Context Voorbeeldclausules

Context. De voorbije jaren heeft het RIZIV al verschillende initiatieven genomen ter bevordering van een doelmatige zorg, zijnde o.a. de ontwikkeling van de evaluatieprojecten (door de DGEC), de opmaak van een performantierapport voor de huisartsgeneeskunde (door de DGV), het opmaken van analyses van het voorschrijfgedrag per geneesheer en de communicatie van de resultaten ervan (door de DGV), de analyses inzake de regionale uitgaven voor geneeskundige verzorging,… Het RIZIV wenst de komende jaren verder op dit thema “Aanklampend beleid” in te zetten. Via een uitgebreid administratief instrumentarium zal getracht worden de onverantwoorde variabiliteit in de uitgaven terug te dringen en ongepast gebruik te verminderen. Zoals het opsporen van obsolete technieken, onverklaarbare consumptiepatronen en praktijkvariaties, het identificeren van geografische verschillen en van niet op evidentie gestoelde voorschijf- of prestatiepraktijken. In het Regeerakkoord van 2014 is de nadruk op doelmatigheid als volgt opgenomen: “Er wordt met alle belanghebbenden een taskforce “doelmatige zorg” opgestart die verspillingen detecteert en voorstellen doet voor meer doelmatigheid, kwaliteit en patiëntveiligheid. De mogelijkheid wordt voorzien om in het kader van het overleg tussen de stakeholders op het RIZIV convenanten inzake het gepast gebruik van de zorg af te sluiten, die het kader creëren waarin de verschillende actoren van de ziektekostenverzekering samenwerken om de zorgverlening zo doelmatig als mogelijk te organiseren (formuleren van guidelines, opsporen en tegenwerken van verspilling of oneigenlijk gebruik, monitoringmechanismen, ...). Belangrijke en niet verrechtvaardigde praktijkvariaties die niet berusten op objectieve criteria kunnen, indien ze niet geremedieerd worden, leiden tot sancties.” In uitvoering van de beslissingen van de Taskforce 2013 (cfr. ARGV 2013/070), om het optimale gebruik van de middelen van de verzekering geneeskundige verzorging door de zorgverleners en alle gezondheidsactoren aan te moedigen, stelt het RIZIV voor om een geïntegreerde, systematische en geleidelijke aanpak te ontwikkelen, gebaseerd op complementariteit en synergie. Dit concept bevat een geïntegreerde aanpak, met volgende belangrijke principes: - een geïntegreerde en systematische aanpak: alle gezondheidsthema’s moeten op geïntegreerde wijze kunnen worden geanalyseerd, rekening houdend met patiëntenkenmerken, kenmerken van de verstrekker en van diens praktijkcontext. Dit veronderstelt ...
Context. 1.1. Aansluitend op de regeringsmaatregelen die tot gevolg hadden dat geen volledige indexering van de honoraria in 2017 werd toegepast, werden na overleg tussen de Regering en de NCAZ een aantal wettelijke aanpassingen geconcretiseerd in de wet van 11 augus- tus 2017. Deze aanpassingen beoogden in de eerste plaats het wettelijk kader bij het afsluiten van meerjarige akkoorden te preciseren. Voortaan zal bij het akkoord een financieel meerjarenkader worden gevoegd. Het betrokken akkoord en het financieel kader ervan zal ook aan de Regering worden voorgelegd ter goedkeuring. Verder werd de stemprocedure in het Verzekeringscomité aangepast. Voorstellen die betrekking hebben op de begrotingsdiscussie vereisen voortaan een meerderheid zowel op de bank van de zorgverleners als op de bank van de ziekenfondsen. De NCAZ heeft ook kennis genomen van de brief van 13 okto- ber 2017 waarbij de draagwijdte van de bepalingen van voornoemde wet werd gepreciseerd door het RIZIV, met instemming van de Beleidscel van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Ook werd een wetsontwerp ingediend dat voorziet in de toekenning van sociale voordelen voor geconventioneerde artsen die een beroeps- activiteit verder zetten na de pensioengerechtigde leeftijd bereikt te hebben. Tenslotte heeft de NCAZ via de Algemene Raad kennis genomen van het voorontwerp van wet inzake de laagvariabele zorg . De NCAZ dringt erop aan om bij de uitvoering ervan rekening te houden met de voorstellen die aan de Minister werden overgemaakt met betrekking tot de uitsluiting uit het toepassingsgebied van de honoraria voor in consult bijgeroepen artsen bij hospitalisatie, met betrekking tot de tijdelijke verhoging van de berekeningsbasis van de ereloonsupplementen met 15% en met betrekking tot het invoeren van twee patiëntengroepen bij een vaginale bevalling naargelang er al dan niet een epidurale verstrekking wordt verleend. Bovendien herinnert de NCAZ aan het afsprakenkader van 25 januari 2017 (Doc. NCAZ 2017/03) waarin de wens werd uitgedrukt om rekening te houden met de bekommernis om een strategische en operationele betrokkenheid van artsen in de governance van de toekomstige ziekenhuisnetwerken te waarborgen. Rekening houdend met deze elementen maar ook vanuit de wens om de tariefzekerheid van de patiënten te blijven vrijwaren, wordt voorliggend akkoord afgesloten. [C − 2018/10621] Approbation des conventions entre les prestatai- res de soins, et les organismes assureurs en exécution de l’arti...
