Beleidsuitgangspunten. Beleidsuitgangspunten vormen een gedragslijn voor de verwezenlijking van (een) bepaalde doelstelling(en). De pensioenovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1, 10 en 118 van de Pensioenwet. De pensioenregeling is een zogenoemde CDC-regeling met een middelloonkarakter waarbij de toeslagverlening voorwaardelijk plaats vindt op basis van de financiële positie van de Stichting. De financiële positie wordt voornamelijk gestuurd via de middelen uit beleggingsopbrengsten. Het risico van niet toereikende beleggingsopbrengsten, waardoor de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken verlaagd zouden kunnen worden, ligt volledig bij de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Het beleid van de Stichting is echter zodanig ingericht dat onder een breed scala van omstandigheden op lange termijn een zo hoog mogelijk pensioen wordt uitgekeerd terwijl de kans op verlaging in enig jaar zoveel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt.
Beleidsuitgangspunten. Het operationele beleid gaat uit van de volgende uitgangspunten:
Beleidsuitgangspunten a. Het opleidingsbeleid is erop gericht de werknemer toe te rusten en toegerust te houden voor zowel de huidige als de voorzienbare toekomstige functie, rekening houdend met de capaciteiten van de werknemer, deze zo nodig ontwikkelend en rekening houdend met de ontwikkelingen zoals voorzien in de ondernemingsplannen.
Beleidsuitgangspunten. De volgende beleidsuitgangspunten moeten bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling: - Basis voor beleidskeuzes Om tot een optimale inzet te kunnen komen van de tot haar beschikking staande instrumenten baseert het Pensioenfonds het beleid op een ALM-studie die minimaal elke drie jaar, doch vaker indien nodig, wordt uitgevoerd. Tevens laat het bestuur zich bij het nemen van belangrijke beleidsbeslissingen adviseren door interne en externe deskundigen. - Rendementsstreven Bij het streven naar voldoende rendement gelden de volgende uitgangspunten: o Gewenste maximale premiestijging: ten minste de gedempte kostendekkende premie ontvangen is het uitgangspunt voor de pensioenovereenkomst, zodat een opbouwkorting zoveel mogelijk wordt voorkomen. Indien de feitelijke premie niet toereikend is, treedt het bestuur in overleg met de werkgever. o Volatiliteit toeslagen: de toeslagen voor actieve en niet-actieve deelnemers zijn afhankelijk van de prijsinflatie. De toeslag is gemaximeerd op 4%. o Gewenste kans op realisatie toeslagen: het verlenen van toeslagen is een belangrijke doelstelling van het pensioenfonds. Gemiddeld wordt een niveau van toeslagverlening op lange termijn beoogd van 80% van de prijsinflatie. o Gewenste kritische grens dekkingsgraad; het minimale (kritische) niveau van de beleidsdekkingsgraad is in lijn met het risicomanagementplan vastgesteld op 97,5%. Dit niveau mag 1 keer in de 40 jaar worden bereikt. o Volatiliteit dekkingsgraad: het bestuur accepteert een daling van de actuele dekkingsgraad met maximaal 10%-punt in 1 jaar. Hiertoe wordt een beleggingsbeleid vormgegeven met een gematigd risicoprofiel. o Xxxxxxxx acceptabele niveau van kortingen: het bestuur acht het nemen van xxxxxx’x om de toeslagverlening te realiseren onvermijdelijk. In extreme situaties wordt een beperkte rechtenkorting derhalve geaccepteerd alhoewel het vermijden van rechtenkortingen een hoge prioriteit heeft. o Gewenste eigenschappen strategisch beleggingsbeleid: het uitgangspunt voor het pensioenfonds is een gematigd beleggingsbeleid. Op basis van een ALM-studie wordt vastgesteld welke risico’s minimaal nodig zijn om de beoogde toeslagverlening te kunnen realiseren. Concreet betekent dit dat aandelenrisico’s beheerst worden aangegaan om additioneel rendement te genereren en renterisico’s worden beperkt. - Risicohouding De risico’s worden beperkt conform hetgeen daarover is vastgelegd in de risicohouding. Hierbij spelen de fondskenmerken een belangrijke rol....
Beleidsuitgangspunten. Welke thema’s vindt de WDW belangrijk (paragraaf 5)
Beleidsuitgangspunten. Ten aanzien van de uitvoering van het standplaatsenbeleid kan een aantal uitgangspunten worden genoemd.
Beleidsuitgangspunten. De gemeente verstrekt geen geldleningen of kredieten behalve aan andere overheden. De interne organisatie is niet ingericht om geldleningen of kredieten te verstrekken aan natuurlijke personen of rechtspersonen. De gemeente verstrekt geen garantie of borgstelling tenzij er sprake is van een zwaar- wegend belang voor het publieke belang. Aanvragen onder de 100.000 Euro worden doorverwezen naar bijvoorbeeld het BNG Duurzaam-heidsfonds. Dit fonds verstrekt leningen ter bevordering van sport, energie, mobiliteit, circulair en leefomgeving tot 2,5 mio Euro. De gemeente kan overwegen om de rente die dit fonds in rekening brengt te compenseren met subsidie. Vanaf 100.000 Euro (ondergrens van de markt) kan de gemeente garant of borg staan. De gemeente verstrekt uitsluitend financiële instrumenten vanuit haar publieke taak. Activiteiten waarvoor het financiële instrument bedoeld is, moeten omschreven zijn. De gemeente verstrekt uitsluitend financiële instrumenten in Euro.
Beleidsuitgangspunten. De gemeente verstrekt uitsluitend een financieel instrument als er sprake is van noodzaak. De gemeente verstrekt uitsluitend een financieel instrument aan instellingen met de statutaire doelstelling om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten (ten behoeve van de burgers van de gemeente). De gemeente verstrekt uitsluitend een financieel instrument aan instellingen die economisch levensvatbaar zijn. De gemeente vraagt een actieve rol van de aanvrager bij het signaleren van risico’s gedurende de volledige looptijd van het product. De gemeente vraagt een actieve rol van de aanvrager bij het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling gedurende de volledige looptijd van het product. De gemeente vergaart de nodige kennis over relevante feiten en belangen. De gemeente beheert de risico’s die verbonden zijn aan het verstrekken van financiële instrumenten. Er mag geen sprake zijn van ongeoorloofde staatsteun. De gemeente brengt de integrale kosten die verbonden zijn aan het verstrekken van een financieel instrument in rekening bij de afnemer.
Beleidsuitgangspunten o De gemeente maakt geen uitzonderingen op de algemene voorwaarden o Als de gemeente de aanvrager een prijs in rekening brengt die lager is dan de integrale kostprijs. dan wordt het verschil jaarlijks ten laste van de gemeentelijke begroting ten bate van de kostenplaats Treasury van de gemeente. o Bovengenoemd verschil wordt aangemerkt als subsidie. Een besluit om een financieel instrument te verstrekken tegen een lagere prijs dan de integrale kostprijs wordt voorzien van een subsidiebeschikking. o De financiën van de gemeente moeten houdbaar zijn. o De gemeenteraad kan in voorkomende gevallen actief worden geïnformeerd en in gelegenheid worden gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken.
Beleidsuitgangspunten