Exploitatierisico Voorbeeldclausules

Exploitatierisico. Exploitatiekosten van investeringen in de agrarische sector kunnen hoger uitvallen dan begroot in de (prognose- /waarderings-)berekeningen. Het exploitatierisico heeft betrekking op afwijkingen van onder andere de kosten voor aanleg van de infrastructuur, irrigatie of voorzieningen, onderhoudskosten, kosten van management en andere (operationele) kosten. Hogere exploitatiekosten, bijvoorbeeld ten gevolge van aanpassingen in pesticide- en meststofprogramma’s, kunnen een negatieve invloed hebben op de (bedrijfs-)resultaten. Bij dergelijke negatieve ontwikkelingen kan de financiële positie van de Onderneming, de waarde van de Effecten en/of het eventueel uitkeren van dividend, alsmede het rendement dat op de Effecten wordt behaald, in gevaar komen. Aan de aanleg en exploitatie van infrastructuur of voorzieningen zijn risico’s verbonden. Zo bestaat het risico dat de aan te leggen voorzieningen of installaties gebreken vertonen die niet of onvoldoende uit controles en testen naar voren zijn gekomen en die niet verhaalbaar zijn op andere partijen. Zo kan er, naast de bevindingen van de technische inspectie, bijvoorbeeld sprake zijn van niet eerder onderkende storingen of verborgen gebreken of beperkingen ten aanzien van eigendom en gebruik. Mocht er sprake zijn van gebreken van welke aard ook, dan kan dit leiden tot hogere kosten (in de vorm van herstelkosten en/of kosten in verband met aansprakelijkheidstelling) en/of lagere opbrengsten (door vermindering van de capaciteit tot het genereren van opbrengsten), hetgeen een negatief effect kan hebben op de opbrengsten van de Onderneming, de waarde van de Effecten en/of het eventueel uitkeren van dividend, alsmede het rendement dat op de Effecten wordt behaald.
Exploitatierisico. Zoals hiervoor beschreven heeft ING Zakelijk een finan- cieringsarrangement samengesteld waarbij E.C. Dijkman Holding BV met beide werkmaatschappijen (Vastgoed- BV en Exploitatie-BV) als één geheel worden beschouwd met elk hun eigen specifieke activiteiten (exploitatie su- permarkt en beheer vastgoedportefeuille). Op deze wijze is het geheel inclusief het Vastgoed vanuit zakelijk per- spectief gefinancierd. De hieraan gerelateerde aanspra- kelijkheid is hoofdelijk wat wil zeggen dat ING Zakelijk tekorten van één van de BV’s kan verhalen op de andere BV’s. Hierdoor ontstaat het risico dat als de Exploitatie- BV niet voldoet aan de verplichtingen tot (periodieke) aflossing van de Bancaire Financiering, de Vastgoed-BV die aflossingen moet voldoen. Als zich dat voordoet is er voor de Vastgoed-BV minder of zelfs geen financiële ruimte om aan de verplichtingen jegens de Obligatie- houders te voldoen.
Exploitatierisico. In deze categorie zijn risico’s opgenomen die de exploitatie en het Exploitatieresultaat van de Objecten negatief kunnen beïnvloeden, voor zover deze niet reeds hiervoor zijn beschreven. Lagere Exploitatieresultaten kunnen ook de waarde van de Objecten negatief beïnvloeden, omdat een opvolgende belegger het lagere Exploitatierendement uit de Objecten zal willen compenseren met een lagere koopprijs. Het kredietrisico, dat samenhangt met de hypothecaire lening bij dit product en het risico van verlies van vermogen bij niet-gespreid beleggen, dat samenhangt met het beleggen in de Objecten met een beperkt aantal huurders en waarvan de inkomsten en waarde afhankelijk zijn van