Verhouding tot andere overeenkomsten Voorbeeldclausules

Verhouding tot andere overeenkomsten. Niets in deze Overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat beperkingen worden gesteld of afbreuk wordt gedaan aan de bepalingen van andere verdragen, overeenkomsten, operationeel rechtshandhavingsverband of het nationaal recht die de uitwisseling van informatie tussen de Ver- enigde Staten en Nederland toestaan.‌‌‌
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. De bepalingen van deze Overeenkomst vervangen de relevante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten en regelingen tussen Israël en de lidstaten. Onverminderd enige bepaling van deze Overeenkomst mogen bestaande verkeersrechten, beveiligingsregelingen die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten of andere regelingen die niet onder deze Overeenkomst vallen of die gunstiger zijn, verder worden toegepast. Wat luchtvaartmaatschappijen betreft, mogen derge- lijke rechten en regelingen verder worden toegepast door: a) luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie, voor zover er geen onderscheid op basis van nationaliteit wordt gemaakt bij de toepas- sing van deze bestaande rechten of andere regelingen tussen lucht- vaartmaatschappijen uit de Europese Unie; b) luchtvaartmaatschappijen uit de Staat Israël. 2. Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Ge- mengd Comité om te bepalen of deze Overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden herzien. 3. Deze Overeenkomst laat beslissingen van de twee partijen om toekomstige aanbevelingen van de ICAO toe te passen, onverlet. De partijen mogen deze Overeenkomst of delen ervan niet inroepen als basis om zich binnen de ICAO te verzetten tegen alternatieve beleids- maatregelen over kwesties die onder deze Overeenkomst vallen. 4. De partijen komen overeen dat er geen beperkingen of verboden bestaan om in de toekomst beveiligingsregelingen te sluiten tussen de regering van de Staat Israël en elke regering van de lidstaten van de Europese Unie op beveiligingsgebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. De partijen komen echter overeen om i) indien mogelijk, en in overeenstemming met artikel 14, lid 5, voor- rang te geven aan het sluiten van beveiligingsregelingen op EU-niveau, en ii) het Gemengd Comité relevante informatie te verstrekken over die bilaterale beveiligingsregelingen, met inachtneming van artikel 14, lid 14.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Deze overeenkomst strekt tot het aanvullen en vergemak- kelijken van de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van de volgende samenwerkingsinstrumenten waarbij de onderlinge bijstand tussen hun bevoegde autoriteiten wordt geregeld (hierna „wederzijdse rechtshulp” te noemen): a) het Europees Verdrag van de Raad van Europa aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Straatsburg op 20 april 1959 (ETS nr. 30), hierna te noe- men „het Verdrag van 1959”; b) het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aan- gaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, onder- tekend te Straatsburg op 17 maart 1978 (ETS nr. 99); c) de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, overeenkomstig de artikelen 31 en 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld bij het besluit van de Raad van 29 mei 2000 (2), hierna „Overeen- komst van 2000” te noemen; d) de bepalingen over wederzijdse rechtshulp in strafzaken van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Over- eenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen; e) hoofdstuk 2 van het Verdrag van 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, zoals gewijzigd bij het Proto- col van 11 mei 1974, tussen de lidstaten van de Benelux Economische Unie onderling; f) het op 8 november 1990 te Straatsburg ondertekende Ver- drag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagne- ming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven (ETS nr. 141). 2. Deze overeenkomst laat onverlet de toepasselijkheid van verdergaande bepalingen van bilaterale en multilaterale over- eenkomsten tussen lidstaten, alsmede, overeenkomstig artikel 26, lid 4, van het Verdrag van 1959, van regelingen inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken op grond van een eenvor- mige wet of van een bijzonder stelsel dat in onderlinge toepas- sing van maatregelen van wederzijdse rechtshulp op elkaars grondgebied voorziet.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Deze overeenkomst vormt een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen waarop de EUSPCA van toepassing is en maakt deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader. Deze overeenkomst is een specifieke overeenkomst waarmee uitvoering wordt gegeven aan de handelsbepalingen van de EUSPCA. 