Bespreking Voorbeeldclausules

Bespreking. Het gegeven voorbeeld kwam voor in een aankoopbelofte van de consument/koper, gericht tot de verkoper. De vraag stelde zich bijgevolg of deze clausule wel te beoordelen was in het kader van de onrechtmatige bedingen die betrekking hebben op overeenkomsten gesloten tussen een onderneming en een consument.
Bespreking. 2.2.1. De beklaagde X. xxxx samen met haar echtgenoot, de beklaagde P., verschillende Chinese restaurants uit (o.a. in (…),(…),(…) en (…)). De beklaagde S. heeft als kok gewerkt voor de beklaagde W. en de beklaagde P.. De beklaagde X. ontkent niet dat zij Chinese onderdanen liet overkomen naar België en deze mensen in het restaurant en/of voor haar hebben gewerkt. Zij ontkent evenwel elke worm van dwang of misbruik. Zij werpt op dat zij enkel landgenoten geholpen heeft om in het Westen te kunnen studeren/werken en hun vrijheid op geen enkele manier werd beperkt. De beklaagde P. ontkent elke betrokkenheid; bij zijn verhoor gaf hij aan dat het zijn vrouw was die de administratie deed in de restaurants. De beklaagde X. ontkent actief betrokken geweest te zijn bij het organiseren van schijnhuwelijken.
Bespreking. Overwegende dat [de verweerder] aan het beroepen vonnis hoofdzakelijk verwijt dat dit het advies van de raad van de Orde zonder meer bekrachtigd heeft zonder te hebben ge- antwoord op de door hem aangevoerde argumenten; Dat het niet wordt betwist dat de partijen te dezen geen akkoord hebben gesloten noch over het bedrag van het ereloon [van de eiser] voor de twee litigieuze dossiers noch over de wijze om ze te berekenen; Dat het feit dat [de eiser] zijn cliënt niet op de hoogte heeft gebracht van de door hem voorgenomen methode om de erelonen te begroten, alsook het feit dat hij geen provisies heeft geëist of geen tussentijdse staten heeft opgemaakt hem niet het recht ontnemen op een billijke vergoeding voor zijn werk; dat het hof van beroep die nalatigheden in geen geval aan de regels van de plichtenleer dient te toetsen; dat [de verweerder] bovendien ten onrechte aanvoert dat hij door die nalatigheden in zijn verwachtingen werd bedrogen, aan- gezien niets hem belette het initiatief te nemen om zijn raadsman daarover vragen te stel- len of hem nader in te lichten over de buiten het overeengekomen abonnement te volgen manier van werken; Dat [de eiser] terecht eraan herinnert dat zijn erelonen moeten worden begroot volgens de criteria die in de huidige stand van de plichtenleer gewoonlijk worden gehanteerd, na- melijk de belangrijkheid van de zaak, het werk van de advocaat, zijn persoonlijke autori- teit, de financiële draagkracht van de cliënt en de uitslag; Dat het hof [van beroep] nochtans opmerkt dat [de eiser] zelf het bedrag van zijn erelo- nen heeft bepaald binnen een zeer ruime marge, gaande van het enkelvoudige tot het dub- bele, aangezien hij in zijn brieven van 22 april 1991 [aan de verweerder] voorstelde het bedrag van zijn erelonen te begroten tussen 3.750.000 BEF en 7.000.000 BEF voor het dossier Xxxxxxx en tussen 5 en 10.000.000 BEF; dat hij aangeeft bij gebrek aan een reac- tie de erelonen te hebben begroot op 5.000.000 BEF in het geschil Somival en op 8.000.000 BEF, dus tussen beide uitersten; dat het weinig waarschijnlijk is dat [de eiser], door aldus te werk te gaan, voor de begroting van het bedrag van zijn erelonen, de criteria heeft gebruikt die hij nochtans in zijn conclusie vermeldt; Dat [de eiser], wat betreft de belangrijkheid van beide zaken, aanvoert dat het hier ging om het bedrag van 375.000.000 BEF en dat, in strijd met wat [de verweerder] beweert, die bedragen geenszins uit de lucht gegrepen waren; dat [de eiser] nochtans in ...
Bespreking. 4.1. Forfaitaire schadevergoeding wegens discriminatie Mevrouw V. C. stelt dat zij omwille van haar langdurige ziektetoestand werd ontslagen, hetgeen een discriminatie uitmaakt op grond van de Antidiscriminatiewet dd. 10 mei 2007. Overeenkomstig artikel 18 van deze wet vordert zij een vergoeding gelijk aan 6 maanden loon, m.n. 17.752,77 € netto. Het AZ betwist deze vordering ten stelligste. Vooreerst stelt zij dat de vordering niet ontvankelijk zou zijn. Tevens stelt zij dat zij de arbeidsovereenkomst met mevrouw V.
