Deelvragen. Op basis van de tekst van het artikel 20A, eerste lid, zie bijlage 1, hebben wij de volgende deelvragen gedefinieerd, om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Voldoet het door Panopticon geleverde aan de volgende voorwaarden:
Deelvragen. 1. Hoe worden binnenvaartschepen ingedeeld tot doelgroep-schip en niet doelgroep-schip?
2. Wat zijn de mogelijke vaarroutes binnen de ARA-corridor?
a. Wat is de huidige situatie
b. Waar liggen de knelpunten binnen deze route?
3. Hoe kunnen ‘SMART’ functies de taken van een schipper beïnvloeden?
a. Welke SMART functies worden daarvan daadwerkelijk in de praktijk toegepast?
b. Hoe staan schippers/reders tegenover deze functies?
Deelvragen. 1. Hoe is het scheepvaartverkeersmanagement en de infrastructuur samengesteld in de huidige ARA-Corridor?
2. Wat zijn de mogelijke aandachtspunten in de huidige situatie met betrekking tot het scheepvaartverkeersmanagement en infrastructuur in de ARA-corridor?
3. Wat zijn de huidige ontwikkelingen rondom SMART-Shipping en wat voor invloed hebben deze op de scheepvaartverkeersmanagement en infrastructuur in de ARA-corridor?
Deelvragen. 1. Welke reglementen zijn van toepassing op de ARA-corridor?
a. Algemene wetgeving toelichten.
Deelvragen. Dit rapport bestaat voornamelijk uit de beantwoorde deelvragen. Met het beantwoorden van deze deelvragen is getracht een overzicht te creëren van Green Urban Solutions. De deelvragen in combinatie met de inzichten die opgedaan zijn tijdens de case-analyses en het ontwikkelen van de business modellen vormen de basis voor het antwoord op de hoofdvraag.
Deelvragen. Uit eerste bovenstaande centrale onderzoeksvraag in verband met fiscale aspecten kunnen we volgende deelvragen afleiden: • Ondervinden verenigingen in Vlaanderen moeilijkheden in verband met de BTW, en zo ja welke? • Is de wetgeving rondom de patrimoniumtaks duidelijk genoeg? Weten vzw’s wat patrimoniumtaks is? • Weten de verenigingen welke maximumvergoedingen men mag uitdelen aan zijn vrijwilligers en aan andere personen? Is de nieuwe vzw-wetgeving duidelijk? • Hebben de verenigingen in Vlaanderen veel eigen vermogen? • Zijn de Vlaamse verenigingen veel afhankelijk van giften, sponseringen en schenkingen, subsidies,…? Voor de tweede centrale onderzoeksvraag hebben we volgende deelvragen afgeleid: • Voor welk verenigingsstructuur kiezen de meeste verenigingen in Bilzen? • Welke problemen hebben de Bilzerse vzw’s en feitelijke verenigingen in verband met de administratieve verplichtingen? • Hoe verloopt de werking van de vzw’s en de feitelijke verenigingen in Bilzen en wie is er aansprakelijk? Hebben de vzw’s en de feitelijke verenigingen problemen met het toekennen van de bevoegdheden aan de verschillende organen? • Aan welk inkomstenbelastingstelsel zijn de vzw’s en feitelijke verenigingen in Bilzen onderworpen en welke problemen hebben zij hierbij al ondervonden? • Voeren de Bilzerse vzw’s en feitelijke verenigingen een boekhouding en welke problemen ondervindt men hiermee? • Kunnen de vzw’s en feitelijke verenigingen in Bilzen rekenen op vrijwilligers en welke problemen hebben ze met de nieuwe vrijwilligers-wet?
Deelvragen. Om tot een gestructureerd antwoord op onze centrale onderzoeksvraag te komen, is het nuttig een aantal deelvragen te bepalen waarop we in de loop van het onderzoek een antwoord zullen formuleren. Deze deelvragen vormen logische schakels van subdoelen die als een leidraad door het onderzoek loopt. Deze methodiek stelt ons uiteindelijk in staat een besluit aangaande de centrale onderzoeksvraag te formuleren. • Wat zijn de kenmerken en technische modaliteiten van een omgekeerd woonkrediet? • Wat zijn de karakteristieken van de vraag naar en het aanbod van omgekeerde hypotheekleningen? • Met welk typisch risico wordt de markt voor omgekeerde hypotheekleningen geconfronteerd? • Welke legislatieve initiatieven zijn er nodig om het aanbod juridisch mogelijk te maken in België? • Wat is het standpunt van de betrokken actoren betreffende het omgekeerde woonkrediet in België?
Deelvragen. Om een antwoord te formuleren op deze ruime centrale onderzoeksvraag, zal er gebruik gemaakt worden van verschillende deelvragen. De volgende deelvragen zullen een bijdrage leveren tot een algemeen geformuleerd antwoord op de centrale onderzoeksvraag:
1. Wat verstaat men onder een familiebedrijf?
2. Welke relatie is er tussen het familie-effect en de samenstelling van het management van een onderneming? En hoe beïnvloedt deze relatie de financiële prestaties?
3. Welke relatie is er tussen de CEO – positie binnen een organisatie en financiële prestaties?
4. Welke relatie is er tussen het familie-effect en de eigendomsverhoudingen van een onderneming? En hoe beïnvloedt deze relatie de financiële prestaties?
5. Welke relatie is er tussen het familie-effect en de kenmerken van een onderneming (bedrijfsgrootte, groeimogelijkheden, schuldgraad en bestaansduur)? En hoe beïnvloedt deze relatie de financiële prestaties?
6. Zijn er bepaalde sectoren die meer ‘familiegericht’ zijn? En presteren deze sectoren financieel beter?
Deelvragen. Deelvragen die betrekking hebben op bovenstaande onderzoeksvraag zijn: - Hoe kan een cultuur gedefinieerd worden? - In welke dimensies verschilt de Duitse cultuur van de Vlaamse cultuur? - Op welke manier beïnvloeden de verschillen tussen de Duitse en de Vlaamse cultuur de onderhandelingen?
Deelvragen. Wat is het verschil tussen formele en informele medezeggenschap? (Hoofdstuk 3.)