Context. Als gevolg van de economische crisis en de verhuurdersheffing was de gemiddelde huurprijsont- wikkeling de afgelopen jaren hoger dan de gemiddelde inkomensontwikkeling. Daarbij spelen ook demografische oorzaken een rol, zoals vergrijzing en gezinsverdunning. Steeds meer huishoudens met een laag inkomen hebben moeite om rond te komen. Het betaalbaar maken/houden van de sociale huurvoorraad in Noordwijk is daarmee voor partijen een van de kernopgaven. Sinds 1 januari 2016 is de wet Passend Toewijzen van kracht. Aan woningzoekenden uit de primaire doelgroep moet een ‘betaalbare’ woning worden toegewezen, d.w.z. onder de aftoppingsgrenzen van € 586 resp. € 626. Met als gevolg dat, uitgaande van de reguliere streefhuur van de NWS, een groot deel van de sociale huurvoorraad niet langer toegankelijk zou zijn voor deze groep, die ca. 70% van de populatie actief woningzoekenden uitmaakt. De NWS heeft in overleg met de gemeente en de SHN haar streefhuurbeleid hierop aangepast: binnen de sociale huurvoorraad worden streefhuren zodanig afgetopt dat 70% onder de hoogste aftoppingsgrens ligt; en daarvan weer 80% onder de laagste aftoppingsgrens. Daarmee zijn de prijsverhoudingen in het aanbod afgestemd op de inkomensverhoudingen aan de vraagzijde. Dit aftopbeleid is bedoeld als een tijdelijke maatregel. D.m.v. nieuwbouw, verkoop en liberalisatie moeten op termijn de prijsverhoudingen binnen de sociale huurvoorraad langs een natuurlijke weg aansluiten bij de lokale woningvraag. Daarnaast moet een hogere doorstroming ertoe leiden dat de beschikbare voorraad doelmatiger benut wordt. Doelen 10 jaar: • Realiseren van duurzaam gelijkwaardige slaagkansen voor lage inkomens d.m.v. nieuwbouw (lange termijn) en huurprijsbeleid (korte termijn). • Uitbreiden van de ‘bereikbare’ voorraad door nieuwbouw onder de aftoppingsgrenzen. • Wensvoorraad ultimo 2030: 2650 sociale huurwoningen; waarvan 1900 woningen (ca. 70%) < hoogste aftoppingsgrens; waarvan 1520 woningen (80%) < laagste aftoppingsgrens. • Zolang als nodig aftoppen van huurprijzen bij mutatie, tot de aftoppingsgrenzen. • Zolang als nodig labelen naar inkomen en huishoudengrootte. • Gematigd huurbeleid, binnen de kaders van de Wet Doorstroming Huurmarkt (huursom- benadering). Nr. Inhoud Cat.
