Uiteenzetting door de vraagsteller Voorbeeldclausules

Uiteenzetting door de vraagsteller. De vraagsteller herinnert eraan dat alle erkende fracties, op Agalev na, op 6 maart 1996 in de com- missie voor Staatshervorming en Algemene Zaken hun goedkeruring hebben gehecht aan de krachtlij- nen betreffende een Vlaams gezondheids- en gezinsbeleid. In die krachtlijnen wordt aangedron- gen op de defederalisering van de betrokken beleidsdomeinen, om op die manier te komen tot meer coherente bevoegdheidspakketten. Deze bevoegdheidsoverdracht zal de gemeenschappen toelaten om een eigen inhoudelijk concept te ont- wikkelen voor hun gezondheids- en gezinsbeleid. Hoofddoel daarvan was volgens de vraagsteller de realisatie van een meerwaarde voor de gehele bevolking, in het bijzonder door de kwaliteit van het beleid te verhogen, het beleid beter af te stem- men op de noden en de voorkeuren van de bevol- king en door de toegankelijkheid, de betaalbaar- heid en de kwaliteit te waarborgen. De vraagsteller vestigt er verder de aandacht op dat de commissie de Vlaamse regering heeft ver- zocht om tegen 1 september 1997 een technisch uitgewerkt concept te ontwikkelen voor de defede- ralisering van het gezondheids- en gezinsbeleid, op basis van de geformuleerde doelstellingen, princi- pes en krachtlijnen. In dit verband worden volgende vragen aan de minister voorgelegd : (1) Heeft de Vlaamse rege- ring een technisch uitgewerkt concept ontwikkeld voor de defederalisering van het gezondheids- en gezinsbeleid zoals gevraagd door de Commissie voor Staatshervorming en Algemene Zaken ? Zo ja, wanneer wordt dit concept voorgelegd aan deze commissie ? (2) Heeft dit concept inzonderheid betrekking op : a) de problematiek van Brussel, met onder meer bijzondere aandacht voor de noodzakelijke samenhang tussen de ziektekosten- regeling en het zorgaanbod ; b) de problematiek van de financiering ; c) de objectieve parameters die kunnen gelden bij de organisatie van de basis- solidariteit tussen de gemeenschappen ? In haar antwoord stelt de minister dat ingevolge de standpuntbepaling van de Commissie voor Staats- hervorming en Algemene Zaken op 6 maart 1997 inzake krachtlijnen voor een Vlaams gezondheids- en gezinsbeleid, de Vlaamse regering werd ver- zocht een technisch uitgewerkt concept te ontwik- kelen op basis van de algemene uitgangspunten, doelstellingen, principes en krachtlijnen neergelegd in de nota van de commissie. Daarbij dient het woord ‘technisch’ volgens de minister genuanceerd en met inbegrip van de politieke consequenties begrepen te worden. Dit concept dient inzon...
Uiteenzetting door de vraagsteller. De spreker stelt dat niet alle sociale huisvestings- maatschappijen bij hun activiteiten dezelfde dyna- miek vertonen en hun rol op ideale wijze vervullen. De rol van de voogdijoverheid bestaat erin er voor te zorgen dat hun werking vlot verloopt en dat pro- blemen een oplossing krijgen. De minister heeft zich in de pers onlangs in zeer negatieve zin uitgelaten over de werking van de huisvestingsmaatschappij "Intervilvoordse", die naar zijn zeggen een schoolvoorbeeld is van hoe een dergelijke maatschappij niet mag functioneren. Uit zijn tussenkomst kan verder worden onthou- den dat hij dreigt gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden die de onlangs in het Vlaams Parle- ment gestemde Vlaamse Wooncode hem biedt om sancties te treffen tegen een huisvestingsmaat- schappij die haar doelstellingen niet bereikt. Een dergelijke uitval naar een Vlaamse huisves- tingsmaatschappij lijkt de spreker uitzonderlijk. Er moeten ongetwijfeld geldige redenen zijn voor de scherpe kritiek van de minister. Welke zijn de feiten die de minister ertoe hebben aangezet deze zaak in de pers aan te klagen ? Zijn er nog incidenten geweest nadat de minister het dossier wereldkundig maakte ? Welke initiatieven heeft de minister genomen of welke zal hij nemen om de situatie te verhelpen ? De minister verklaart dat er in de betrokken socia- le huisvestingsmaatschappij een reeks problemen rezen, zodat hij genoodzaakt was om tegen de wan- toestanden op te treden. De problemen zijn tot uiting gekomen naar aanlei- ding van protesten van buurtbewoners in verband met het lang aanslepen van de noodzakelijke reno- vatie van hun wijk door de huisvestingsmaatschap- pij Intervilvoordse. Door intern geruzie binnen de raad van bestuur boekte dit dossier nauwelijks vooruitgang, zodat de bewoners het slachtoffers van de situatie dreigden te worden. Daarom werd door de minister het initiatief geno- men om de beide betrokken instanties – Intervil- voordse en de Vlaams Huisvestingsmaatschappij – samen te brengen, om een actieplan voor de betrokken wijk te ontwikkelen. De wijk Faubourg zal als eerste worden aangepakt. Er werd een reno- vatiedossier samengesteld met het oog op de reno- vatie van achttien leegstaande woningen. Dit zal gesubsidieerd worden via artikel 94 van de Huis- vestingscode. Tegen het einde van het jaar zal het renovatiedossier volledig zijn. Verder heeft de minister bij de sociale huisvestings- maatschappij aangedrongen op een meerjarenplan- ning. Het kan immers niet dat een dergelijk...
