WW-uitkering. Uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
WW-uitkering. 1. De ex-werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd op grond van artikel 7:669 lid 3 sub a BW en die een WW-uitkering ontvangt, heeft recht op: - begeleiding naar ander werk, waarvoor een transferbudget van ten minste € 5.000,- door de ex- werkgever beschikbaar wordt gesteld; - voorrang op vrijgekomen, passende functies binnen de organisatie bij geschiktheid of indien hij binnen een redelijke termijn geschikt gemaakt kan worden; - een aanvullende uitkering; en - een aansluitende uitkering.
2. Werkgever en werknemer kunnen afspraken maken over de wijze waarop dit recht wordt uitgevoerd. Een eventueel resterend transferbudget wordt niet aan de werknemer uitbetaald, maar valt terug aan de werkgever.
3. Op de aanvullende en aansluitende uitkering zijn de begrippen en bepalingen van de Werkloosheidswet van toepassing, voor zover relevant en naar aard en strekking toepasbaar. Dit zijn onder meer:
a. het dagloon;
b. de betalingssystematiek;
c. de bepalingen over het einde en de herleving;
d. het volledige verplichtingen- en sanctieregime;
x. xx xxxxxx over anticumulatie en verrekening; en
f. de regels met betrekking tot scholing en onbeloonde activiteiten.
4. Indien de ex-werknemer geen uitkering wordt toegekend omdat hij zich als remplaçant heeft gesteld, heeft hij overeenkomstige aanspraken op grond van dit hoofdstuk. De ex-werkgever betaalt in dat geval een uitkering ter hoogte van de niet toegekende WW-uitkering uit.
WW-uitkering a. Heeft de werknemer recht op een WW-uitkering, omdat de werkgever op grond van het bepaalde onder 3.9.1, 3.9.2 of 3.9.3 niet of niet langer verplicht is zijn salaris te betalen, dan vult de werkgever deze uitkering aan tot het bedrag van dit salaris.
b. Als de werknemer in de situaties, zoals bedoeld onder 3.9.2 of 3.9.3 geen recht heeft op een WW-uitkering, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 15 t/m 21 van de Werkloosheidswet, betaalt de werkgever het salaris door.