Bespreking. 6 Hoofdstuk 1 In dit hoofdstuk worden, in tegenstelling tot het huidige VLAREA, de definities gegroepeerd zodat deze nu allemaal vooraan in het VLAREA terug te vinden zijn. Dit gebeurt omdat aan deze techniek door de Raad van State de voorkeur gegeven wordt. De definities zijn thematisch gerangschikt in functie van de betrokken tekstonderdelen, maar zijn, tenzij anders vermeld, van toepassing voor het hele VLAREA. Tegelijkertijd worden een aantal noodzakelijke nieuwe definities ingevoerd. De definitie van "werk", noodzakelijk voor het bepalen van de afvalstoffen die als secundaire grondstof als bouwstof kunnen aangewend worden, heeft reeds aanleiding gegeven tot enige discussie. Als werk worden alleen die constructies bedoeld die duidelijk te onderscheiden zijn van de bodem, zoals bij voorbeeld de kern van dijklichamen, opritten en bermen, wegbeddingen en onderfunderingen. Het opvullen van putten en het ophogen van laaggelegen terreinen valt duidelijk niet onder de definitie van werk. Voor het gebruik als secundaire grondstof in deze toepassingen moet voldaan worden aan de normering voor het gebruik van afvalstoffen als secundaire grondstof als bodem. In het eerste hoofdstuk wordt tevens de afvalstoffenlijst vastgesteld. Belangrijk is dat de stoffen en voorwerpen die op deze lijst worden vermeld, alleen als afval moeten worden beschouwd indien ze tegelijkertijd aan de definitie van afvalstof voldoen, met name dat de houder zich ervan ontdoet, zich er wil van ontdoen, of zich er moet van ontdoen. Ten slotte wordt in dit hoofdstuk ook bepaald welke handelingen als verwijdering en als nuttige toepassing verstaan worden, overeenkomstig de Europese wetgeving ter zake.
Bespreking. Het voorliggende voorstel betreft een aanpassing van een eerder voorstel tot wijziging van de voorwaarden voor de evenwichtsverantwoordelijken. Eerder al werd het voorstel door de VREG goedgekeurd (cfr. I.2 Antecedenten). Bijgevolg komt het de VREG thans enkel toe de wijziging te beoordelen, meer bepaald de wijzigingen aan artikel 9. Deze wijzigingen betreffen de redenen voor schorsing, bepaald in art. 9. van de voorwaarden. Gezien de redenen voor schorsing van de BRP geen directe impact hebben op het distributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, ressorteert dit niet onder de bevoegdheid van de VREG, die immers enkel bevoegd is voor de gewestelijke aspecten van de voorwaarden voor de evenwichtsverantwoordelijken (cfr. I.3. Wettelijk kader). Gezien het gebrek aan bevoegdheid wordt deze aanpassing van het voorstel niet beoordeeld, en behoeft deze geen nieuwe goedkeuring.
Bespreking. De deputatie neemt kennis van het andersluidend verslag van de provinciaal stedenbouwkundige ambtenaar van 2 maart 2012 met kenmerk … …
Bespreking. Aanbieder en Gemeenten bespreken het plan. Indien de Gemeente goedkeuring geven, dan is dit het startmoment. Indien dat niet zo is kan zorgaanbieder zijn plan aanpassen.
Bespreking. De verzoekende partij voert in haar eerste middel onder meer de schending aan van artikel 9bis van de vreemdelingenwet. Zo betoogt zij onder meer dat het niet aan de verwerende partij toekomt om de summiere tekst van artikel 9bis van de vreemdelingenwet te gaan zien als een blanco cheque en algemeen verbindende regels te articuleren. Het komt haar niet toe om er een algemene regel van te maken dat een vreemdeling niet kan geregulariseerd worden ex artikel 9bis omdat zij/hij nog niet sinds 31 maart 2007 in België verblijft. De rechtvaardiging die de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen hiervoor tracht te geven, schendt eveneens artikel 9bis van de vreemdelingenwet, aldus de verzoekende partij. Artikel 9bis van de vreemdelingenwet bepaalt het volgende : "In buitengewone omstandigheden en op voorwaarde dat de vreemdeling over een identiteitsdocument beschikt, kan de machtiging tot verblijf worden aangevraagd bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft. Deze maakt ze over aan de minister of aan diens gemachtigde. Indien de minister of diens gemachtigde de machtiging tot verblijf toekent, zal de machtiging tot verblijf in België worden afgegeven. De voorwaarde dal de vreemdeling beschikt over een identiteitsdocument is niet van toepassing op; -de asielzoeker wiens asielaanvraag niet definitief werd afgewezen of die tegen deze beslissing een overeenkomstig artikel 20 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toelaatbaar xxxxxxxxxxxxxx heeft ingediend en dit tot op het ogenblik waarop een verwerpingsarrest inzake het toegelaten beroep is uitgesproken; -de vreemdeling die zijn onmogelijkheid om het vereiste identiteitsdocument te verwerven in België, op geldige wijze aantoont.