Uiteenzetting door de vraagsteller. De reden voor deze mondelinge vraag situeert spreker in zijn bekommernis voor de veiligheid van de weggebruiker, tegen de achtergrond van een verwachte groei van het vrachtverkeer. De auto- snelweg E17 vormt voor wat de regio Zuid-West- Vlaanderen betreft een knelpunt in de infrastruc- tuur. In de rijrichting Franse grens-Waregem zijn er momenteel slechts twee rijstroken ter beschikking. In de omgekeerde richting zijn er drie rijstroken beschikbaar. In de omgeving van de Franse grens telt de autosnelweg in beide rijrichtingen slechts twee rijstroken. Ruim één derde van het verkeer op de E17 bestaat uit vrachtvervoer. Op basis van tellingen uitge- voerd in oktober 1995 werd vastgesteld dat tijdens de weekdagen tussen 7 uur en 19 uur de rechterrij- strook voor 55 % en de linkerrijstrook voor 85 % bezet was door vrachtwagens. Sinds oktober 1995 is er daarenboven een duidelijke toename van het vrachtvervoer tussen de twee economische groei- polen Nord-Pas-de-Calais en de regio Zuid-West- Vlaanderen. Sinds de invoering van de snelheidsbegrenzers bij vrachtwagens vormt de aanwezigheid van slechts twee rijstroken een onmiskenbaar probleem op vermeld traject. De inhaalmanoeuvres van vracht- wagens hinderen niet alleen het achterliggend ver- keer maar creëren een onmiskenbare verkeerson- veilige toestand die kan leiden tot zware ongeval- len. In een schriftelijke parlementaire vraag heeft vraagsteller verzocht een inhaalverbod op vermeld traject in te voeren. Het is echter duidelijk dat een dergelijk verbod slechts tijdelijk kan zijn en dat zich op lange termijn meer ingrijpende maatrege- len opdringen, met name de aanleg van een derde rijstrook. Volgens de administratie wordt de kost- prijs van deze verbreding van het wegvak geraamd op 150 miljoen frank. In een brief van 15 januari van dit jaar heeft de minister aan vraagsteller gemeld dat hij deze ver- breding niet als prioritair aanziet en pas na 1999 in overweging wenst te nemen. Deze opvatting staat in schril contrast met de eisen van alle socio-econo- mische drukkingsgroepen uit de regio. Zij staat ook haaks op het in de regeringsverklaring genomen engagement om te werken aan een beter omge- vingsklimaat voor de economische ontwikkeling. Xxxxx had vraagsteller van de minister vernomen of hij in het belang van de verkeersveiligheid en de economische ontwikkeling van de regio vooralsnog prioriteit zal geven aan de uitvoering van deze wer- ken. De minister bevestigt zijn antwoord van 15 januari 1997, waarbij mee...
