Recht op wezenpensioen Voorbeeldclausules

Recht op wezenpensioen. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer respectievelijk de gepensioneerde en de kinderen van de nagelaten partner.
Recht op wezenpensioen. Na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft recht op wezenpensioen:
Recht op wezenpensioen. 1. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de wees recht op wezenpensioen als de wees: a. nog geen 21 jaar is; b. niet betrokken is (geweest) bij een partnerschap. 2. Het pensioen gaat in op de dag volgende op de dag van overlijden. 3. Onder wees wordt verstaan: x. het kind geboren of geadopteerd tijdens een partnerschap; b. het kind dat deel uitmaakte van het gezin van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde waarvoor hij de kosten van levensonderhoud droeg; c. het kind van de vrouwelijke deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde waarmee de familierechtelijke betrekking niet door adoptie is verbroken; d. het kind voor wie de mannelijke deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op datum overlijden tot onderhoud was verplicht op grond van artikel 1 : 394 van het Burgerlijk Wetboek of bij authentieke akte.
Recht op wezenpensioen. 1. Na het overlijden van een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft zijn wees met ingang van de dag volgende op het overlijden recht op een wezenpensioen indien de wees: a. de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet heeft bereikt; en b. niet gehuwd is of gehuwd geweest is, onderscheidenlijk geen partij is of is geweest bij de aanmerking van een partner, bedoeld in artikel 1.4. 2. Onder wees wordt verstaan: a. het kind dat is geboren uit of is geadopteerd tijdens een huwelijk dan wel een relatie anders dan een huwelijk met een partner die is aangemerkt over- eenkomstig artikel 1.4; b. het kind dat deel uitmaakte van het gezin van de deelnemer, gewezen deel- nemer of gepensioneerde, niet zijnde een in onderdeel a bedoeld kind, waar- voor hij de kosten van xxxxxxxxxxx- houd droeg; c. het kind van de vrouwelijke deelne- mer, gewezen deelnemer of gepensio- neerde, niet zijnde een in onderdeel a bedoeld kind, waarmee de familierech- telijke betrekking niet door adoptie is opgehouden te bestaan; d. het kind ten opzichte van wie aan de mannelijke deelnemer, gewezen deelne- mer of gepensioneerde, ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend.
Recht op wezenpensioen. Na het overlijden van een deelnemer, gewezen deelnemer, FPU-gepensioneerde of gepensioneerde heeft zijn wees met ingang van de dag volgende op het overlijden recht op een wezenpensioen indien de wees:
Recht op wezenpensioen. 1. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de wees recht op wezenpensioen als de wees nog geen 25 jaar is. 2. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgende op de dag van het overlijden. 3. Onder wees wordt verstaan: a. de persoon die als kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ingeschreven staat in de basisadministratie, bedoeld in de Wet basisregistratie personen; b. het kind dat deel uitmaakte van het gezin van de deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde waarvoor hij de kosten van levensonderhoud droeg; c. het kind voor wie de mannelijke deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op datum overlijden tot onderhoud was verplicht op grond van artikel 1: 394 van het Burgerlijk Wetboek of bij authentieke akte. 4. Onder verzorger wordt verstaan: x. xx xxxxx van de wees indien de wees is geboren tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap; b. de persoon die de wees heeft erkend; c. de persoon die de wees heeft geadopteerd; d. de pleegouder van de wees indien dit voldoende aannemelijk wordt gemaakt; e. de persoon die op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de basisadministratie, bedoeld in de Wet Basisregistratie personen, en in het levensonderhoud van de wees voorziet. 5. De wees heeft geen recht op wezenpensioen als hij opzettelijk de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde van het leven heeft beroofd of daaraan medeplichtig is en hiervoor veroordeeld is. Recht op wezenpensioen voor overlijdens van voor 1 januari 2018 In afwijking van het eerste lid heeft de wees bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde voor 1 januari 2018 recht op wezenpensioen als de wees: a. nog geen 21 jaar is; b. niet betrokken is (geweest) bij een partnerschap.
Recht op wezenpensioen. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de wees recht op wezenpensioen als de wees nog geen 25 jaar is:
Recht op wezenpensioen. 1. Een wees die jonger is dan 21 jaar en ongehuwd is, heeft recht op wezenpensioen: a) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden deelnemer was; b) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden gewezen deelnemer was met recht op ouderdomspensioen, op een al dan niet ingegaan vervroegd ouderdomspensioen of op een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement en de wees is geboren uit een huwelijk, gesloten voor het einde van het deelnemerschap, dan wel voor dit tijdstip was gewettigd, geadopteerd of pleegkind was geworden; c) indien de vader of de moeder op het tijdstip van zijn of haar overlijden gewezen deelnemer was en krachtens het bepaalde in artikel 10, lid 1 onder c), uitzicht had op recht op ouderdomspensioen en de wees - is geboren uit een huwelijk, gesloten voor het einde van het deelnemerschap, dan wel voor dit tijdstip was gewettigd of geadopteerd of pleegkind was geworden, en - niet later is geboren dan op de 306e dag na het einde van het deelnemerschap of, indien de gewezen deelnemer daarna een voor het overlijden geëindigd recht op invaliditeitspensioen heeft gehad, na het einde daarvan. 2. Een wees die 21 jaar of ouder is en ongehuwd is, heeft recht op wezenpensioen indien hij: - gesteld dat hij jonger dan 21 jaar zou zijn geweest recht op wezenpensioen zou hebben gehad, alsmede - studerend of gebrekkig is, en - jonger is dan 27 jaar, en - uitsluitend of in belangrijke mate door of voor rekening van de overleden deelnemer of gewezen deelnemer zou worden onderhouden indien deze nog in leven zou zijn geweest.
Recht op wezenpensioen. 1. In dit artikel wordt als kind beschouwd hij, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en niet gehuwd is of gehuwd is geweest. 2. Waar in dit artikel wordt gesproken van huwelijk, wordt mede bedoeld het geregistreerde partnerschap. 3. Recht op wezenpensioen hebben, na het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn eigen kinderen, zijn aangehuwde kinderen en zijn pleegkinderen mits zij zijn geboren vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de overledene. 4. Kinderen worden beschouwd als eigen kinderen: Voor de vrouwelijke deelnemer: - Kinderen geboren uit vrouwelijke deelnemer; Voor de mannelijke deelnemer: - Voor de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is xxxxxx, dan wel wiens kind binnen 306 dagen na zijn dood uit dit huwelijk wordt geboren; - In geval van wettelijke erkenning van het kind door de man; - In geval van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (volgens art. 1:199 BW); Voor de vrouwelijke en mannelijke deelnemer: - In geval van een adoptie door de deelnemer naar de regelen van de wet; - In geval waarin door de deelnemer onderhoudsplicht op grond van Boek 1 BW is opgelegd, of indien deze plicht door hem bij authentieke akte is erkend. 5. Een pleegkind wordt als zodanig aangemerkt indien het conform de regeling van de Anw als pleegkind wordt aangemerkt. 6. De categorie pleegkinderen die (half)wees worden tussen hun achttiende en eenentwintigste jaar verkrijgen recht op een wezenpensioen ingevolge deze pensioenregeling, indien zij op grond van de Anw ook recht op wezenpensioen zouden hebben verkregen, doch uitsluitend door het bereiken van de achttienjarige leeftijd dit recht niet hebben verkregen.