2. Het is wel verstaan dat de partijen overeenkomen dat geen enkele bepaling in deze overeenkomst hen verplicht te handelen op een wijze die in strijd is met hun verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomst. a) Zodra deze overeenkomst in werking treedt, worden de in bijlage 5 (Overeenkomsten als bedoeld in artikel 4.12) genoemde tussen de lidstaten van de Unie en Singapore gesloten overeenkomsten, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, beëindigd en zijn zij niet langer van kracht; zij komen te vervallen en worden door deze overeenkomst vervangen. b) Ingeval van voorlopige toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 4.15 (Inwerkingtreding), lid 4, wordt de toepassing van de bepalingen van de in bijlage 5 (Overeenkomsten als bedoeld in artikel 4.12) genoemde overeenkomsten, alsmede van de daaruit voortvloeiende rechten en verplichtingen, opgeschort met ingang van de datum van voorlopige toepassing. Ingeval de voorlopige toepassing van deze overeenkomst wordt beëindigd en deze overeenkomst niet in werking treedt, wordt de opschorting opgeheven en worden de in bijlage 5 (Overeenkomsten als bedoeld in artikel 4.12) genoemde overeenkomsten van kracht. c) Onverminderd het bepaalde in lid 3, onder a) en b), kan overeenkomstig de bepalingen van een in bijlage 5 (Overeenkomsten als bedoeld in artikel 4.12) genoemde overeenkomst een vordering worden ingesteld betreffende een behandeling die uit hoofde van de in die overeenkomst vastgestelde voorschriften en procedures is toegekend terwijl die overeenkomst van kracht was, op voorwaarde dat niet meer dan drie jaar zijn verstreken sinds de datum van opschorting van die overeenkomst op grond van lid 3, onder b), of, indien die overeenkomst niet is opgeschort op grond van lid 3, onder b), de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst. d) Onverminderd het bepaalde in lid 3, onder a) en b), kan, wanneer de voorlopige toepassing van deze overeenkomst wordt beëindigd en deze overeenkomst niet in werking treedt, overeenkomstig hoofdstuk drie (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst), een verz...
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. De bestaande overeenkomsten tussen de Europese Unie of haar lidstaten en Japan worden door deze overeenkomst niet vervangen of beëindigd. 2. Niets in deze overeenkomst verplicht de partijen te handelen op een wijze die in strijd is met hun verplichtingen krachtens de WTO-Overeenkomst. 3. In geval van strijdigheid tussen deze overeenkomst en een andere overeenkomst dan de WTO- Overeenkomst waarbij beide partijen partij zijn, plegen de partijen onmiddellijk overleg met elkaar om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen. 4. Onder de internationale overeenkomsten1 waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen of die in deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk worden opgenomen, worden tevens de wijzigingen daarvan of de vervolgovereenkomsten die voor beide partijen op of na de datum van ondertekening van deze overeenkomst in werking treden, begrepen. Indien zich naar aanleiding van deze wijzigingen of vervolgovereenkomsten vraagstukken met betrekking tot de uitvoering of de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst voordoen, kunnen de partijen op verzoek van een partij met elkaar overleg plegen om in voorkomend geval tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing hiervoor te komen. 1 Onder de internationale overeenkomsten waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen of die in deze overeenkomst worden opgenomen, moeten tevens de meest recente wijzigingen daarvan die voor beide partijen vóór de datum van ondertekening van deze overeenkomst in werking zijn getreden, worden verstaan.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Indien de partijen partij worden bij een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie of een andere internationale intergouvernementele organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen welke invloed de bepalingen van die multilaterale overeenkomst of dat multilaterale besluit hebben op de onder- havige Overeenkomst en of deze met het oog hierop moet worden herzien. 2. Gedurende de periode van voorlopige toepassing overeenkomstig artikel 23 (Inwerkingtreding en voorlopige toepassing), lid 2, van deze Overeenkomst worden de in bijlage 3 van deze Overeen- komst vermelde bilaterale overeenkomsten opgeschort, uitgezonderd het bepaalde in bijlage 2 van deze Overeenkomst. Bij inwerkingtreding overeenkomstig artikel 23, lid 1, van deze Overeenkomst, vervangt deze Overeenkomst de relevante bepalingen van de in bijlage 3 van deze overeenkomst vermelde bilaterale overeenkomsten, uitgezonderd het bepaalde in bijlage 2 van deze overeenkomst. TEN GETUIGE WAARVAN ondergetekenden, rechtsgeldig gemachtigd door hun respectieve regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend. GEDAAN in tweevoud Brussel op deze zeventiende dag van december 2009, in de Bulgaarse, Tsjechische, Deense, Nederlandse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Duitse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse en Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn. 1. Met het oog op de toepassing van artikel 2, lid 1, onder c), van deze Overeenkomst, staat elke partij toe dat de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij vervoer verrichten op de hierna gespecificeerde routes: a) Voor luchtvaartmaatschappijen uit Canada: Achterliggende punten - Punten in Canada - Tussenliggende punten - Punten in de lidstaten - Verder gelegen punten b) Voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap: Achterliggende punten - Punten in de lidstaten - Tussenliggende punten - Punten in Canada - Verder gelegen punten 2. De luchtvaartmaatschappijen van een partij kunnen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze: a) vluchten in één van beide of beide richtingen exploiteren; b) verschillende vluchtnummers combineren bij de exploitatie van één luchtvaartuig; c) achterliggende, tussenliggende en verder gelegen punten en punten op het grondgebied van een partij be...