Uiteenzetting door de vraagsteller. Op 29 oktober 1996 ontspoorde een tramstel in het centrum van Oostende met aanzienlijke verkeers- hinder tot gevolg. Op deze plaats heeft de tram geen eigen bedding. In tal van andere kustgemeen- ten is dit eveneens het geval en loopt het tracé door de drukste straten van de badplaatsen. De tramstellen aan de kust zijn van een oudere generatie en ze zullen binnen een tiental jaar aan vervanging toe zijn. Dit schept ruimte om het volle- dige concept van de kusttram aan een evaluatie te onderwerpen en in de toekomst hierover een ande- re visie te ontwikkelen. De spreker verwijst hierbij naar het vervangen van het tracé door een mono- rail zoals die reeds operationeel is in tal van wereldsteden in de Verenigde Staten en Japan of op kleinere schaal in sommige middelgrote steden in Duitsland. Een monorail heeft naast de voorde- len op het gebied van mobiliteit en veiligheid, tevens een zeer grote toegevoegde waarde op toe- ristisch vlak. Spreker is ervan overtuigd dat de monorail een meerwaarde zou betekenen voor de kust, die onder druk staat van het buitenland. Xxxxx xxxxxx de vraagsteller van de minister :
Uiteenzetting door de vraagsteller. Net zoals de vorige zomerseizoenen deden zich aan de kust opnieuw tal van ongevallen voor met de kusttram, waarvan een aantal met dodelijke slacht- offers en zwaargewonden. Dit ondanks de maatre- gelen die de minister herhaaldelijk heeft aange- kondigd. Graag vernam de vraagsteller dan ook van de minister :
Uiteenzetting door de vraagsteller. Op 1 oktober 1996 besliste de Vlaamse regering de GIMV opdracht te geven binnen zes maanden een bijkomend onderzoek te voeren – op basis van de resultaten van een eerste onderzoek door de admi- nistratie – waarbij diverse mogelijke scenario's inzake privatisering en valorisering van de luchtha- ven Deurne worden onderzocht. De spreker wijst op het belang van het antwoord van de minister, al was het maar om de speculaties over de toekomst van de luchthaven de kop in te drukken. Zo verschenen in de pers berichten dat een onafhankelijk studiebureau zou onderzoeken of de luchthaven tot industrieterrein kan worden heringericht. Zo zou de Vlaamse regering bereid zijn terug te komen op haar beslissing tot verlen- ging van de startbaan. Voor de investeerders is het levensnoodzakelijk op zeer korte termijn hierover uitsluitsel te hebben. De vraagsteller wil van de minister vernemen tot welke onderzoeksresultaten de GIMV is gekomen, ,en welke conclusies hij daaruit trekt in verband met het Vlaamse beleid ten aanzien van de regio- nale luchthaven Deurne. De minister stelt dat op 31 maart 1997 de Vlaamse regering aan de Participatiemaatschappij Vlaande- ren (PMV) de opdracht gegeven heeft om een onderzoek uit te voeren over het huidige beheer, de financiële impact van de luchthaven voor de Vlaamse overheid, de verder ontwikkelingsmoge- lijkheden en mogelijke vormen van privatisering van de luchthaven. Daarnaast maakt ook een stu- die van de milieu-impact, vooral wat de geluidshin- der betreft, deel uit van de studie. PMV heeft vervolgens een aantal deelopdrachten voor deze studie uitgeschreven. Deze opdrachten zijn thans in uitvoering. De minister verwacht dat de hele studieopdracht in de loop van de maand maart 1998 zal zijn voltooid. Op het vlak van de infrastructuur zijn de voorziene werken beperkt tot de vernieuwing van de vertrek- zalen, de aanpassing van de naderingsverlichting en een aantal kleinere renovatie- en verfraaiïngswer- ken aan de gebouwen en de omgeving van de luchthaven. Wat het personeelsbeleid betreft werft de luchtha- ven voorlopig alleen nog contractueel personeel aan voor taken van onderhoud en bewaking. Dit personeel heeft hetzelfde statuut als de externe contractuele personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. – Het incident is gesloten. -51- Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 13 – 2 december 0000
Uiteenzetting door de vraagsteller. Het materiaal van de Vlaamse Vervoermaatschap- pij De Lijn is onderhevig aan vandalisme. Uit een antwoord op een eerdere vraag, vernam de vraag- steller dat De Lijn in 1996 ongeveer 13,7 miljoen frank aan herstellingskosten uitgaf. De Vlaamse Vervoermaatschappij voert zowel preventieve als curatieve acties in een constructieve sfeer zonder evenwel repressief op te treden. Hierbij kan worden verwezen naar :