Related to Recht op wezenpensioen

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Toepasselijk recht en geschillen 1. Op alle rechtsbetrekkingen waarbij Xxxxxxxxx partij is, is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing, ook indien aan een verbintenis geheel of gedeeltelijk in het buitenland uitvoering wordt gegeven of indien de bij de rechtsbetrekking betrokken partij aldaar woonplaats heeft. De toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag wordt uitgesloten. 2. De rechter in de vestigingsplaats van Gebruiker is bij uitsluiting bevoegd van geschillen kennis te nemen, tenzij de wet dwingend anders voorschrijft. Niettemin heeft Xxxxxxxxx het recht het geschil voor te leggen aan de volgens de wet bevoegde rechter. 3. Partijen zullen eerst een beroep op de rechter doen nadat zij zich tot het uiterste hebben ingespannen een geschil in onderling overleg te beslechten.

  • Toepasselijk recht en geschillenbeslechting 13.1. De Verwerkersovereenkomst en de uitvoering daarvan worden beheerst door Nederlands recht. 13.2. Alle geschillen, welke tussen Partijen mochten ontstaan in verband met de Verwerkersovereenkomst, zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter voor het arrondissement waarin Verwerker gevestigd is.

  • Recht op uitkering De aanspraak op uitkering en/of vergoeding wordt door de verzekeraar beoordeeld aan de hand van gegevens van door hem aan te wijzen medische en andere deskundigen.

  • Toepasselijk recht en geschillenregeling 1. Op deze algemene voorwaarden is Nederlands Recht van toepassing. 2. Geschillen tussen de cliënte enerzijds en de kraamzorgaanbieder anderzijds over de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst, kunnen zowel door de cliënte als door de kraamzorgaanbieder schriftelijk aanhangig worden gemaakt bij de geschillencommissie Verpleging Verzorging en Thuiszorg Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx). 3. Ten aanzien van geschillen over aansprakelijkheid voor schade is de geschillencommissie slechts bevoegd als de vordering een financieel belang van 5.000 euro niet te boven gaat. 4. Een geschil wordt door de geschillencommissie slechts in behandeling genomen, als de cliënte zijn klacht eerst volledig en duidelijk omschreven in overeenstemming met artikel 22 schriftelijk bij de kraamzorgaanbieder heeft ingediend. 5. Een geschil dient binnen drie maanden na het ontstaan ervan zoals aangegeven in artikel 22 lid 4 bij de geschillencommissie aanhangig te worden gemaakt. 6. Wanneer de cliënte een geschil voorlegt aan de geschillencommissie, is de kraamzorgaanbieder aan deze keuze gebonden. Als de kraamzorgaanbieder een geschil aan de geschillencommissie wil voorleggen, moet hij de cliënte vragen zich binnen vijf weken schriftelijk uit te spreken of zij daarmee akkoord gaat. De kraamzorgaanbieder dient daarbij aan te kondigen dat als de cliënte daarmee niet akkoord gaat hij zich na het verstrijken van voornoemde termijn vrij zal achten het geschil bij de rechter aanhangig te maken. 7. De geschillencommissie doet uitspraak met inachtneming van de bepalingen van het voor haar geldende reglement dat kan worden opgevraagd bij de geschillencommissie. De geschillencommissie beslist in de vorm van een bindend advies. 8. De cliënte is voor de indiening van een geschil een vergoeding verschuldigd. 9. Geschillen kunnen ter beslechting uitsluitend worden voorgelegd aan de hierboven genoemde geschillencommissie of aan de rechter.

