Vakantietoeslag. De werknemer ontvangt 8% vakantietoeslag over de in het vakantietoeslagjaar verdiende salaris. De uitbetaling van deze vakantietoeslag zal eenmaal per jaar in de maand ............./periode * doch uiterlijk op 30 juni plaatsvinden.
Vakantietoeslag. De vakantietoeslag bedraagt 8% van het loon dat de werknemer in het vakantietoeslagjaar (1 juni tot en met 31 mei) bij de werkgever heeft verdiend. Hierin zijn niet begrepen toeslagen, eventuele gratificaties en beloning in natura. De vakantietoeslag wordt uiterlijk 30 juni uitbetaald. De werknemer die het gehele vakantietoeslagjaar in dienst is geweest en eerder dan de maand juli met vakantie gaat, ontvangt de vakantietoeslag voor de aanvang van de aaneengesloten vakantie. Bij een hulpkracht die een all-in salaris ontvangt, is de vakantietoeslag al in het salaris opgenomen en hoeft deze niet meer uitbetaald te worden.
Vakantietoeslag. 1. Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 augustus van enig jaar tot en met 31 juli van het daaropvolgend jaar.
2. Jaarlijks zal de werkgever in de maand mei aan de medewerkers een vakantietoeslag betalen van 8% over 12 maal het in de maand mei verdiende maandinkomen. Dit geldt voor de medewerker die op de dag van uitkering van de vakantietoeslag nog in dienst is of van wie het dienstverband eindigt tussen 1 mei en 1 augustus. Bij de medewerker van wie het dienstverband eindigt tussen 1 augustus en 1 mei wordt de vakantietoeslag berekend uitgaande van het maandinkomen per laatste dienstverbanddag. De medewerker die niet gedurende het gehele vakantietoeslagjaar in dienst is geweest of in hetzelfde rooster heeft gewerkt, ontvangt de vakantietoeslag naar evenredigheid. Indien het parttimerpercentage is gewijzigd (nieuw toegekend/verhoogd/verlaagd/omgezet in fulltime dienstverband) gedurende het vakantietoeslagjaar dan wordt het gemiddelde feitelijk verdiende schaalsalaris in de referteperiode berekend als basis voor de toekenning van de vakantietoeslag.
3. Medewerkers krijgen jaarlijks de keuze om de opbouw van vakantiegeld maandelijks te reserveren of maandelijks uit te laten keren. Wordt er gekozen voor reserveren dan bestaat de mogelijkheid om het gereserveerde vakantiegeld op 3 momenten uit te laten betalen (in september, januari of mei van het betreffende jaar). De tussentijdse uitbetaling van het vakantiegeld heeft betrekking op het daadwerkelijk opgebouwde deel van het vakantiegeld. Wordt er geen gebruik gemaakt van een tussentijdse uitbetaling, dan wordt het vakantiegeld automatisch in mei uitgekeerd.
4. De minimum vakantietoeslag bedraagt voor de medewerker tenminste 8% van het minimumloon conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML).
5. De door de medewerker in het kader van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) genoten vakantietoeslag zal worden gekort op de uitkering zoals genoemd onder punt 2.
Vakantietoeslag. 1. Een werknemer heeft jaarlijks recht op vakantietoeslag van 8% over het door hem in de achterliggende 12 maanden bij werkgever genoten jaarsalaris.
2. De vakantietoeslag wordt jaarlijks uitbetaald (uiterlijk) in de maand juni.
Vakantietoeslag. Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een ander vakantietoeslagjaar overeenkomen. De medewerker die het gehele vakantietoeslagjaar in dienst is geweest, ontvangt uiterlijk in de maand juni een bedrag aan vakantietoeslag van 8% over het in het vakantietoeslagjaar feitelijk genoten loon.
Vakantietoeslag. De werknemer ontvangt 8% vakantietoeslag over het tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst verdiende salaris.
