Bij- en nascholing Voorbeeldclausules

Bij- en nascholing. 1.1 Om de positie van de medewerker op de arbeidsmarkt (binnen of buiten de onderneming) te behouden en - zo nodig - te versterken, is voortdurende aandacht voor de kennis en ervaringstoerusting van de medewerker van wezenlijk belang. 1.2 Het opleidingsbeleid is erop gericht de medewerker toe te rusten en toegerust te houden voor zowel de huidige als de voorzienbare toekomstige functie, rekening houdend met de capaciteiten van de medewerker, deze zo nodig ontwikkelend, en rekening houdend met de ontwikkelingen zoals voorzien in de ondernemingsplannen. 1.3 De opleidingsbehoefte wordt éénmaal per jaar geïnventariseerd op basis van: 1.4 Deze inventarisatie wordt vertaald in een opleidingsplan. Dit wordt op regelmatige basis met de Ondernemingsraad besproken. Daarbij zal, voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden aangegeven welke aandachtsgebieden (vak techniek, milieu, veiligheid, veranderingen in de omgeving, sociale vaardigheden) in welke opleidingen een rol van betekenis hebben gespeeld. 1.5 Voor de introductie van nieuwe medewerkers wordt regelmatig een gezamenlijke bijeenkomst gehouden.
Bij- en nascholing. 1. Voor het adequaat kunnen uitoefenen van de huidige zowel als de voorzienbare toekomstige functie binnen de onderneming is voortdurende aandacht voor het kwalificatieniveau van de werknemers van wezenlijk belang. De verantwoordelijkheid voor het op peil houden van het kwalificatieniveau van de werknemer wordt door werkgever en werknemer gedeeld. Het vereist van de werkgever het voeren van een opleidingsbeleid dat aan deze voortdurende aandacht vorm geeft en aan de werknemer de noodzakelijke middelen verschaft. Van de werknemer wordt verlangd dat hij van deze middelen zo goed mogelijk gebruik maakt, en daaraan ook een eigen bijdrage levert voor zover dat redelijkerwijs gevergd kan worden.
Bij- en nascholing. 1. De werknemer heeft recht op en plicht tot scholing. Aan het verzoek van de werknemer zal worden tegemoetgekomen, voorzover dit past binnen het opleidingsbudget/opleidingsplan als genoemd in lid 6. 2. Aan de werknemer wordt op diens verzoek een tegemoetkoming toe- gekend in de kosten van een studie en wordt verlof gegeven, voor zover die studie in verband met de uitoefening van de functie of voor het vervullen van een andere functie naar het oordeel van de werk- gever voor de instelling van belang is. 3. De werkgever stelt ter uitvoering van dit artikel een regeling studie- kosten en studieverlof op. Vaststelling en wijziging van die regeling behoeft de instemming van de ondernemingsraad. 4. In deze regeling zal tenminste aandacht worden besteed aan: – studies die in opdracht van de werkgever gevolgd worden; – de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werkgever worden gevolgd de kosten volledig worden vergoed; – de tijd waarvoor studieverlof wordt verleend en in welke mate, met dien verstande dat van studies die in opdracht van de werk- gever worden gevolgd, de voor het volgen van de lessen en het afleggen van examens benodigde tijd als werktijd wordt aange- merkt; – de terugbetaling van reeds verstrekte vergoeding. 5. Deze regeling kan geen betrekking hebben op de in Bijlage B van de uitvoeringsregeling salariëring onder I.A. sub e genoemde opleidin- gen. 6. De uitvoering van deze regeling zal plaatsvinden op basis van een jaarlijks door de werkgever vast te stellen budget alsmede een opleidingsplan.
Bij- en nascholing. 1.1 Teneinde de positie van de medewerker op de arbeidsmarkt (binnen of buiten de onderneming) te behouden en - zo nodig - te versterken, is voortdurende aandacht voor de kennis en ervaringstoerusting van de medewerker van wezenlijk belang. De verantwoordelijkheid voor het op peil houden van de positie op de arbeidsmarkt van de medewerker, wordt door werkgever en medewerker gedeeld. Het vereist van de werkgever het voeren van een opleidingsbeleid dat aan deze voortdurende aandacht vorm geeft en aan de medewerker de noodzakelijke informatie en middelen verschaft. Van de medewerker wordt verwacht dat hij van deze informatie en middelen zo goed mogelijk gebruik maakt. 1.2 Het opleidingsbeleid is erop gericht de medewerker toe te rusten en toegerust te houden voor zowel de huidige als de voorzienbare toekomstige functie, rekening houdend met de capaciteiten van de medewerker, deze zo nodig ontwikkelend, en rekening houdend met de ontwikkelingen zoals voorzien in de ondernemingsplannen. 1.3 De opleidingsbehoefte wordt éénmaal per jaar geïnventariseerd op basis van: - ondernemingsplannen en personeelsplanning - ontwikkelingen binnen en buiten de onderneming - individuele behoeften van medewerkers en/of functiecategorieën. 1.4 Deze inventarisatie wordt vertaald in een opleidingsplan. Dit opleidingsplan wordt in het periodieke overleg met de ondernemingsraad en de vakverenigingen besproken en geëvalueerd. Daarbij zal, voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden aangegeven welke aandachtsgebieden (vaktechniek, milieu, veiligheid, veranderingen in de omgeving, sociale vaardigheden) in welke opleidingen een rol van betekenis hebben gespeeld. 1.5 Voor de introductie van nieuwe medewerkers wordt regelmatig een gezamenlijke bijeenkomst gehouden.