Context. Vanwege het succes van bovenstaande behaalde doelen is het Rivierpark Maasvallei in 2019 geëvalueerd en is gekeken naar de toekomst van Rivierpark Maasvallei. Met alle partijen is in 2019 een gezamenlijke toekomstvisie neergelegd (nota ‘Evaluatie en Toekomst’, 2019) en in het bestuurlijk overleg vastgesteld. Daarin is de missie voor het gebied Rivierpark Maasvallei vertaald naar drie verschillende ambities voor de toekomst: 1) de basiskwaliteit van het gebied verder verhogen met aandacht voor natuur en biodiversiteit, ontsnippering en cultuurhistorie, 2) de (natuur)beleving voor bewoners verhogen en ambassadeurschap bevorderen, 3) grensoverschrijdend samenwerken en de kwaliteit van het gebied én de samenwerking uitdragen naar een breed publiek. Collegevoorstel Deze drie ambities zijn vertaald in het uitvoeringsprogramma (fase 3), dat loopt van 1 juni 2022 tot 31 december 2027. De concrete realisatie van het grensoverschrijdend uitvoeringsprogramma wordt gecoördineerd door het Regionaal Landschap Kempen-Maastricht. De projecten die in het uitvoeringsprogramma zijn uitgewerkt, zijn hieronder samengevat: - Het bestendigen van de drie fiets- en voetveren op de Gemeenschappelijke Maas tot minimaal eind 2027 volgens de lopende afspraken (vaste bijdragen van gemeenten en provincies, inzet veerponten door De Vlaamse Waterweg, werven rederij, coördinatie); - De infrastructuur van het fietsroutenetwerk in het Rivierpark Maasvallei op het huidige kwaliteitsniveau bestendigen en waar mogelijk verbeteren en verbinden met andere fietsverbindingen, ook grensoverschrijdend oost-west; - In fase 3 is het inpassen van het knopen lopen in het wandelaanbod van het Rivierpark Maasvallei aan de orde voor wat betreft het zuidelijke deel. Daarnaast bestaat er behoefte om op het te realiseren knopen lopen netwerk, themaroutes te ontwikkelen die het wandelaanbod aan de Nederlandse zijde stelselmatig naar gebiedsdekking brengt (nu is er nog niet overal een wandelaanbod in het Rivierpark Maasvallei); - Het versterken van een herkenbaar en beleefbaar landschapsbeeld, in verbinding met aangrenzende landschappen en beekdalen. Het grensoverschrijdend natuurstreefbeeld van 2.500ha aaneengesloten dynamische riviernatuur centraal houden in de samenwerking binnen het Rivierpark Maasvallei, met het oog op een goede balans tussen waterveiligheid en natuurontwikkeling en met het oog op draagvlak voor (nieuwe) natuur. Het vermeerderen van internationale actie om ‘river litter’ te verminderen; - E...
Context. Organisatie/afdeling
Context. Onderstaande afspraken uit de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023 hebben in deze Uitvoeringsovereenkomst een plaats gekregen om de -verdere - context van verkoop van sociale huurwoningen aan te geven: ▪ Corporaties verkopen zoveel sociale huurwoningen als financieel nodig is om de benodigde investeringen te kunnen doen voor de groei van gemiddeld 750 sociale huurwoningen per jaar (afspraak 1-c van de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023). ▪ Corporaties ramen de benodigde verkoopinkomsten aan de hand van het investeringsprogramma. Bij neerwaartse bijstellingen in dit programma stellen corporaties ook het aantal verkopen neerwaarts bij (afspraak 1-d van de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023) ▪ Gezamenlijk onderzoeken we alternatieve financiële constructies om mindersociale huurwoningen ter verkopen en toch dezelfde groei van de sociale huurvoorraad te kunnen realiseren (afspraak 1-e van de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023). ▪ Corporaties zijn terughoudend met verkoop in de zeven gebieden: De Aker/Nieuw- Sloten/Sloten, Oud-Zuid, Buitenveldert/Zuidas, Centrum Oost, Centrum West, Oud- West/De Baarsjes de Pijp/Rivierenbuurt. Verkoop van sociale huurwoningen in IJburg/Zeeburgereiland is uitgesloten. (afspraak 4-a van de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023) ▪ De absolute voorraad sociale en middeldure huurwoningen in het bezit van corporaties in de gebieden Oud-Zuid, Buitenveldert/Zuidas, Centrum Oost, IJburg/Zeeburgereiland, blijft in de periode 2020-2023 minimaal gelijk per gebied (afspraak 4-b van de Samenwerkingsafspraken 2020 t/m 2023).
