Middel Voorbeeldclausules

Middel. Xxxxxxx voert in haar verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1183, 1184, 1146, 1143, (...) van het Burgerlijk Wetboek; (...) Aangevochten beslissingen Het hof van beroep oordeelde in de bestreden beslissing, na te hebben vastgesteld dat eiseres op 1 juli 1994 een veranda leverde bij verweerster, dat verweerster eiseres een ge- brekkige uitvoering van het werk verweet, dat zij desbetreffend een zaak aanhangig maak- te bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel, die bij tussenvonnis van 14 november 1994 een deskundigenonderzoek beval, op grond van volgende motivering oordeelde dat verweerster gerechtigd was om in september 1995, dat wil zeggen voor de eindbeslissing van de eerste rechter, gewezen op 27 juli 1997, door een derde aannemer te doen over- gaan tot demontage, afvoer en herstelling, en verklaarde op grond hiervan het hoger be- roep van verweerster gegrond : " dat (eiseres) vaststelt dat (verweerster) de uitvoering in natura door (eiseres) (dit wil zeggen demontage, afvoer en herstelling) onmogelijk heeft gemaakt. (...) dat dit niet overeenstemt met de werkelijke, feitelijke toedracht. Dat de deskundige voorstelde dat tot demontage, afvoer en herstelling moest worden overgegaan; dat hij voorstelde dat dit best door (eiseres) zou worden gedaan; dat hij te- vens voorstelde om, indien (eiseres) dit niet zou doen, de kosten voor demontage, afvoer en herstelling te begroten op een totaal bedrag van 65.000 BEF.
Middel. Xxxxx voert in zijn verzoekschrift één middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 11, §2, derde lid, en §4, eerste lid, en 16, §2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen (artikel 11, §2, derde lid, in de versie zoals het bestond vóór het werd gewijzigd bij wet van 26 juni 1992 en toen het dus nog artikel 11, §2, tweede lid was, artikel 11, §4, eerste lid, in de versie zoals het bestond na de wijziging bij wet van 9 juni 1970 en vóór de wijziging bij koninklijk besluit van 18 november 1996); - de artikelen 40, §1, 41, §1, en 49 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen (artikel 40, §1, in de versies zoals het bestond zowel vóór, als na de wijziging bij koninklijk besluit van 3 april 1 Zie Cass., 10 dec. 1979, AC 1979-80, nr. 231. Het O.M. had geconcludeerd tot de verwerping van de voorziening; het was van oordeel dat de verjaring diende geregeld krachtens art. 16, § 2 van het K.B. nr. 38 en niet door art. 49 van het K.B. van 19 december 1967. Immers bijdragen worden geïnd op definitieve basis van zodra men het refertejaar kent. Terzake waren op het ogenblik van de ambtshalve aansluiting de inkomsten van 1982 bekend en worden bijgevolg geen regularisatiebijdragen geheven maar gewone bijdragen zoals bedoeld bij art. 11, § 2 van het K.B. nr. 38. Regularisatiebijdragen veronderstelt immers dat er minstens vastgestelde voorlopige bijdragen werden bepaald. 1989, artikel 41, §1, in de versies zoals het bestond zowel vóór, als na de wijziging bij ko- ninklijk besluit van 7 februari 1989, artikel 49 in de versie zoals het bestond vóór het werd vervangen bij koninklijk besluit van 23 december 1996). Aangevochten beslissingen Het arbeidshof verklaart eisers hoger beroep ongegrond en bevestigt het bestreden von- nis van de arbeidsrechtbank. Het arbeidshof beslist aldus op volgende gronden : "Er is evenwel geen betwisting tussen partijen dat het eerste jaar waarvoor zelfstandi- geninkomsten bij [verweerder] werden vastgesteld wel degelijk het jaar 1982 is. Deze in- komsten waren gekend op het ogenblik van de ambtshalve aansluiting van [verweerder] bij [eiser] en waarvoor [verweerder] werd gesommeerd bij aangetekend schrijven dd. 19 december 1988. Op dat ogenblik was de invordering reeds verjaard bij toepassing van ar- tik...
Middel. Om dit doel te bereiken zijn in de PALT 2018-2023 tal van gezamenlijke inspanningen geformuleerd op het terrein van het versterken van de leefbaarheid; de hier onder vallende maatregelen komen in hoofdstuk 5 aan bod. Ten aanzien van de woningvoorraad is afgesproken dat de gemeente zich inspant om nieuwe woningen in het middeldure- en dure segment toe te voegen. Tevens is afgesproken om het aantal betaalbare huurwoningen van corporaties (gedefinieerd als huurwoningen met een huurprijs onder de tweede aftoppingsgrens, die in 2021 € 678,66 bedraagt) met 600 te verminderen, over een periode van 10 jaar (2016 t/m 2025).