de ontwikkelingen in de markt van de particuliere woonzorg, vergroten het exploitatierisico. Het kredietrisico kan immers leiden tot extra kosten die ten koste gaan van het Exploitatierendement. Omdat het Fonds beperkt gespreid belegt - vier Objecten verspreid over drie gemeentes met een gering aantal huurders die uitsluitend zijn gericht op de woonzorg - zal een negatieve ontwikkeling in de Objecten (bijvoorbeeld milieuverontreiniging), in de directe omgeving van de Objecten (bijvoorbeeld de bouw van zorgwoningen die concurreren met de Objecten waardoor de interesse voor de Objecten afneemt en leegstand ontstaat) of wijzigingen in de wet- en regelgeving die ziet op de financiering van particuliere woonzorg of beleid op dat vlak (zoals bezuinigingen op de ouderenzorg wat tot gevolg kan hebben dat de kosten voor het wonen in de Objecten niet meer zijn op te brengen of waardoor de interesse in het bewonen van de Objecten afneemt), een grote negatieve impact kunnen hebben op het Exploitatierendement wat het Fonds niet kan compenseren met inkomsten uit andere beleggingen. Die negatieve impact kan tot gevolg hebben dat de belegging volledig verloren gaat. Het risico bestaat dat een of meer van de 40 individuele huurovereenkomsten voor de Objecten in Lochem en de huurovereenkomsten met de zorgexploitanten voor de Objecten in Rotterdam (Domus Magnus) en Den Haag (Valuas Groep) voortijdig eindigen. Daarmee ontstaat het risico dat door veranderende marktomstandigheden tegen minder gunstige voorwaarden kan worden (weder)verhuurd. Dit kan leiden tot lagere huurinkomsten en een lagere verkoopopbrengst wat een negatief effect zal hebben op het rendement voor de Participanten. Indien de totale huurontvangsten over de gehele exploitatieperiode steeds 15% lager uitkomen dan de prognose, zal het gemiddeld ...
Exploitatierisico. Het Fonds is voor het rendement in grote mate afhankelijk van de huurinkomsten. Als huurovereenkomsten eindigen kan dat negatieve gevolgen hebben voor het rendement. Als huurders de huur niet betalen, heeft het Fonds minder huurinkomsten en kan minder uitkeren aan de Participanten. Vastgoed heeft onderhoud nodig. De kosten voor het onderhoud kunnen tegenvallen. Hogere kosten leiden tot lagere uitkeringen. Elkvastgoed heeft jaarlijks in meer of mindere mate te maken met onderhoud of met noodzakelijke aanpassingen om aan de eisen des tijds te blijven voldoen. Deze onderhoudsaspecten kunnen door een gedegen technische analyse bij aankoop in kaart worden gebracht. Niettemin bestaat het risico dat gedurende de bezitsperiode van het Object noodzakelijk onderhoud als gevolg van technische veroudering gepleegd moet worden in afwijking (zowel in omvang als in de tijd gezien) van een bij aankoop opgestelde meerjarenonderhoudsbegroting. Dat zal ten koste gaan van de resultaten van het Fonds, wat een negatieve invloed zal hebben op het rendement voor de Participanten. Indien deze instandhoudingskosten gedurende het maximum van de beoogde looptijd ieder jaar 30% hoger uitkomen dan geprognosticeerd, zal het gemiddelde Exploitatierendement
Exploitatierisico. De Concessiehouder staat zelf in voor de integrale financiering en bekostiging van de vooropgestelde exploitatie. Alle kosten die de Concessiehouder moet maken om aan zijn contractuele verplichtingen te voldoen, zijn voor zijn risico en rekening en kunnen op geen enkele wijze verhaald worden op AG Vespa.

