Deelnemerstijd Voorbeeldclausules

Deelnemerstijd. De deelnemerstijd is de periode van deelname vanaf aanvang van het deelnemerschap aan dit pensioenreglement tot beëindiging van het deelnemerschap, rekening houdend met het bepaalde in artikel 10 van dit reglement inzake verminderde productie. De deelnemerstijd wordt in jaren, maanden en dagen nauwkeurig berekend. Bij onderbreking van de deelnemerstijd in verband met de indiening van een afstandsverklaring (artikel 2 van dit reglement), worden de afzonderlijke deelnemerstijden bij elkaar opgeteld.
Deelnemerstijd. Bij de vaststelling van de deelnemerstijd voor de berekening van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen, worden de factoren verminderde productie die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Voor de bepaling van de toekomstige deelnemerstijd wordt uitgegaan van de factor verminderde productie op het moment van overlijden van de deelnemer. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt de toekomstige diensttijd mede bepaald op basis van de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende factor verminderde productie.
Deelnemerstijd. 1. Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt het aantal jaren in aanmerking genomen dat de deelnemer vanaf de datum van opname als deelnemer aan de pensioenregeling van het fonds, tot aan de pensioenrichtleeftijd kan doorbrengen. 2. De deelnemerstijd van de premie en de pensioenopbouw en risicodekking wordt in jaren en maanden afgerond, waarbij de toestand op de 15e van de maand bepalend is. De risicodekking voor overlijden en arbeidsongeschiktheid vangt aan op de dag van indiensttreding. 3. Het bestuur van het fonds administreert de deelnemerstijd van de deelnemer op de wijze zoals voorgeschreven in de PW of daarop berustende regelgeving. 4. Bij de inwerkingtreding van dit pensioenreglement dan wel bij opname in de pensioenregeling wordt aan de deelnemer schriftelijk mededeling gedaan van de deelnemerstijd waarop zijn pensioenaanspraken zijn gebaseerd.
Deelnemerstijd. A. Voor de basispensioenregeling 1. Onder deelnemerstijd wordt verstaan de periode vanaf het moment van indiensttreding, met inachtneming van artikel 2 lid 1, tot de pensioendatum. De deelnemerstijd wordt in volle maanden vastgesteld, waarbij een gedeelte van een maand normaal wordt afgerond. Bij de afronding wordt de 15e dag van de kalendermaand als grens in acht genomen (zie bijlage 1). 2. Voor de deelnemer die parttimer is, wordt vervolgens de deelnemerstijd omgerekend naar fulltime equivalenten door de deelnemerstijd met de parttime factor te vermenigvuldigen.
Deelnemerstijd. Bij de vaststelling van de deelnemerstijd voor de berekening van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen, worden de factoren deeltijd die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen. Voor de bepaling van de toekomstige deelnemerstijd wordt uitgegaan van de deeltijdfactor op het moment van overlijden van de deelnemer. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt de toekomstige diensttijd mede bepaald op basis van de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdfactor.
Deelnemerstijd. De deelnemerstijd vanaf de voor de deelnemer geldende aanvangsdatum van de voorlopige dekking tot de (individuele) pensioen(richt)datum vermenigvuldigd met het deeltijdpercentage op de overlijdensdatum. De deelnemerstijd wordt afgerond op twee decimalen. Voor de bepaling van de deelnemerstijd van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt de bepaling van de deelnemerstijd mede gebaseerd op het deeltijdpercentage bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid.
Deelnemerstijd. 1. Bij de berekening van de grootte van de op risicobasis verzekerde aanspraken op partner- en wezenpensioen wordt uitgegaan van deelnemerstijd. 2. Als deelnemerstijd tellen mee alle tot aan de pensioeningangsdatum als deelnemer krachtens ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de werkgever doorgebrachte en nog door te brengen dienstjaren vanaf datum opneming in deze premiepensioenregeling. 3. De deelnemerstijd wordt bij opname in de premiepensioenregeling en vervolgens op iedere peildatum vastgesteld in dagen nauwkeurig. Het fonds administreert de deelnemerstijd op de wijze als voorgeschreven in de PW of daarop berustende regelgeving. 4. Indien een deelnemer bij opname in de premiepensioenregeling of op een latere peildatum minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is, zal de periode gelegen tussen de datum van opname respectievelijk de peildatum en de eerstvolgende peildatum voor de vaststelling van de deelnemerstijd worden vermenigvuldigd met de deeltijdfactor. 5. Indien een deelnemer bij opname in de premiepensioenregeling of op een latere peildatum minder dan de bij de werkgever geldende volledige werktijd werkzaam is, zullen de nog door te brengen dienstjaren worden vermenigvuldigd met de op de betreffende datum geldende deeltijdfactor. 6. De in lid 4 en 5 bedoelde deeltijdfactor is gelijk aan de breuk, waarvan de teller gelijk is aan het gemiddelde aantal wekelijkse werkuren van de deelnemer en de noemer aan het gemiddelde aantal wekelijkse werkuren bij de werkgever bij een volledige werktijd. 7. Gedurende een periode van verlof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (ouderschaps-, sabbats- en studieverlof) bestaat geen recht op pensioenopbouw. Het overlijdensrisico ten behoeve van het partner- en wezenpensioen wordt wel gedekt gedurende maximaal 18 maanden. Het recht op premievrije voortzetting blijft ook bestaan.
Deelnemerstijd. De tijd die de deelnemer in dienst van de onderneming als deelnemer heeft doorgebracht met als uiterlijke beginleeftijd 22 jaar, alsmede de periode(n) waarin de deelnemer voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid geniet als omschreven in artikel 21.
Deelnemerstijd. 1. De pensioenaanspraken worden vastgesteld op grond van de voor pensioen geldende, bij de onderneming doorgebrachte en door te brengen Deelnemerstijd. 2. De Deelnemerstijd bedraagt maximaal 40 jaar en wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig waarbij een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Indien de maximale opbouwperiode is bereikt, is er geen premie meer verschuldigd ten behoeve van de desbetreffende Deelnemer en wordt het Ouderdomspensioen (OP) vastgesteld conform de op dat moment opgebouwde rechten. Dat geldt niet indien de maximale opbouwperiode wordt overschreden als gevolg van overdracht van pensioenen. 3. Voor de berekening van ouderdomspensioen gelden de Deelnemersjaren welke de Deelnemer tot de Pensioenrichtleeftijd in onafgebroken dienst van de onderneming kan doorbrengen, gerekend vanaf zijn datum van indiensttreding dan wel de eerste van de maand waarin de Deelnemer 21 jaar wordt indien dit tijdstip later valt dan de datum van in diensttreding.
Deelnemerstijd. De periode(n) waarin de werknemer tot de werkgever in dienstbetrekking heeft gestaan, die op grond van artikel 6 in aanmerking worden genomen bij de berekening van de pensioenaanspraken, alsmede de periode(n) waarin de deelnemer voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid geniet als omschreven in artikel 20.