Rusttijden Voorbeeldclausules

Rusttijden a. Middagpauze: De werknemer heeft recht op een aaneengesloten middagpauze van een half uur. b. Wekelijkse rust: De werknemer heeft recht op een aaneengesloten rustperiode van 40 uur per werkweek. De wekelijkse rustperiode behoeft niet aaneengesloten te zijn als de werknemer werkt in een salon die is gevestigd: - in een gemeente waar voor het Kappersbedrijf een andere dag dan maandag geldt als collectieve sluitingsdag; - op een NS-station of een vliegveld dat is opengesteld voor intercontinentale vluchten. Afgezien van de aaneengesloten vakantieperiode van drie weken moet deze groep werknemers tenminste zeven vrije dagen op zaterdag kunnen opnemen en tenminste dertien op maandag.
Rusttijden. 1. Voor rijdend personeel geldt, onverminderd de rij- en rusttijden- wetgeving, bij een arbeidstijd van 4,5 uur: 30 minuten pauze en bij een arbeidstijd van langer dan 9 uur: 1 uur pauze. 2. Voor niet-rijdend personeel geldt bij een netto werktijd van lan- ger dan 5,5 uur: 30 minuten pauze en bij een netto werktijd van langer dan 8 uur: 1 uur pauze, mogelijk op te delen.
Rusttijden. 25.1. Indien een werknemer werkzaam in dagdienst arbeid heeft verricht tussen 10 uur voor aanvang van de voor zijn afdeling geldende standaardaanvangstijd van de normale dagdienst zullen, ter verzekering van voldoende rust, vanaf het begin van die dagdienst evenveel uren vrijaf worden gegeven als er gewerkt zijn in de bedoelde periode, vermeerderd met één uur per oproep. Op verzoek van de werknemer kan direct aansluitend hierop nog een uur vrijaf worden toegekend, in welk geval de extra reistoeslag komt te vervallen. 25.2. Het recht ontstaat echter niet wanneer: - deze arbeid is aangevangen op of na 2 uren voor het begin van de normale dagdienst (standaardaanvangstijd). - de eerstvolgende dienst volgens dienstrooster later dan 12 uur na het beëindigen van deze arbeid begint. 25.3. Wanneer de normale werktijd ten gevolge van incidenteel nachtwerk korter dan 2 uur zou worden, behoeft de werknemer in het algemeen niet meer terug te komen. 25.4. Een werknemer werkzaam in ploegendienst heeft na tenminste 12 uur onafgebroken arbeid te hebben verricht, recht op tenminste 12 uur rust.
Rusttijden. De arbeidstijden moeten op de volgende wijze onderbroken worden door rusttijden: a. bij een werkdag van meer dan 5½ uur: tenminste een half uur. b. bij een werkdag van meer dan 8 uur: tenminste ¾ uur, eventueel op te splitsen in een half uur en een kwartier. c. rusttijden van minder dan een kwartier (koffie- en theepauzes) worden tot de arbeidstijd gerekend. d. een werknemer is niet verplicht tijdens een onbetaalde rusttijd van 15 minuten of meer in de winkel te verblijven.
Rusttijden. Een werknemer is niet verplicht tijdens een onbetaalde rusttijd van 15 minuten of meer in de winkel verblijven.
Rusttijden a. Indien een werknemer werkzaam in dagdienst arbeid heeft verricht tussen 10 uur voor de aanvang van de normale dagdienst en de aanvang van deze dagdienst, zullen, ter verzekering van voldoende rust, vanaf het begin van de dagdienst evenveel uren vrijaf worden gegeven als gewerkt zijn in de bedoelde periode, vermeerderd met één uur per oproep. Op verzoek van de werknemer kan direct aansluitend hierop nog een uur vrijaf worden toegekend, in welk geval de extra reistoeslag komt te vervallen. b. Het boven genoemde recht ontstaat evenwel niet wanneer: i deze arbeid is aangevangen op of na 2 uren voor het begin van de normale dagdienst (ter bepaling van het begin van de dagdienst zal in geval van variabele werktijden de standaardaanvangstijd worden gebezigd); ii de eerstvolgende dienst volgens dienstrooster later dan 12 uur na het beëindigen van deze arbeid begint. Wanneer de normale werktijd ten gevolge van incidenteel nachtwerk korter dan 2 uur zou zijn, behoeft de werknemer in het algemeen niet meer terug te komen.
Rusttijden. Zoals per afdeling bepaald binnen de geldende wettelijk werktijdregeling.
Rusttijden. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om na de laatste oproep tussen 00.00 uur en 07.00 uur maximaal 8 uur rust te genieten. Dit betekent dat de uren die de werknemer dezelfde dag later begint dan zijn gebruikelijke werktijd rusturen zijn, die voor rekening komen van de werkgever.
Rusttijden. 1. Dagelijkse rusttijden a. De werknemer heeft recht op een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren. Deze rusttijd wordt gerekend vanaf het einde van een dienst dan wel – indien deze buiten de standplaats werd verricht – vanaf het tijdstip van terugkomst in de standplaats. b. In geval van een generale repetitie mag de rusttijd maximaal twee keer per seizoen worden teruggebracht naar ten minste 8 uur met instemming van het medezeggenschapsorgaan. c. Tussen het einde van de middag werkzaamheden en het begin van de avondwerkzaamheden geldt voor dansers een rusttijd van ten minste 2 uur.
Rusttijden. De rusttijd tussen twee diensten zal in het algemeen niet minder dan 12 uren bedragen; éénmaal per week mag een kortere rusttijd worden toegepast, welke echter tenminste 10 uren moet bedragen.