Uiteenzetting door de vraagsteller. Inzake het wegbeheer is de situatie in Vlaanderen op het eerste gezicht vrij duidelijk : het gewest staat in voor de gewestwegen, de provincies voor de provinciale wegen en de gemeentebesturen voor hun gemeentewegen. Evenwel maken bepaalde dossiers duidelijk dat er toch nog heel wat conflicten kunnen ontstaan, met onverantwoorde toestanden op het vlak van de verkeersveiligheid tot gevolg. Zo weigeren sommi- ge gemeentelijke wegbeheerders om de vereiste herstellingswerken aan openbare wegen uit te voe- ren. Ter illustratie verwijst de vraagsteller naar een conflict tussen de gemeenten Ichtegem en Ouden- burg over de heraanleg van een gemeenteweg die door de werking van boomwortels in een slechte staat verkeert. De gemeente over wier grondgebied het grootste deel van de weg loopt, weigert die weg te verbeteren omdat die weinig direct nut heeft voor deze gemeente. Ondanks herhaalde vragen van de naburige gemeente, want het zijn bijna uit- sluitend haar inwoners die deze weg gebruiken, is er geen oplossing in zicht voor deze onveilige patsi- tuatie. Om de nodige duidelijkheid over dergelijke dos- siers te krijgen, de volgende vragen aan de minister :
Uiteenzetting door de vraagsteller. Sedert enkele jaren zijn de kanaalbruggen van Vroenhoven en Kanne in Riemst aangetast door betonkanker. Zij dateren dan ook van 1937, jaar van ingebruikname van het Albertkanaal. Door het betonrot brokkelen ze af en ligt het betonijzer op verschillende plaatsen bloot. Regelmatige inspec- tie- en onderhoudsbeurten zijn dus meer dan nood- zakelijk. Ondanks deze onderhoudsbeurten blijven er geva- ren voor het scheepsverkeer en de vele wielertoe- risten die gebruik maken van de trekwegen. Naast het betonrot zijn er immers ook veel scheuren. De betrokken bruggen, samen met de brug van Briegden te Lanaken, moesten evenwel reeds lang vervangen zijn in het kader van de in 1962 gestarte modernisering van het Albertkanaal. Dit is voor deze bruggen nog niet gebeurd en dit zal in de toe- komst moeilijker worden, gezien de klassering van de brug van Vroenhoven als monument. Vraagstel- ler merkt op dat dit ook gevolgen heeft voor de mobiliteit, want deze bruggen betekenen flessen- halzen voor het verkeer op het Albertkanaal, waar- door het vervoer over het water als alternatieve vervoersmodus minder aantrekkelijk wordt. Gelet op de gevaren op het vlak van de veiligheid en wegens het belang voor de mobiliteit, kreeg de vraagsteller graag een antwoord op de volgende vragen :
Uiteenzetting door de vraagsteller. Vraagsteller vermoedt dat de problematiek van de gevolgen van watercaptatie de minister niet onbe- kend is. Zeven jaar geleden werd bij decreet van 21/12/1990 een retributie ingevoerd voor het capte- ren van water uit de waterwegen in het Vlaams Gewest. Voor het aftappen van water ten behoeve van de visteelt, de land- en tuinbouw, de bosbouw en het beheer van de natuurgebieden heeft men uitdrukkelijk een forfaitaire heffing ingesteld, om deze sector te beveiligen. Oorspronkelijk bedroeg deze heffing 1.200 frank per jaar. In het begrotingsdecreet van 20/12/1996 werd deze bijzondere regeling plots opgeheven. Dit zal ernsti- ge gevolgen hebben voor de instandhouding van de aanplantingen en de natuurgebieden, bijzonder in de Kempen. De twee Kempische kanalen zorgden niet alleen voor een goede bereikbaarheid van de regio, maar droegen bij tot de irrigatie van de zandgronden. In heel wat gevallen is de vergunningshouder van een watervang een eigenaar die in de onmiddellijke nabijheid van een waterweg is gevestigd, en die het water dat hij capteert en dat door zijn eigendom vloeit, stroomafwaarts naar eigendommen van der- den leidt, waarmee deze op hun beurt beplantingen of natuurgebieden bevloeien. Het risico bestaat dat de betrokken eigenaars hun watervang, afsluiten wanneer men dit type watervang in plaats van op forfaitaire basis, gaat taxeren a rato van het aantal kubieke meter. Op zeer korte termijn zal het afsluiten van de watervangen leiden tot verschraling en uitdroging en zal het werk van jaren zorgzaam natuurbeheer teloorgaan. Vraagsteller legt volgende vragen aan de minister voor :