Middel. De eisers voeren een middel aan. Het is gesteld als volgt : Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 147, tweede lid, en 149 van de Grondwet;
Middel. Xxxxxxx voert in haar verzoekschrift één middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 63, inzonderheid eerste lid, 2°, b, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 19 december 1939 tot samenvatting van de wet van 4 augustus 1930 betreffende de kinderbijslagen voor loonarbeiders en de koninklijke besluiten krachtens een latere wetgevende delegatie genomen, in de versie van dat artikel, die krachtens artikel 95 van de wet van 29 decem- ber 1990 houdende sociale bepalingen van toepassing is gebleven op gehandicapte kinde- ren die ten minste 21 jaar oud waren op 1 juli 1987; - de artikelen 17, 18 en 23, eerste lid, van de wet 11 april 1985 (lees : 1995) tot invoe- ring van het "handvest van de sociaal verzekerde"; - de artikelen 1235, 1376 tot en met 1381 en 2262bis, §1, van het Burgerlijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het arbeidshof wijst in de bestreden beslissing, recht sprekend over het beroep van de verweerster tegen de beslissing van eiseres van 1 oktober 1998 (in de conclusies van de 2 Zie voetnoot 1.
Middel. Xxxxxxx voert in een verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 15, eerste lid, van het verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten, goedgekeurd bij wet van 15 mei 1981; - de artikelen 10, 11, 149 en 159 van de gecoördineerde Grondwet; - de artikelen 2, tweede lid, en 100 van het Strafwetboek;
Middel. Xxxxx voert een middel aan. Het is als volgt gesteld : Geschonden wetsbepalingen - Artikel 334 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964), zoals het van toe- passing was voor de aanslagjaren 1981 en 1982, en, voor zoveel als nodig, de artikelen 6, 43, 214 en 245 van dat wetboek. Aangevochten beslissingen en redenen Het hof van beroep stelt eerst vast dat "de voorziening betrekking heeft op de aanslagen in de personenbelasting (...) die vastgesteld zijn voor de aanslagjaren 1981 en 1982 en dat de (verweerders) de beslissing van de directeur verwijten een gedeelte van hun aangege- ven beroepskosten te hebben verworpen met schending van een individuele overeenkomst die de administratie bond", wijst erop dat het akkoord slechts m.b.t. bepaalde kosten was aangevoerd, zodat de verweerders zelf hadden toegegeven dat de eerder gesloten overeen- komst hen niet met de administratie bond en komt vervolgens tot de slotsom dat "de admi- nistratie de aangegeven bedragen mocht vervangen door een op 'redelijke wijze' gemaakte schatting, en dat de voorziening niet gegrond (was) voor zover zij betrekking heeft op de verwerping van de bedrijfslasten"; het hof van beroep is evenwel van oordeel dat "de (ver- weerders) terecht opkomen tegen de verhogingen die op hen zijn toegepast; dat artikel 334 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964), waarin een strafmaatregel wordt opgelegd zodat het strikt moet worden uitgelegd, enkel voorziet in een vermeerde- ring 'voor het niet aangegeven inkomstengedeelte'; dat de (verweerders) in casu al hun in- komsten hebben aangegeven en dat het feit dat het beroepskarakter van bepaalde van hun aangegeven uitgaven niet bewezen zou zijn, niet tot belastingverhoging kan leiden".
Middel. Cass., 16 nov. 1996, A.R. S.95.0121.F. nr. 312; zie Cass., 23 maart 2001, A.R. C.98.0063.N, nr.
Middel. Anders dan het middel aanvoert, onderzoekt het arrest de bevoegdheid van de appelrechters.
Middel. De bestuurder die naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten moet zich krachtens artikel 19.1 Wegverkeerreglement vooraf ervan vergewissen of hij dit kan doen zonder gevaar voor de andere weggebruikers, in het bijzonder rekening houdende met de vertragingsmogelijkheden van de achterliggers. Die verplich- ting houdt evenwel op te bestaan als de bestuurder, na zijn voornemen tijdig ge- noeg kenbaar te hebben gemaakt, zich daadwerkelijk naar links heeft begeven.