Vakantietoeslag. 1. De vakantietoeslag bedraagt 8 % van de in enig jaar geldende jaarbezoldiging, uit te betalen tegelijk met de bezoldiging over de maand mei, tenzij de werknemer op dat tijdstip korter dan twee maanden in dienst is. In dat geval en eveneens bij indiensttreding na het hiervoor genoemde betalingstijdstip vindt uitbetaling plaats tegelijk met de bezoldiging over de maand december, doch desgewenst vroeger, indien de werknemer eerder minimaal vijf aaneensluitende vakantiedagen opneemt.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vakantietoeslag naar evenredigheid berekend, waarbij de maand op 30 en het jaar op 360 dagen wordt gesteld, indien de arbeidsovereenkomst in het lopende kalenderjaar korter dan dat jaar zal (blijken te) zijn. Indien de werknemer ten gevolge hiervan een te hoog bedrag vakantietoeslag heeft ontvangen, is hij gehouden het te veel aan hem uitbetaalde te restitueren, wat voor zover mogelijk in beginsel gebeurt door middel van inhouding op de (laatste) bezoldiging.
3. Restitutie als bedoeld in het vorige lid blijft achterwege in geval:
a. de arbeidsovereenkomst eindigt door overlijden van de werknemer;
b. de werknemer sedert 31 mei 1977 onafgebroken in dienst is en hij de dienst verlaat wegens het bereiken van de ontslagleeftijd (zie artikel 10, lid 2, sub b) of de dienst verlaat wegens de in het BW, art 7: 669, lid 3, sub b genoemde reden (ziekte of gebreken waardoor de werknemer de bedongen arbeid niet meer kan verrichten).
4. De uitbetaling in mei als bedoeld in lid 1 heeft voor wat betreft de nog niet verstreken maanden van het lopende kalenderjaar het karakter van een voorschot. In de maand december vindt definitieve vaststelling van de vakantietoeslag plaats en zal zo nodig in voorkomende gevallen verrekening in de vorm van nabetaling of terugvordering plaatsvinden.
Vakantietoeslag. 1. Iedere werknemer die op 1 mei, sinds 1 mei van het vorig jaar 12 maanden onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, heeft ten tijde van zijn aaneengesloten vakantie, doch uiterlijk in de maand juni, recht op een vakantietoeslag die gelijk is aan 8% van zijn jaarinkomen.
2. Onder inkomen wordt in dit artikel verstaan de definitie zoals opgenomen in artikel 1b lid 17 van de CAO. In uitzondering op deze definitie wordt voor de berekening van de vakantietoeslag bij dit artikel geen vakantietoeslag, geen eventuele winstdeling of gratificatie-uitkering meegenomen in het inkomen. De vloer van het vakantiegeld van werknemers in de schalen B tot en met F is gekoppeld aan de vakantietoeslag, behorend bij het salarisniveau D, functieperiodiek 0.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking heeft de werknemer voor iedere maand die hij sinds 1 mei van het lopende of voorafgaande jaar bij de werkgever werkzaam is geweest en waarvoor hij nog geen vakantietoeslag heeft ontvangen, recht op 1/12 van de vakantietoeslag.
Vakantietoeslag a. De werknemer heeft recht op vakantietoeslag van 8%. De berekeningsgrondslag voor de vakantietoeslag is het door de werknemer in de voorgaande 12 maanden verdiende basissalaris inclusief persoonlijke toeslagen, ORT-toeslag, ANW-toeslag vermeerderd met de ver- goedingen voor overuren (inclusief toeslag) en meeruren die de werknemer over die periode heeft ontvangen. Indien sprake is van arbeidsongeschiktheid geldt voor het basissalaris de aanspraak die de werknemer op grond van artikel 5.2 heeft.
b. De vakantietoeslag wordt opgebouwd over de periode van 1 juni van het voorgaande jaar tot en met 31 mei van het lopende jaar.
c. De vakantietoeslag wordt in de maand mei van elk jaar uitbetaald.
d. Indien de arbeidsovereenkomst tijdens de periode van opbouw eindigt, wordt de tot dat moment opgebouwde vakantietoeslag uitbetaald.
Vakantietoeslag. 18.1. De werknemer heeft recht op vakantietoeslag ten bedrage van 8% van zijn bruto jaarsalaris. De referteperiode voor de vakantietoeslag loopt van 1 juni van het direct voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het uitkerende jaar. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar, uiterlijk in de maand juni van het vakantiejaar, uitbetaald.
18.2. De werknemer die op 31 mei nog geen vol jaar in dienst is geweest of wiens dienstverband eindigt voor 31 mei, ontvangt de vakantietoeslag naar evenredigheid over de referteperiode. In de vakantietoeslag zijn begrepen de eventuele vakantie-uitkeringen krachtens de sociale verzekeringswetten.