  • Toepasselijk recht, geschillen 1. Op alle overeenkomsten en aanbiedingen waarop deze Algemene Voorwaarden geheel of gedeeltelijk betrekking hebben is het Nederlandse recht van toepassing en zijn de bepalingen van het Weens koopverdrag uitdrukkelijk uitgesloten. 2. Geschillen met betrekking tot of voortvloeiend uit aanbiedingen en/of overeenkomsten waarop deze voorwaarden van toepassing zijn kunnen door Koper slechts worden voorgelegd aan de Nederlandse rechter die bevoegd is in het gebied waar Verkoper is gevestigd. Verkoper heeft het recht ervoor te kiezen geschillen voor te leggen aan de bevoegde rechter in het gebied waar Koper is gevestigd, dan wel aan de Nederlandse rechter in het gebied waar Verkoper is gevestigd. 3. In afwijking van het bepaalde onder lid 2 kunnen Verkoper en Koper overeenkomen een eventueel geschil voor te leggen aan een arbitragecommissie die handelt volgens het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage-instituut, wiens uitspraak door beide partijen als bindend wordt aanvaard.

  • Toepasselijk recht, klachten en geschillen Op de voorwaarden Risicoverdeling Cascoschade is Nederlands recht van toepassing. Bij ons staat het belang van de klant voorop. Hebt u toch een klacht, dan kunt u dit melden bij onze Driver Desk (036 – 547 4466). U kunt uw klacht ook schriftelijk indienen bij Athlon t.a.v. Directie, Xxxxxxx 00000, 0000 XX XXXXXX. Athlon streeft ernaar klachten naar tevredenheid af te handelen. Xxxx u desondanks ontevreden? Dan is de Rechtbank te Amsterdam bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen voortvloeiende uit of verband houdende met deze voorwaarden.

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer die tijdens het deel- nemerschap arbeidsongeschikt is geworden, terzake van die tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid. 2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegenpensioengrondslag boven het maximum WIA-uitkeringsdagloon conform de Wet financiering Sociale Verzekeringen. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd op het opbouwgrensbedrag. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris, de ploegenpensioengrondslag en het maximum WIA-uitkeringsdagloon, zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. 4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspen- sioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel: Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van Bedraagt het uitkeringspercentage 80% of meer 100% 65% tot 80% 72,5% 55% tot 65% 60% 45% tot 55% 50% 35% tot 45% 40% 0% tot 35% 0% De mate van arbeidsongeschiktheid geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde percentage. De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld: Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven. 5. In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. 6. Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is. Het pensioenfonds kan de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen weigeren als de deelnemer binnen een half jaar· na aanvang van het deelnemerschap, zijn werkzaamheden (deels) staakt wegens ziekte en de gezondheidstoestand van de werknemer dit ten tijde van aanvang van het deelnemerschap kennelijk moest doen verwachten. De periode van een half jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer bij het pensioenfonds of een andere pensioenuitvoerder direct voorafgaand op een vergelijkbaar niveau dekking had voor hetzelfde risico. 7. In geval van arbeidsongeschiktheidspensioen wegens arbeidsongeschiktheid van een deeltijd- werknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage van het pensioengevend salaris en de ploegenpensioengrondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. 8. vervallen – 9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.

  • Toepasselijk recht en geschilbeslechting 1. Op Overeenkomsten welke Main sluit met Opdrachtnemer is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. 2. Alle geschillen voortvloeiende uit Overeenkomsten, welke Main sluit met Opdrachtnemer of uit andere overeenkomsten ter uitvoering hiervan, zullen met uitsluiting van iedere andere rechter, door de bevoegde rechter van de Rechtbank Amsterdam worden beslecht. 3. Afgezien van hetgeen onder artikel 15 lid 2 van deze algemene voorwaarden is bepaald, behoudt Main zich het recht voor om Opdrachtnemer te dagen voor de bevoegde rechterlijke instantie van de woon- of vestigingsplaats van Opdrachtnemer.

  • Toepasselijk recht en bevoegde rechtbanken Het Belgisch recht en de dwingende bepalingen van de Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en van de diverse uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing op het contract. De niet-dwingende bepalingen van de Wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen gelden eveneens, behalve wanneer ervan wordt afgeweken in deze Algemene of in de Bijzondere Voorwaarden. Alle geschillen in verband met dit contract behoren uitsluitend tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.