Related to Exploitatierisico

  • Arbeidstijden 1. Gemiddelde arbeidstijd per week

  • Arbeidstijd Lid 1 De arbeidsweek loopt van maandag tot en met zaterdag. Lid 2 Geen arbeid wordt verricht op zondag en algemeen erkende feestdagen. Lid 3 Van het bepaalde in lid 2 kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden zulks noodzakelijk maken, de desbetreffende wettelijke bepalingen zich daartegen niet verzetten en alleen met instemming van de werknemer. Lid 4 De normale arbeidsduur bedraagt ten hoogste gemiddeld 36 uur, verdeeld over 5 dagen per week, berekend over 3 kalendermaanden. Lid 5 Bij de vaststelling van de tussen werkgever en werknemer overeengekomen arbeidstijd geldt het volgende. De werknemer heeft recht op een werkweek van maximaal 5 dagen. In overleg tussen werkgever en werknemer kan op vrijwillige basis de 4-daagse werkweek gehanteerd worden. Lid 6 De werkgever houdt bij het vaststellen van het arbeidsrooster rekening met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, voor zover dat in redelijkheid van de werkgever gevergd kan worden. Onder persoonlijke omstandigheden wordt onder andere verstaan: zorgtaken voor kinderen, afhankelijke familieleden en naasten, religieuze dagen, alsmede maatschappelijke verantwoordelijkheden door de werknemer gedragen. Lid 7 De dagelijkse arbeid is in de regel gelegen tussen 06.00 uur en 21.00 uur van maandag tot en met vrijdag en van 06.00 uur tot 18.00 uur op zaterdag. Lid 8 De tijd die nodig is voor het opruimen, het ‘afhelp-kwartiertje’ wordt niet tot de arbeidstijd gerekend. Lid 9 De arbeidstijden worden op de volgende wijze onderbroken door rusttijden: a. bij een werkdag van meer den 5 ½ uur: tenminste een ½ uur; b. bij een werkdag van meer dan 8 uur: tenminste ¾ uur, eventueel op te splitsen in een ½ uur en een kwartier: c. rusttijden van minder dan een kwartier (koffie- en theepauzes) worden tot de arbeidstijd gerekend. d. De werkgever organiseert de arbeid van een jeugdige werknemer (onder de 18 jaar) zodanig dat, indien hij meer dan 4,5 uren arbeid per dienst verricht, zijn arbeid tijdens de dienst wordt onderbroken door een pauze. De pauze bedraagt ten minste 30 minuten, die zo nodig kan worden gesplitst in pauzes van elk ten minste 15 minuten. Lid 10 Werknemers jonger dan 18 jaar mogen geen arbeid verrichten na 21.00 uur. Lid 11 Werknemers van 55 jaar en ouder kunnen niet tot het werken op koopavonden en tot het verrichten van overwerk worden verplicht. Lid 12 De werkgever is verplicht de werknemer ononderbroken zijn werkzaamheden te laten verrichten. Werkgever en werknemer kunnen op verzoek van de werknemer beslissen dat van deze verplichting wordt afgeweken. Een koffie- of theepauze van 15 minuten of langer, geldt niet als onderbreking en evenmin als arbeidstijd.

  • Arbeidsduur 8.1. De arbeidsduur bij een voltijds dienstverband bedraagt 38 uur per week. 8.2. Voor werknemers van tenminste 60 jaar wordt de normale arbeidsduur, berekend op jaarbasis, met 5 werkdagen of diensten verminderd. Bij deeltijd worden deze werkdagen of diensten naar rato toegepast. Bedoelde werkdagen of diensten worden toegekend naast de in artikel 17 lid 1 sub b extra toegekende vakantiedagen voor werknemers van 60 jaar en ouder. 8.3. Aan een verzoek van een werknemer om vermindering of vermeerdering van zijn arbeidsduur binnen de eigen functie, is de werkgever verplicht tegemoet te komen. Indien het verzoek van de werknemer naar oordeel van de werkgever vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen niet gehonoreerd kan worden, zal de werkgever de werknemer hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis stellen. De werknemer kan tegen deze beslissing bij de Bezwarencommissie in beroep komen. 8.4. De uitspraak van de Bezwarencommissie op het beroep dat wordt ingesteld tegen een afwijzende beslissing van de werkgever om aanpassing van de arbeidsduur heeft het karakter van een bindend advies. 8.5. De werkgever stelt de werktijden, na overleg met de werknemer, vast. 8.6. Indien de werktijden bij rooster worden vastgesteld, dient de werkgever de dagen waarop gewerkt moet worden zo spoedig mogelijk, met inachtneming van artikel 4 lid 2 van de Arbeidstijdenwet, ter kennis te brengen van de betrokken werknemer. Daarbij zijn werkgever en werknemer zich ervan bewust dat op korte termijn wijzigingen in het rooster noodzakelijk kunnen zijn in verband met calamiteiten en/of onvoorziene omstandigheden, waarbij bij dit laatste vooral gedacht moet worden aan afgelastingen en weersomstandigheden. 8.7. De invulling van de normale arbeidsduur van 38 uur per week gemiddeld bij een voltijds dienstverband vindt plaats binnen de volgende bandbreedtes: minimaal 7 uur per dag en minimaal 35 uur per week en maximaal 9 uur per dag en maximaal 45 uur per week waarbij een maximum geldt van gemiddeld 40 uren per week in elke periode van 13 achtereenvolgende weken. 8.8. In dagdienst wordt als regel gewerkt op de eerste vijf dagen van de week tussen 07.00 en 23.00 uur. 8.9. Indien de aard van de functie met zich meebrengt dat ook het werken op zaterdag en zondag als normaal kan worden aangeduid, geldt, in afwijking van het in lid 6 bepaalde, dat op alle dagen van de week kan worden gewerkt tussen 07.00 en 23.00 uur. 8.10. Incidentele afwijkingen van de normale dagelijkse arbeidsduur van een half uur of minder worden geacht deel uit te maken van de normale arbeidsduur. 8.11. De werknemer is in bijzondere gevallen ook gehouden buiten de op het rooster aangegeven uren arbeid te verrichten. 8.12. Indien het belang van de organisatie zich daartegen niet verzet en dit binnen de bestaande mogelijkheden kan, zal de werkgever op verzoek van de werknemer deze in de gelegenheid stellen om ten behoeve van zorgtaken extra verlof op te nemen. Jaarlijks kunnen werkgever en werknemer afspraken maken over de wijze waarop dit verlof opgebouwd c.q. gecompenseerd zal worden. 8.13. Indien het belang van de werkgever zich er niet tegen verzet en dit binnen de bestaande mogelijkheden kan, kan de werkgever de werknemer, onder in onderling overleg te bepalen condities, volgens met het medezeggenschapsorgaan overeengekomen richtlijnen, toestemming verlenen tot thuiswerken of telewerken.