Context. In het Klimaatakkoord zijn door overheden, projectont- wikkelaars, de coöperaties voor hernieuwbare energie en andere partijen, afspraken gemaakt over hoe participatie bij hernieuwbare energie zal verlopen1. Het gaat over de rolverdeling, het proces en de inhoud van het gesprek tussen de initiatiefnemer en de omgeving. Het betreft zowel procesparticipatie (de omgeving laten meedoen in de plan- en besluitvormingsprocedures) als financiële participatie (de lokale bevolking laten investeren in en/ of voordeel laten ervaren van de opbrengsten van een project).2 Afspraken over financiële participatie van de omgeving in het energieproject komen vaak voort uit de procesparticipatie. Over financiële participatie stelt het Klimaatakkoord dat wordt gestreefd naar 50% lokaal eigendom bij projecten voor hernieuwbare energie.3 De gedachte hierbij is dat lokaal eigenaarschap zorgt voor versterking van draagvlak en een evenwichtige verde- ling van de lusten en lasten voor de omgeving. Participatie van de omgeving bij hernieuwbare energie begint niet pas bij de start van een project. Ook bij het opstellen van de Regionale Energie Strategieën (RES’en)4 vindt procesparticipatie plaats. Daarnaast maken partijen in het kader van de RES afspraken over parti- cipatie. In de RES kan een regio haar doelstellingen en uitgangspunten rond participatie vastleggen. Het is dan aan de deelnemende overheidspartijen om dit vervol- gens te vertalen naar hun eigen autonome beleidskaders en het ruimtelijk beleid. Daarnaast is het aan de initia- tiefnemers van hernieuwbare energie om hier concreet invulling aan te geven. Het succes van de afspraken uit het Klimaatakkoord is afhankelijk van de gezamenlijke inspanningen van overheden, RES-regio’s, initiatiefnemers en andere par- tijen die een rol hebben in de uitvoering van het Klimaat- akkoord. Zij zijn in het afgelopen jaar dan ook voort- varend aan de slag gegaan met het uitvoeren van deze afspraken. Dankzij de inspanning van allerlei partijen is in de afgelopen jaren een rijke basis aan kennis en hulp- gericht is op 50% eigendom van de lokale omgeving en op andere vormen van financiële participatie. dat volgens de huidige rechtspraak over bestem- mingsplannen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) voor het bevoegd gezag een reden zijn om geen planologische medewerking te verlenen aan het initiatief. participeren in de ontwikkeling of exploitatie van een energieproject. Enkel op vrijwillige basis kan de initiatiefn...
Context. Hennepzaad en afgeleiden worden als levensmiddelen op de markt gebracht. In 2015 heeft het panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de menselijke gezondheid in verband met de aanwezigheid van tetrahydrocannabinol (THC) in melk en andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong. THC, meer bepaald Δ9-THC, is het meeste relevante bestanddeel van de hennepplant Cannabis sativa. De EFSA heeft een acute referentiedosis (ARfD) van 1 μg Δ9-THC/kg lichaamsgewicht vastgesteld. De Europese Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie van 1 december 2016 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen werd tot op heden nog niet geïmplementeerd in België. Het wetenschappelijk comité van FAVV heeft in zijn advies 25-2017 actiedrempels voorgesteld voor THC in levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Op 7 januari 2020 heeft de EFSA een wetenschappelijk verslag gepubliceerd waarin de acute blootstelling van de mens aan Δ9-THC wordt beoordeeld, rekening houdend met de gegevens over de aanwezigheid ervan zoals gegenereerd overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2016/2115. De ARfD van 1 μg/kg lichaamsgewicht werd volgens bepaalde schattingen van de acute blootstelling overschreden. Hoewel in de ramingen van de blootstelling de acute blootstelling aan Δ9-THC in de Unie naar verwachting wordt overschat, vormt de huidige blootstelling aan Δ9-THC een potentieel gezondheidsrisico. Sinds de publicatie van Verordening (EU) 2022/1393 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta- 9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten, zijn er Europese normen voor THC-equivalenten (Δ9-THC en Δ-9-THCA) in hennepzaad en hennepzaadolie die van toepassing zijn sinds 1 januari 2023. Momenteel zijn de normen opgenomen in Verordening (EU) 2023/915 betreffende maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1881/2006. Er zijn evenwel nog geen specifieke normen voor alle afgeleide consumptieproducten. Het is niet duidelijk of de consument reeds voldoende beschermd wordt met de huidige normen. Aangezien het gaat om een acute referentiedosis, is de inname via een portie van een consumptieproduct relevant. Dit onderzoek kan een basis zijn...
