WGA-hiaatpensioen Voorbeeldclausules

WGA-hiaatpensioen. 1. Het jaarlijks WGA-hiaatpensioen is gelijk aan het product van 70% van het uitkeringspercentage en het verschil tussen de arbeidsongeschiktheidsgrondslag en het wettelijk minimumloon op jaarbasis. 2. Onder arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt verstaan het Pensioengevend Salaris. Voor de vaststelling van het WGA-hiaatpensioen wordt uitgegaan van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag en het wettelijk minimumloon per 1 januari zoals dat gold 52 weken na aanvang van de Ziekte waaruit de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan. De arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt maximaal in aanmerking genomen tot het loon op jaarbasis waarover de WGA-uitkering uit hoofde van de WIA wordt berekend. 3. Het in lid 1 bedoelde uitkeringspercentage bedraagt bij een Arbeidsongeschiktheid van: 0-35%: 0%; 35-45%: 40%; 45-55%: 50%; 55-65%: 60%; 65-80%: 72,5%; 80% of meer: 100%. 4. De Deelnemer die op de eerste dag van de vervolguitkering voor minder dan 50% van zijn Restverdiencapaciteit werkzaam is bij de Werkgever als gevolg van een onvoldoende aanbod van werk door de Werkgever, heeft recht op WGA-hiaatpensioen. Het jaarlijks WGA-hiaatpensioen gaat in op de datum waarop de vervolguitkering van de WGA-uitkering ingaat. Het jaarlijks WGA- hiaatpensioen wordt uitgekeerd zolang deze vervolguitkering ingevolge de WIA voortduurt, dan wel de eerder gelegen Ingangsdatum. 5. Bij herziening van het uitkeringspercentage als gevolg van een wijziging in de mate van Arbeidsongeschiktheid, wordt het WGA-hiaatpensioen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de herziening plaatsvindt, dienovereenkomstig aangepast. De Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van het in dit lid bedoelde uitkeringspercentage.
WGA-hiaatpensioen. De WGA-vervolguitkering is maximaal 70% van het minimumloon. Alles wat u per jaar méér verdiende voordat u arbeidsongeschikt werd, telt dus niet mee in de berekening van uw WGA-vervolguitkering. Voor dit deel vult PFZW uw WGA-vervolguitkering aan tot 70% van het maximum jaarloon. Als u meer verdiende dan het maximum jaarloon voordat u arbeidsongeschikt werd, heeft u daarvoor waarschijnlijk al een WIA-excedentpensioen. Dit loopt gewoon door. U kunt dus tegelijk recht hebben op een WGA-hiaatpensioen en een WIA-excedentpensioen. Wij berekenen het WGA-hiaatpensioen op basis van: • het bruto salaris op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin uw WGA-uitkering ingaat. Hierbij houden wij rekening met de onregelmatigheidstoeslag van de twee voorafgaande jaren • het minimumloon • het maximum jaarloon • het arbeidsongeschiktheidspercentage dat PFZW heeft bepaald aan de hand van uw restverdiencapaciteit.
WGA-hiaatpensioen. 1. Het WGA-hiaatpensioen wordt toegekend aan de deelnemer die een vervolguitkering ontvangt als bedoeld in artikel 60, eerste lid sub b van de WIA. 2. Het WGA-hiaatpensioen gaat in op de dag waarop de vervolguitkering ingaat en wordt uitgekeerd zolang deze vervolguitkering voortduurt, maar uiterlijk tot de pensioeningangsdatum. 3. Het WGA-hiaatpensioen is gelijk aan het verschil tussen de loonaanvullingsuitkering van de WGA- uitkering die de deelnemer op grond van artikel 61, vierde tot en met het zesde lid van de WIA zou hebben ontvangen indien de deelnemer tenminste 50 procent van zijn overblijvende verdiencapaciteit als bedoeld in artikel 61, vierde lid van de WIA zou hebben benut en de vervolguitkering van de WGA-uitkering die de deelnemer ontvangt. 4. Bij het vaststellen van de hoogte van het WGA-hiaatpensioen wordt uitgegaan van de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die door het UWV is vastgesteld. Indien en voor zolang het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA niet heeft vastgesteld, wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage als volgt vastgesteld: − Het maatmansalaris verminderd met het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden gedeeld door het maatmansalaris. − Als maatmansalaris wordt aangemerkt het salaris dat als zodanig door het UWV wordt opgegeven. De deelnemer die een WGA-hiaatpensioen ontvangt dient het pensioenfonds onmiddellijk op de hoogte te stellen van een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid, dan wel van andere gegevens die voor de vaststelling van de hoogte van het WGA-hiaatpensioen relevant zijn. 5. Indien de deelnemer overeenkomstig artikel 10, derde lid besluit tot vermindering van werkzaamheden waardoor de deelnemer minder dan 50 procent van de restverdiencapaciteit gaat benutten, kan de deelnemer geen aanspraak maken op het WGA-hiaatpensioen. 6. Geen aanspraak op WGA-hiaatpensioen bestaat indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is. Bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid na aanvang van het deelnemerschap wordt een WGA-hiaatpensioen over de toename toegekend. 7. In geval van een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid tijdens het dienstverband wordt het WGA-hiaatpensioen opnieuw overeenkomstig dit artikel vastgesteld. 8. In geval van vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid nadat het dienstverband is beëindigd, wordt het WGA-hiaatpensioen opnieuw overeenkomstig dit artikel vastgesteld. Verhoging van de mate va...