  • Waarvoor gebruiken we persoonsgegevens? U heeft ons allerlei gegevens gestuurd over uzelf en de verzekerden. We gaan zorgvuldig met deze gegevens om. Wij kunnen persoonsgegevens o.a. gebruiken om: - de aanvraag te verwerken; - een overeenkomst te sluiten en om die uit te voeren; - een claim, declaratie of schade af te handelen; - fraude te voorkomen en te bestrijden. Hiervoor kunnen we ook openbare gegevens over u op internet gebruiken; - te zorgen dat de financiële sector veilig en integer blijft; - te voldoen aan wet- en regelgeving; - deze, voor zover toegestaan, te delen met zakelijke partners, zoals adviseurs, incassobureaus, arbodiensten en re-integratiebedrijven; - marktonderzoek te doen; - statistische analyses uit te voeren; - onze dienstverlening te verbeteren en onze dienstverlening beter aan te laten sluiten op uw persoonlijke situatie; - de relatie met u te onderhouden en uit te breiden’; - u te informeren over onze producten; - u aanbiedingen te doen; - het versturen van service attenties. Wij houden ons daarbij aan de wet- en regelgeving en de gedragscodes van het Verbond van Verzekeraars. Onze volledige en actuele privacyverklaring leest u op xxx.xxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxx.xx.

  • Studiekostenregeling De werkgever heeft de mogelijkheid terzake van de in de artikelen 43 en 44 genoemde kosten voor aanvang van de opleiding een studiekostenregeling aan z'n werknemers voor te leggen. Deze studiekostenregeling verplicht de werknemer: - bij ontslagname van de werknemer binnen een jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 75% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen twee jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 50% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen; - bij ontslagname van de werknemer binnen drie jaar na het behalen van het diploma/certificaat: 25% van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen.

  • Arbeidstijdenwet Voor deze cao gelden, tenzij anders bepaald, de normen van de Arbeidstijdenwet en de daarop berustende bepalingen, met dien verstande dat in werkroosters maximaal 5 nachtdiensten achter elkaar mogen worden ingeroosterd.

  • Zondagsarbeid zondagsbepaling in geval van arbeid op zondag ten minste 4 vrije zondagen per 13 weken in geval van arbeid op zondag ten minste 13 vrije zondagen per 52 weken minimum rust na een nachtdienst die eindigt na 02:00 uur 14 uur 14 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) minimum rust na een reeks van 3 of meer nachtdiensten 48 uur 48 uur maximum arbeidstijd per nachtdienst (exclusief overwerk) 8 uur 9 uur maximum arbeidstijd per 13 weken gemiddeld 40 uur per week (520 uur) gemiddeld 40 uur per week (520 uur) maximum aantal nachtdiensten 10 per 4 weken en 25 per 13 weken (16 per 4 weken als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) 28 per 13 weken (52 per 13 weken als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten 5 (6 als de nachtdiensten vóór of op 02:00 uur eindigen) 7 gemiddelde arbeidstijd per week over 4 weken (exclusief overwerk) 50 uur 55 uur maximum arbeidstijd per nachtdienst 9 uur 10 uur maximum arbeidstijd per 13 weken gemiddeld 40 uur per week (520 uur) gemiddeld 40 uur per week (520 uur) maximum arbeidstijd per week (inclusief overwerk) 54 uur 60 uur Normen werknemers van 16 en 17 jaar Kolom A Kolom B Bij cao geregelde bepaling (a) Gemaximeerde decentrale overlegruimte (b)

