Onderzoeksaanpak. In het onderzoek hebben we literatuuronderzoek (wat is er al bekend ten aanzien van deze onderzoeksvragen?) gecombineerd met nader kwantitatief onderzoek (analyses op basis van bestaande data) en nader kwalitatief onderzoek: interviews met experts en betrokkenen uit diverse geledingen en met diverse perspectieven (gemeenten, zorgaanbieders, professionals, wetenschappers, cliëntvertegenwoordiging). Hieronder beschrijven we de aanpak op hoofdlijnen, in de verschillende hoofdstukken gaan we nader op de gehanteerde onderzoeksmethodieken in.
Onderzoeksaanpak. 2.1 Controleaanpak Met het oog op de vaststelling van de juistheid van de kosten en de volledigheid van de opbrengsten wordt een controleverklaring bij het door de concessiehouder ingediende Verantwoordingsformulier Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx XX 0000 verstrekt. De risico-inschattingswerkzaamheden en overige controlewerkzaamheden van de accountant richten zich op het Verantwoordingsformulier Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx XX 0000 waarin de kosten en de opbrengsten zijn opgenomen van de concessie(s) waarvoor de concessiehouder beschikbaarheids- vergoeding heeft aangevraagd. De controle moet voldoen aan de controlestandaarden die onderdeel zijn van de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld. De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden, die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening of andere controle-opdrachten voor de concessieverlener. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Het wordt aan de accountant overgelaten op welke wijze hij zijn verdere controleaanpak inricht, hoe hij zijn controlewerkzaamheden uitvoert en hoe hij op grond daarvan voldoende controle-informatie verkrijgt. Het gaat er in essentie om, dat de accountant voldoende controle-informatie verzamelt omtrent de juistheid van de kosten en de volledigheid van de opbrengsten in overeenstemming met de toetsingscriteria zoals uitgewerkt in paragraaf 2.2 van dit protocol.
2.2 Controlepunten Voor de controlewerkzaamheden die leiden tot de controleverklaring behorend bij het Verantwoordingsformulier Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx XX 0000 geldt de volgende limitatieve opsomming van controlepunten. Voor de controlepunten met betrekking tot de naleving van de subsidievoorwaarden genoemd in paragraaf 1.6 geldt dat de naleving ervan wordt vastgesteld voor alle concessies waarvoor beschikbaarheidsvergoeding tezamen wordt aangevraagd .
Onderzoeksaanpak. Accountantscontrole: betrouwbaarheid en tolerantie
Onderzoeksaanpak. De accountant voert zijn onderzoekswerkzaamheden uit volgens NBA Standaard 4400N ‘Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifiek werkzaamheden’.
1 Het betreft het bedrag waarvoor definitieve vaststelling wordt aangevraagd, ongeacht wat het bedrag is geweest waarvoor verlening heeft plaats gevonden. Bij de uitvoering van zijn onderzoek volgt de accountant de onderzoekspunten die in bijlage I bij dit protocol zijn opgenomen.
Onderzoeksaanpak. De accountant voert zijn werkzaamheden uit volgens NBA Standaard 4416N ‘Aan assurance verwante opdracht bij een Covid-19 gerelateerde subsidieregeling’. Omdat sprake is van een aan assurance verwante opdracht, dient de accountant op basis van een professioneel-kritische instelling de aanvraag tot vaststelling samen te stellen in overeenstemming met de regeling, mede rekening houdend met de uit te voeren werkzaamheden zoals deze zijn beschreven in dit protocol. Er wordt geen assurance verstrekt aan de entiteit die de subsidieverantwoording indient, noch aan de subsidieverstrekker. Indien er sprake is van (een vermoeden van) misbruik, oneigenlijk gebruik en/of fraude, dan dient de accountant nadere acties te ondernemen in lijn met de Standaard 4416N en overige wet- en regelgeving. Dit betekent dat de accountant indien hij misbruik of fraude tegenkomt, hier een melding van dient te maken bij de bevoegde instantie(s). Voor de Regeling zijn dit RVO en het Ministerie van LNV. Algemene uitgangspunten voor de werkzaamheden van de accountant in lijn met Standaard 4416N: - De accountant dient zelf de juiste periodes te hanteren of dit zo nodig door de subsidieontvanger te laten herstellen op het formulier ‘Rekentool definitieve ovk’. - De accountant dient vast te stellen dat de afgrenzing, classificatie en verantwoording van de omzet en vaste kosten voor de subsidiabele periode(n) volgens de regeling en consistent met de referentieperiode(n) heeft plaatsgevonden. - De accountant houdt rekening met xxxxxx’x op fouten, misbruik en fraude bij de verantwoording van het omzetverlies en dient te evalueren welke hiermee samenhangende transacties en welke andere informatie aanleiding geven tot dergelijke risico’s. De accountant dient alert te zijn op de mogelijk onvolledige aanlevering van informatie en documentatie. De accountant belast met een aan assurance verwante opdracht dient zich er bewust van te zijn dat er omstandigheden kunnen zijn die ertoe leiden dat de aangeleverde informatie en documentatie onjuist is en/of niet volledig. Voor inherente beperkingen met betrekking tot de AO/IB die samenhangen met de omzet geldt het volgende: Bij de organisaties waarvan gevraagd wordt om een aan assurance verwante opdracht zou het kunnen zijn dat de AO/IB met betrekking tot de volledigheid van de verantwoorde omzet, gezien de relatief beperktere omvang van de onderneming, niet van voldoende niveau is en/of niet voldoende heeft gefunctioneerd. Bij deze organisaties wordt dit laa...