Context. Het hulpverlenende aanbod van de gemeenschapsinstellingen is, conform de principes van de integrale jeugdhulp, modulair georganiseerd. Dit aanbod is niet per definitie een laatste redmiddel maar vormt een tijdelijk en afgebakend onderdeel van een bredere interventie voor jongeren bij wie de bescherming van de eigen integriteit of van de maatschappij in het geding is. De gemeenschapsinstellingen vervullen hun functies van observatie, oriëntatie, begeleiding en time-out in een residentiële setting waar de vrijheid van de jongere wordt beperkt. Dit komt onder meer tot uiting in een gesloten infrastructuur, veiligheidsprocedures en –opleiding voor het personeel, een sterk uitgebouwd toezicht en in het hanteren van strikte en uniforme regels op het vlak van uitgaan en verlof. In het omgaan met norm-overschrijdend gedrag voorzien de gemeenschapsinstellingen een geëigend forensisch aanbod met een duidelijke aandacht voor risicotaxatie, delictanalyse, hervalpreventie en criminogene factoren. Evenzeer zoeken zij aansluiting bij het streven van de jongere en zijn omgeving naar een kwaliteitsvol leven, en versterken ze krachten en protectieve factoren. De gemeenschapsinstelling De Zande, campus Ruiselede zoekt een leerkracht wiskunde voor een contract van bepaalde duur. We bieden contracten aan van minimum 3 maanden tot maximum 1 jaar, dit wordt bepaald op basis van relevante werkervaring en verloop van het gesprek. Meer info vind je op xxx.xxxxxxxxx.xx
Context. De initiatie van prestatiemeting in het RIZIV dateert van 2002. Het opvolgingsproces in het kader van de uitvoering van de eerste bestuursovereenkomst - en de bijgaande interne en externe rapportering - werd ondersteund aan de hand van boordtabellen. Ondertussen is de aanpak van de boordtabellen verfijnd. Met de opmaak en de opvolging van de tweede bestuursovereenkomst is het aantal indicatoren verruimd. Toch blijven die momenteel beperkt tot specifieke prioritaire projecten, en is er nog geen sprake van een echt geïntegreerd prestatiemeetsysteem. Concreet is in het RIZIV beperkte informatie beschikbaar over volgende luiken: - sleutelinformatie over enkele basisopdrachten van het RIZIV (gelinkt aan bepaalde verbintenissen uit de bestuursovereenkomst); - beperkte informatie over de doelstellingen met betrekking op de interne werking (beperkte HR-gegevens en ICT-informatie); - en de omgevingsfactoren die de realisatie van de verbintenissen uit de bestuursovereenkomst kunnen beïnvloeden. Het verder uitbreiden van de opmaak en het gebruik van de boordtabellen, en de voorbereiding van een geïntegreerde scorecard voor het Directiecomité zijn uitdagingen voor de volgende jaren. Belangrijk is ook de analyse van de mogelijkheden op het vlak van ICT die hiervoor kunnen gebruikt worden. Als eerste stap in de ontwikkeling van stuurinformatie zal een Balanced Scorecard5 (BSC) voor HR worden opgemaakt. We hebben ervoor gekozen om het opzetten van een prestatiemeetsysteem en de inzameling van relevante indicatoren methodologisch te onderbouwen door de Balanced scorecard. Dit is een model dat de mogelijkheid geeft om een organisatie op te volgen en te sturen. In eerste instantie aan het Directiecomité om het toe te laten een aantal sleutelelementen binnen de organisatie te sturen vanuit een ‘geïntegreerde modus’ (tezelfdertijd worden gegevens van aanwerving, afwezigheid, budget, e.a. opgevolgd) en niet meer vanuit de deeldomeinen. En anderzijds aan de leidinggevenden van de operationele diensten om de dagelijkse opvolging en het leiding geven op een gestructureerde en meer gedetailleerde manier mogelijk te maken. De laatste jaren is in het RIZIV de noodzaak aan bruikbare indicatoren op vlak van HR alsmaar sterker geworden. Zowel vanuit het Directiecomité als vanuit de operationele diensten is het systematisch inzamelen van informatie over de werking van het RIZIV op vlak van HR als belangrijk onderwerp naar voor geschoven (cfr. CAF-resultaten, input Directieraad). Deze in...