  • Tegenstrijdigheid en wijziging Verwerkersovereenkomst 1. In het geval van tegenstrijdigheid tussen de bepalingen uit deze Verwerkersovereenkomst en de bepalingen van de Product- en Dienstenovereenkomst, dan zullen de bepalingen van deze Verwerkersovereenkomst leidend zijn. 2. Indien Partijen van de artikelen in de Model Verwerkersovereenkomst door omstandigheden moeten afwijken, of deze willen aanvullen, dan zullen deze wijzigingen en/of aanvullingen door Partijen worden beschreven en gemotiveerd in een overzicht dat als Bijlage 3 aan deze Verwerkersovereenkomst zal worden gehecht. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor aanvullingen en/of wijzigingen van de Bijlagen 1 en 2. 3. Bij belangrijke wijzigingen in het product en/of de (aanvullende) diensten die van invloed zijn op de Verwerking van de Persoonsgegevens wordt, alvorens de Onderwijsinstelling de keuze hiertoe aanvaardt, de Onderwijsinstelling in begrijpelijke taal geïnformeerd over de consequenties van deze wijzigingen. Onder belangrijke wijzigingen wordt in ieder geval verstaan: de toevoeging of wijziging van een functionaliteit die leidt tot een uitbreiding ten aanzien van de te Verwerken Persoonsgegevens en de doeleinden waaronder de Persoonsgegevens worden Verwerkt. De wijzigingen zullen in Bijlage 1 worden opgenomen. 4. Wijzigingen in de artikelen van de Verwerkersovereenkomst kunnen uitsluitend in gezamenlijkheid worden overeengekomen. 5. In het geval enige bepaling van deze Verwerkersovereenkomst nietig, vernietigbaar of anderszins niet afdwingbaar is of wordt, blijven de overige bepalingen van deze Verwerkersovereenkomst volledig van kracht. Partijen zullen in dat geval met elkaar in overleg treden om de nietige, vernietigbare of anderszins niet afdwingbare bepaling te vervangen door een uitvoerbare alternatieve bepaling. Daarbij zullen partijen zoveel mogelijk rekening houden met het doel en de strekking van de nietige, vernietigde of anderszins niet afdwingbare bepaling.

  • Valutarisico Zoals eerder beschreven dient bij het beleggen in niet-euro genoteerde financiële instrumenten rekening te worden gehouden met het valutakoersrisico. Aangezien valutakoersen ten opzichte van elkaar fluctueren, bestaat er een valutakoersrisico als effecten in een vreemde valuta uitgedrukt zijn. De fundamentele elementen die valutakoersen van een land kunnen beïnvloeden zijn met name het inflatiepercentage van een land, het verschil in rentevoet in vergelijking met het buitenland, de beoordeling van de ontwikkeling van de conjunctuur, de politieke situatie en de veiligheid van de belegging. Bovendien kunnen gebeurtenissen op psychologisch gebied, zoals een politieke vertrouwenscrisis, de munt van een land verzwakken. Wanneer u bij de Depotbank beschikt over een rekening courantsaldo in Amerikaanse dollars dat niet is gedekt in - in dollars genoteerde - aandelen (hedging), en vice versa, dan loopt u over dit saldo een valutakoersrisico. Het aanhouden van liquiditeiten of het blootstellen aan andere valuta door beleggingsinstrumenten zoals valuta-swaps brengt risico’s met zich mee doordat continu koersverschillen optreden. Bij het blootstellen van risico’s aan andere valuta is dit afhankelijk van mondiale en lokale ontwikkelingen op financieel, politiek en kredietwaardigheid van het land van de uitgevende valuta valuta maar ook van de spreiding over de verschillende valuta.

  • Luchtvaartuigen Niet gedekt zijn aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt met of door een (lucht)vaartuig. Deze uitsluiting geldt echter niet voor: 3.3.1 Personenschade toegebracht met of door een vaartuig. 3.3.2 Schade die door een verzekerde als passagier van een (lucht)vaartuig is veroorzaakt. Bij zaakschade aan het (lucht)vaartuig zelf toegebracht, zal geen beroep worden gedaan op de uitsluiting Opzicht als omschreven in artikel 3.1. 3.3.3 Zaakschade toegebracht door pontons, bakken, roeiboten en andere vaartuigen zonder motoren voor eigen voortstuwing, dan wel met motoren voor eigen voortstuwing van niet meer dan 3 kW, mits de waterverplaatsing niet meer is dan 20 m³.