Common use of Uitvoeringsvoorwaarde Clause in Contracts

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies van de IAO te respecteren , en in het bijzonder: 1° het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefening), 1958); 5° de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren respecteren, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° °van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren respecteren, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren respecteren, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, opdracht de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren respecteren, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, opdrachtnemer en kan, kan op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies van de IAO te respecteren , en in het bijzonder: 1° het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefening), 1958); 5° de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk xxxxxxxx besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies van de IAO te respecteren , en in het bijzonder: 1° het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefening), 1958); 5° de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). ) Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren IAO, en in het bijzonderbijzonder : 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° . het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). te respecteren. Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht. 15.2. Plaats waar de leveringen moeten worden uitgevoerd en formaliteiten. 15.2.1. Plaats waar de leveringen moeten worden uitgevoerd. 15.2.2. Evaluatie van de uitgevoerde leveringen.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren respecteren, en in het bijzonderbijzonder : 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies van de IAO te respecteren , en in het bijzonder: 1° het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie orga- nisatie en collectief overleg, 1949); 4° het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefening), 1958); 5° de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen vor- men van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zichverbindt zich ertoe om, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisverdragen van de IAO na te respecteren leven, en in het bijzonder: 1° het . Het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het . Het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het . Het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° het . Het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° de . De minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren Niet-naleving van dit engagement deze verbintenis van wordt op basis grond van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° °van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald tot het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zichverbindt zich ertoe, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO IAO, te respecteren respecteren, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en deze verbintenis kan, op basis van artikel 4720, § 2§1, 14° van de Algemene aannemingsvoorwaarden, bijgevoegd bij het ko- ninklijk besluit Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 26 september 1996, aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, maatregelen van ambtswege voorzien in § 6 van hetzelfde artikel en meer bepaald het eenzijdig verbreken tot de eenzijdige verbreking van de opdracht. Deze uitvoeringsvoorwaarde is eveneens van toepassing op eventuele onderaannemers. 15.2. Plaats waar de diensten moeten worden uitgevoerd en formaliteiten. 15.2.1. Plaats waar de diensten moeten worden uitgevoerd. 15.2.2. Evaluatie van de uitgevoerde diensten. 15.3. Het team aangesteld voor het beheer van de betrekkingen met de DCK

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies van de IAO te respecteren , en in het bijzonder: 1° het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende betref fende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende be treffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling tewerkstellin g en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefening), 1958); 5° de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nrnr . 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° °van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° °van het ko- ninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO te respecteren IAO, en in het bijzonderbijzonder : 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° . het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999)) te respecteren. Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht. 15.2. Plaats waar de leveringen moeten worden uitgevoerd en formaliteiten. 15.2.1. Plaats waar de leveringen moeten worden uitgevoerd.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zichverbindt zich ertoe om, gedurende de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisverdragen van de IAO na te respecteren leven, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 nr.29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 nr.105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende nr.87 over vakbondsvrijheid en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrechtvakbondsrecht, 1948); 3° . het recht van op organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 nr.98 betreffende het recht van op organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 nr.100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 nr.111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 nr.138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 nr.182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). Het niet respecteren ) Niet-naleving van dit engagement deze verbintenis wordt op basis grond van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.

Uitvoeringsvoorwaarde. De inschrijver engageert zich, gedurende verbindt zich er toe om tijdens de volledige uitvoering van de opdracht, de 8 ba- sisconventies basisconventies van de IAO na te respecteren leven, en in het bijzonder: 1° . het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en verdrag nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957); 2° . het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948); 3° . het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949); 4° . het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en verdrag nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroeps- uitoefeningberoepsuitoefening), 1958); 5° . de minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999)) te respecteren. Het niet respecteren van dit engagement wordt op basis van artikel 44, § 1, 1° van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 beschouwd als het niet uitvoeren van de opdracht vol- gens volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten, wat aanleiding zal geven tot het in gebreke stellen van de opdrachtnemer, en kan, op basis van artikel 47, § 2, 1° 2 van het ko- ninklijk koninklijk besluit van 14 januari 2013 aanleiding geven tot de toepassing van ambtshalve maat- regelenmaatregelen, meer bepaald het eenzijdig verbreken van de opdracht.