Related to WGA-hiaatpensioen

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem. De opbouw per jaar bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van het betreffende jaar. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.

  • Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 50% van het te bereiken ouderdomspen- sioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer die tijdens het deel- nemerschap arbeidsongeschikt is geworden, terzake van die tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid. 2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegenpensioengrondslag boven het maximum WIA-uitkeringsdagloon conform de Wet financiering Sociale Verzekeringen. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd op het opbouwgrensbedrag. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris, de ploegenpensioengrondslag en het maximum WIA-uitkeringsdagloon, zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. 4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspen- sioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel: Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van Bedraagt het uitkeringspercentage 80% of meer 100% 65% tot 80% 72,5% 55% tot 65% 60% 45% tot 55% 50% 35% tot 45% 40% 0% tot 35% 0% De mate van arbeidsongeschiktheid geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde percentage. De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld: Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven. 5. In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. 6. Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is. Het pensioenfonds kan de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen weigeren als de deelnemer binnen een half jaar· na aanvang van het deelnemerschap, zijn werkzaamheden (deels) staakt wegens ziekte en de gezondheidstoestand van de werknemer dit ten tijde van aanvang van het deelnemerschap kennelijk moest doen verwachten. De periode van een half jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer bij het pensioenfonds of een andere pensioenuitvoerder direct voorafgaand op een vergelijkbaar niveau dekking had voor hetzelfde risico. 7. In geval van arbeidsongeschiktheidspensioen wegens arbeidsongeschiktheid van een deeltijd- werknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage van het pensioengevend salaris en de ploegenpensioengrondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. 8. vervallen – 9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.

  • Pensioenen Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

  • Pensioenopbouw De pensioenopbouw is gebaseerd op het volledige salaris bij de oorspronkelijke arbeidsduur. De pensioenopbouw wordt voortgezet onder de normale verdeling van werkgevers- en werknemerspremie. Het geldende pensioenreglement van ABP is bepalend.

  • Pensioen Voor de werknemer die als overheidswerknemer in de Wet Privatisering ABP (Stb.1995, nr. 639) wordt aangemerkt, geldt met betrekking tot de pensioenvoorziening het bepaalde in het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

  • Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise. Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari. Voor part- timers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.

  • Pensioenreglement Het pensioenreglement van het Fonds dat geldt vanaf 1 januari 2018 en dat betrekking heeft op de Anw-hiaat pensioenregeling die is ondergebracht in het Fonds en voor het laatst is gewijzigd per 1 januari 2022.

  • Pensioenfonds Voor de bedrijfstak linnenverhuur- en wasserijbedrijven en textielreinigingsbedrijven bestaat een pensioenfonds genaamd stichting bedrijfstakpensioenfonds mode, interieur-, tapijt- en textielindustrie. De rechten voortvloeiende uit dit fonds zijn geregeld in de Statuten en het Pensioenreglement. Zowel werkgever als werknemer zijn verplicht deel te nemen aan dit Bedrijfstakpensioenfonds en de Statuten en het Pensioenreglement van dit Bedrijfstakpensioenfonds na te leven. Genoemde pensioenregeling is niet van toepassing op vakantiewerkers en stagiaires.