Onderzoeksaanpak. De accountant voert zijn werkzaamheden uit volgens Standaard 4400 ‘Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden’, de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (VGBA) en de ‘Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance- opdrachten’ (ViO) na te leven of, indien van toepassing, andere wettelijke of professionele vereisten, die ten minste gelijkwaardig zijn en dit protocol. Er is geen sprake van het uitvoeren van een assurance-opdracht, de accountant verstrekt geen zekerheid (assurance). De accountant rapporteert over de uitkomsten van zijn werkzaamheden via het rapport inzake overeengekomen specifieke werkzaamheden, zoals opgenomen in bijlage B. In dit rapport vermeldt hij welke werkzaamheden hij op het aanvraagformulier ten behoeve van de subsidievaststelling heeft uitgevoerd, wat de reikwijdte van zijn werkzaamheden is geweest en tot welke bevindingen dit heeft geleid. Van de accountant wordt niet verwacht dat hij een uitspraak doet over de toereikendheid en geschiktheid van de verrichte werkzaamheden in relatie tot het doel waarvoor deze worden verricht, noch voor elk ander doel. De accountant rapporteert zijn bevindingen zonder een oordeel hierover te vormen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, hierna OCW, vormt een oordeel over de bevindingen en trekt op basis hiervan haar conclusies. Gezien de specifieke voorwaarden in een Standaard 4400 opdracht is de verspreidingskring van het rapport beperkt tot de zorgaanbieder en OCW met wie de werkzaamheden zijn afgesproken.
Onderzoeksaanpak. De onderzoeksaanpak is de primaire verantwoordelijkheid van de accountant. Het doel van dit accountantsprotocol is niet om de aanpak van de controleopdracht voor te schrijven. De accountant betrekt bij zijn controle onder andere de risicoanalyse, de Administratieve Organisatie (AO) en de Interne Beheersing (IB) van de zorgaanbieder en bepaalt zelfstandig de in te zetten controlemiddelen. De accountant hanteert dit accountantsprotocol als toetsingskader voor zijn werkzaamheden. Om de juistheid van de Omzetverantwoording DBBC’s en NHC DBBC’s 2016 vast te stellen hanteert de accountant in zijn controle derhalve in ieder geval de diverse toetsingscriteria genoemd in dit accountantsprotocol. Voor de uitwerking van de specifieke toetsingscriteria wordt verwezen naar de hoofdstukken 4 tot en met 8 van dit accountantsprotocol. Hoe de accountant de controle verder vormgeeft wordt overgelaten aan zijn professional judgement Daarnaast voert de accountant zijn controle uit in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA), de geldende beroepsvoorschriften van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) en dit accountantsprotocol. De controle van de Omzetverantwoording DBBC’s en NHC DBBC’s 2016 is een controleopdracht (NV COS 805). De accountant is zelfstandig verantwoordelijk voor het uitvoeren van voldoende werkzaamheden ter verkrijging van voldoende controle informatie dat de Omzetverantwoording DBBC’s en NHC DBBC’s 2016 juist is.
