergoeding wordt in overleg tussen werkgever en de examinator of TEC-medewerker vastgesteld.
e. Bij verhuizing op verzoek van de medewerker wordt de oorspronkelijke vergoeding voor woon-werkverkeer en reistijd niet uitgebreid.
Reistijdvergoeding. De werknemer in losse dienst heeft tevens recht op ten minste één uurloon als reistijdvergoeding als hij zijn werkzaamheden verder dan twintig kilometer van zijn woonplaats moet verrich- ten.
Reistijdvergoeding. Indien de werknemer, als gevolg van de reorganisatie/organisatiewijziging, te maken krijgt met een verandering van standplaats, dan plegen werknemer en werkgever overleg over consequenties van de wijziging van de standplaats. Als blijkt dat de reistijd voor woon-werkverkeer met meer dan 30 minuten enkele reis toeneemt, wordt deze extra reistijd gedurende het eerste jaar als werktijd beschouwd. Gedurende het tweede jaar geldt dit voor de helft van de extra werktijd.
Reistijdvergoeding. Als blijkt dat bij een werknemer, die als gevolg van een interne organisatiewijziging te maken krijgt met een wijziging in standplaats, de reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt, wordt reistijd boven 15 minuten van de huidige reistijd als volgt aangemerkt als werktijd: - Gedurende het eerste jaar 100%; - Gedurende het tweede jaar 75%; - Gedurende het derde jaar 50%; Vanaf het vierde jaar vindt geen compensatie reistijd in werktijd meer plaats(0 %).
Reistijdvergoeding. Indien de werknemer, als gevolg van de reorganisatie/organisatiewijziging te maken krijgt met een verandering van standplaats, dan plegen werknemer en werkgever overleg over consequenties van de wijziging van de standplaats. Als blijkt dat de reistijd voor woon-werkverkeer toeneemt, wordt in de onderhandelingen gesproken over compensatie(tijd/geld). Hierbij is het uitgangspunt dat bij een toename van meer dan 30 minuten enkele reis deze meertijd betaald zal worden als werktijd. Deze vergoeding zal voor de duur van 12 maanden voor 100% worden uitbetaald, voor de volgende 6 maanden 75%, de volgende 6 maanden 50% en de laatste 12 maanden voor 25%. Na drie jaar komt de volledige reistijd voor rekening van de werknemer. De werknemer en de werkgever kunnen ook afspraken maken over afkoop van de vergoeding.