Loondoorbetaling tijdens eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid Voorbeeldclausules

Loondoorbetaling tijdens eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid. 3.1 De medewerker heeft gedurende de eerste 104 weken dat hij de bedongen arbeid niet verricht omdat hij daartoe door arbeidsongeschiktheid verhinderd is, recht op loondoorbetaling, onverminderd de mogelijkheden van werkgever om op grond van het bepaalde in art. 7: 629 BW* de loondoorbetaling te beëindigen of te verminderen. Op grond van het bepaalde in lid 11 van dat artikel kan de loondoorbetalingsperiode van 104 weken worden verlengd. 3.2 De loondoorbetaling bedraagt: • gedurende de eerste 6 maanden 100% • gedurende de daaropvolgende 6 maanden 90% • gedurende de daaropvolgende 6 maanden 80% • gedurende de daaropvolgende 6 maanden 70% van het naar tijdruimte vastgestelde inkomen. 3.3 Indien een medewerker volledig meewerkt aan re-integratie zal in afwijking van de staffeling in lid 3.2, gedurende de eerste twee ziektejaren 100% loondoorbetaling plaatsvinden. Hierbij geldt voor een medewerker die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is als voorwaarde dat hij op verzoek van werkgever, in het kader van de aanvraag van een verkorte wachttijd voor een IVA-uitkering, moet meewerken aan het aanvragen van deze uitkering. Indien hij hieraan niet meewerkt ontvangt hij na de eerste 26 weken 90% van het naar tijdruimte vastgesteld inkomen. a Indien de medewerker een fluctuerend inkomensbestanddeel heeft (bijv. de medewerker Bedrijfsbeveiligingsdienst), wordt hiervoor het gemiddelde genomen van hetgeen hij heeft verdiend over de laatste 12 maanden direct voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid. b De medewerker in de salarisgroepen 73 t/m 79 bouwt gedurende de eerste 30 dagen van arbeidsongeschiktheid normaal commissie op. Na 30 dagen ontvangt hij, indien de totale commissie gemeten over de volledige ziekteperiode lager is dan het niveau van de gemiddelde betaalde commissie over de 12 voorafgaande maanden, een aanvulling tot aan dit laatste niveau. 3.5 Voor de berekening van de in lid 3.1 genoemde periode van 104 weken, worden perioden waarin de medewerker tengevolge van arbeidsongeschiktheid verhinderd is geweest te werken, samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. 3.6 Voor de beoordeling of er sprake is van arbeidsongeschiktheid, zal werkgever het oordeel volgen van de bedrijfsarts. Als de medewerker het niet eens is met een hersteldverklaring van de bedrijfsarts, kan hij overeenkomstig het bepaalde in art. 7: 629a BW*, binnen 3 werkdagen, een deskundigenoordeel (second opinion) vragen aan een deskundige die door het ...

Related to Loondoorbetaling tijdens eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid

  • Arbeidsongeschiktheid 1. De werknemer die door arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn arbeid te verrichten, is verplicht zich te onderwerpen aan de medische- en lekencontrole die krachtens de sociale verzekeringswetten, inclusief Arbodienst en Arbowet en enig bedrijfsreglement, worden bepaald en/of uitgeoefend. 2. De werknemer die door arbeidsongeschiktheid de bedongen arbeid niet verricht, dient zich voor wat betreft de melding aan de werkgever, controle- en re-integratievoorschriften, te houden aan de binnen de onderneming geldende regels van de Arbodienst. 3. In geval van arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer in beginsel recht op een uitkering van 100 procent van het voor hem geldende brutoloon gedurende 52 weken, gevolgd door een nieuwe periode van 52 weken met een uitkering van 70 procent over het voor hem geldende brutoloon. Indien het bedrag dat op grond van dit lid wordt doorbetaald aan de werknemer lager zou zijn dan het bedrag waarop de werknemer recht heeft op grond van artikel 7:629 BW, dan moet voor de doorbetaling worden uitgegaan van het laatstgenoemde bedrag. 4. In enig kalenderjaar wordt op de uitkering bij arbeidsongeschiktheid, met inachtneming van het Wettelijk Minimumloon, per ziekmelding de aftrek van een aantal wachtdagen toegepast. Het aantal wachtdagen dat wordt afgetrokken bedraagt vanaf de eerste ziekmelding 1 wachtdag, met een maximum van 2 wachtdagen per kalenderjaar. 5. In het geval van opeenvolgende ziekmeldingen wordt de aftrek van een aantal wachtdagen, met inachtneming van een onderbreking van minder dan vier weken en voor zover er sprake is van hetzelfde ziektegeval, niet opnieuw toegepast. Indien de werknemer niet voldoet aan de voor hem geldende verplichtingen bij arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, heeft de werkgever het recht de uitkering te verlagen tot 70 procent van het brutoloon.