Onderzoeksaanpak. De te hanteren onderzoeksaanpak is de verantwoordelijkheid van de accountant zelf. Het onderzoek dient te zijn gericht op het afgeven van een rapport van feitelijke bevindingen. Het is mogelijk om een systeemgerichte of een gegevensgerichte onderzoeksaanpak toe te passen. Bij een systeemgerichte onderzoeksaanpak wordt met name getoetst of de Administratieve Organisatie (ao) en het daarvan deel uitmakende systeem van Interne Beheersing (ib) voldoet aan de daaraan minimaal te stellen eisen. Ook in een systeemgerichte onderzoeksaanpak zullen diverse gegevensgerichte werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Het onderzoek moet onderbouwd worden met voldoende bewijs. Het onderzoek kan worden uitgevoerd met toepassing van een steekproef met een betrouwbaarheid van 95%. De materialiteit die voor de overeengekomen specifieke werkzaamheden geldt, wordt uit de volgende tabel afgeleid. In het eerste jaar van inwerkingtreding van het convenant wordt er met een hogere nauwkeurigheid gewerkt dan in de jaren daarna mogelijk is. Voor het eerste jaar geldt dat de populatie (de ingang voor de tabel) is het totaal van de uitgaven die met de bezorging samen hangen en daarmee vallen onder de afspraken zoals gemaakt in het convenant. Op basis van de ervaringen in het eerste jaar en de evaluatie daarvan kan in latere jaren met een lagere nauwkeurigheid worden gewerkt. Het bestuur van de onderneming is verantwoordelijk voor het aanleveren van een volledige populatie. Voor het bepalen van de omvang van de steekproef mag worden uitgegaan van de nul fouten hypothese. Dit is de meest efficiënte manier om vast te stellen of de populatie voldoet aan de gestelde eisen. Indien de accountant heeft geconstateerd dat er gebreken zijn in de naleving van het convenant dan rapporteert hij deze aan en bespreekt hij deze met het bestuur van de onderneming. Het bestuur van de onderneming is verantwoordelijk voor het doen van nader onderzoek naar de (aard en omvang van de) fouten in de populatie en neemt maatregelen tot herstel van de fouten en/of maatregelen die herhaling moeten voorkomen. Het bestuur van de onderneming treedt zo nodig in overleg met de Belastingdienst.
Onderzoeksaanpak. Dit onderzoek gebruikt verschillende onderzoeksmethoden. Als eerste is deskresearch uitgevoerd om antwoorden te vinden op de onderzoeksvragen. Vervolgens zijn interviews gehouden met experts over de sector. Het gaat dan zowel om trustdienstverleners, groot én klein, vertegenwoordigers van trustdienstverleners, toezichthouders,
Onderzoeksaanpak. Dit onderzoek gebruikt verschillende onderzoeksmethoden. Om de eerste hoofdvraag te beantwoorden is een analyse uitgevoerd op een combinatie van registratiedata van UWV met betrekking tot de loonkostenvoordelen en CBS Microdata. Voor het beantwoorden van d e tweede hoofdvraag is een enquŒte onder werkgevers de basis. Hiervoor is een enquŒte uitgezet bij drie groepen werkgevers. Als eerste zijn 15.000 werkgevers benaderd die over 2020 een loonkostenvoordeel hebben ontvangen. De respons is 14 procent (2.139). Er zijn ook focusgroepen ge- houden met in het totaal twaalf werkgevers die het LKV ouderen, arbeidsgehandicapten en/of banenafspraak ont- vingen. Daarnaast zijn 5.000 werkgevers benaderd die over 2020 geen loonkostenvoordeel hebben ontvangen, maar volgens UW V wel minstens XXx werknemer in dienst hadden waarvoor waarschijnlijk recht zou zijn op een loonkostenvoordeel. Van hen heeft 12 procent (599) gerespondeerd. Als laatste zijn 5.000 werkgevers benaderd die over 2020 geen loonkostenvoordeel hebben ontvangen en bij wie er volgens UWV ook geen werknemer in dienst was voor wie wel recht zou kunnen zijn op een loonkostenvoordeel. Uit deze groep heeft 10 procent (508) gerespondeerd. Voor de beantwoording van de derde vraag zijn aanvullende gesprekken gehouden met verschil- lende belanghebbenden, waaronder UWV, De Belastingdienst en sociale partners. De beantwoording van de vierde onderzoeksvraag is op alle voorgaande bronnen gebaseerd.