Bij- en nascholing. De beroepscode van onze beroepsvereniging
Bij- en nascholing. 1. De werkgever zal, indien de werknemer op verzoek van de werkge- ver deelneemt aan na- respectievelijk bijscholingsactiviteiten ter be- vordering van de deskundigheid van de doktersassistent, 100% van de studiekosten, waaronder tevens de reiskosten zijn begrepen, ver- goeden. 2. De werkgever zal, indien de werknemer op eigen verzoek in overleg met de werkgever deelneemt aan na- en bijscholingsactiviteiten ter bevordering van de deskundigheid van de doktersassistent, 75% van de studiekosten, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, echter met uit- zondering van de reiskosten, vergoeden. 3. De werkgever verleent de werknemer in het kader van na- respectie- velijk bijscholingsactiviteiten, zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel, betaald verlof gedurende maximaal drie werkdagen, zonodig 1) Noot van CAO-partijen:
Bij- en nascholing. De werkgever zal, indien de werknemer op verzoek van de werkge- ver deelneemt aan na- respectievelijk bijscholingsactiviteiten ter be- vordering van de deskundigheid van de doktersassistente, 100% van de studiekosten, waaronder tevens de reiskosten zijn begrepen, ver- goeden.
Bij- en nascholing. 1 of meerdaagse training van reeds geschoolde personen om hun vakbekwaamheid of kennisniveau op peil te houden
Bij- en nascholing. 1. Aan de werknemer wordt op diens verzoek een tegemoetkoming toe- gekend in de kosten van een studie en wordt verlof gegeven, voor zover die studie in verband met de uitoefening van de functie of voor
Bij- en nascholing a. De werkgever verleent de werknemer met een voltijdaanstelling in het kader van door de LHV en de NVDA geaccrediteerde na- respectievelijk bijscholingsactiviteiten, zoals bedoeld in dit arti- kel, betaald verlof gedurende maximaal drie werkdagen, zonodig te verspreiden over zes dagdelen, per jaar. b. Voor een werknemer met een deeltijdaanstelling geldt het pro rato parte-beginsel. – De werknemer, die in opdracht van de werkgever meer dag- delen na- en bijscholingsactiviteiten volgt dan het aantal dag- delen volgens de deeltijdaanstelling, heeft recht het/de betref- fende dagdeel/-delen te compenseren in tijd of geld. – De werknemer, die in opdracht van de werkgever een na- res- pectievelijk bijscholingsactiviteit volgt op een niet werkdag, heeft recht het/de betreffende dagdeel/-delen te compenseren in tijd of geld. c. Onder dit verlof valt niet de voor studie benodigde tijd, maar wel het afleggen van examens. 1) De fiscaal toegestane belastingvrije kilometervergoeding bedraagt in 1999: f 0,60. 2. De werkgever zal, indien de werknemer op verzoek van de werkge- ver deelneemt aan door de LHV en NVDA geaccrediteerde na- res- pectievelijk bijscholingsactiviteiten ter bevordering van de deskun- digheid van de werknemer, 100% van de studiekosten, waaronder tevens de reiskosten zijn begrepen, vergoeden. 3. De werkgever zal, indien de werknemer op eigen verzoek in overleg met de werkgever deelneemt aan door de LHV en NVDA geaccre- diteerde na- en bijscholingsactiviteiten ter bevordering van de des- kundigheid van de werknemer, 75% van de studiekosten, zoals be- doeld in lid 1 van dit artikel, echter met uitzondering van de reiskosten, vergoeden. 4. De werknemer zal in het kader van de in dit artikel bedoelde kosten- vergoeding de desbetreffende bescheiden overleggen aan de werkge- ver. 5. Partijen bij deze CAO hebben ten behoeve van de in dit artikel bedoelde naen bijscholingscursussen een accrediteringsorgaan inge- steld, de Commissie Accreditering Deskundigheidsbevordering Praktijkassistenten (CADP).