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. De bepalingen van deze Overeenkomst vervangen de rele­ vante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten en regelingen tussen Israël en de lidstaten. Onverminderd enige bepaling van deze Overeenkomst mogen bestaande verkeers­ rechten, beveiligingsregelingen die voortvloeien uit deze bilate­ rale overeenkomsten of andere regelingen die niet onder deze Overeenkomst vallen of die gunstiger zijn, verder worden toe­ gepast. Wat luchtvaartmaatschappijen betreft, mogen dergelijke rechten en regelingen verder worden toegepast door: a) luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie, voor zover er geen onderscheid op basis van nationaliteit wordt gemaakt bij de toepassing van deze bestaande rechten of andere re­ gelingen tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie; b) luchtvaartmaatschappijen uit de Staat Israël. 2. Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeen­ komst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICaO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen of deze Overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden her­ zien. onverlet. De partijen mogen deze Overeenkomst of delen ervan niet inroepen als basis om zich binnen de ICaO te verzetten tegen alternatieve beleidsmaatregelen over kwesties die onder deze Overeenkomst vallen.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Indien de partijen partij worden bij een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie of een andere internationale intergouver­ nementele organisatie dat betrekking heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, plegen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen welke invloed de bepalingen van die multilaterale over­ eenkomst of dat multilaterale besluit hebben op de onderhavige Over­ eenkomst en of deze met het oog hierop moet worden herzien. 2. Gedurende de periode van voorlopige toepassing overeenkomstig artikel 23 (Inwerkingtreding en voorlopige toepassing), lid 2, van deze Overeenkomst worden de in bijlage 3 van deze Overeenkomst vermelde bilaterale overeenkomsten opgeschort, uitgezonderd het bepaalde in bij­ lage 2 van deze Overeenkomst. Bij inwerkingtreding overeenkomstig artikel 23, lid 1, van deze Overeenkomst, vervangt deze Overeenkomst de relevante bepalingen van de in bijlage 3 van deze overeenkomst vermelde bilaterale overeenkomsten, uitgezonderd het bepaalde in bij­ lage 2 van deze overeenkomst. TEN GETUIGE WAARVAN ondergetekenden, rechtsgeldig gemachtigd door hun respectieve regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Deze overeenkomst tast in genen dele de rechten of ver­ plichtingen aan van een partij die voortvloeien uit enige over­ eenkomst die geldt op de dag waarop deze overeenkomst in werking treedt. Deze overeenkomst tast in genen dele de uit EU- wetgeving voortvloeiende rechten of verplichtingen van een partij aan. 2. Voor de uitvoering van deze overeenkomst mogen par­ tijen bi- of trilaterale overeenkomsten of regelingen aangaan, mits zij niet in strijd zijn met deze overeenkomst.
Verhouding tot andere overeenkomsten. 1. Deze Overeenkomst verandert voor de Staten die hierbij partij zijn niets aan hun rechten en verplichtingen op grond van andere overeen- komsten welke verenigbaar zijn met deze Overeenkomst en geen af- breuk doen aan de rechten en verplichtingen van andere Staten die partij zijn bij deze Overeenkomst. 2. Twee of meer Staten die Partij zijn, kunnen overeenkomsten tot wijziging of schorsing van de toepassing van deze Overeenkomst slui- ten die slechts van toepassing zijn in hun onderlinge betrekkingen, mits die overeenkomsten zich niet uitstrekken tot een bepaling zonder de naleving waarvan het voorwerp en het doel van deze Overeenkomst niet kunnen worden bereikt en voorts die overeenkomsten de toepassing van de in deze Overeenkomst vastgelegde grondbeginselen niet aantasten, en verder die overeenkomsten geen afbreuk doen aan de rechten en ver- plichtingen van andere Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst. 3. De Staten die Partij zijn en die het voornemen hebben om een overeenkomst als bedoeld in lid 2 te sluiten, stellen de andere Staten die partij zijn daarvan in kennis via de depositaris van deze Overeenkomt en ook van de wijzigingen of schorsingen waarin hun overeenkomst voor- ziet.