Recht op uitkering/deelname regeling Voorbeeldclausules

Recht op uitkering/deelname regeling. 1. De medewerker heeft recht op een uitkering, onder de voorwaarden zoals uitgewerkt in dit reglement, als de medewerker: a. in de periode 1 april 2022 tot en met 31 december 2025 op de datum van deelname aan de tijdelijke RVU regeling een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal 3 maanden voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt, en; b. direct voorafgaand aan de uitdiensttredingsdatum tenminste tien jaar in een dienstbetrekking werkzaam is geweest; c. tijdens de periode van deelname aan de RVU regeling geen beroep doet op een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). 2. Een medewerker heeft geen recht op een RVU uitkering indien hij/zij recht heeft op een WGA en/of een IVA-uitkering en daarnaast geen loon uit arbeid ontvangt. 3. Deze regeling treedt in werking op 1 april 2022 en eindigt van rechtswege op 31 december 2025 zonder dat opzegging is vereist. De doorlooptijd van de regeling is maximaal drie jaar na de einddatum, derhalve 31 december 2028. 4. Deelname aan de RVU regeling is vrijwillig. De medewerker bepaalt zelf hoeveel maanden hij wil deelnemen aan de RVU regeling met een minimum van 3 maanden (tenzij de wettelijke periode korter is) en een maximum van 36 maanden. 5. De werkgever vindt het van belang dat de medewerker – die deelneemt aan de RVU regeling – zich bewust is van de financiële gevolgen daarvan. De werkgever adviseert de medewerker om zich, voorafgaand aan de deelname, goed te laten voorlichten over de financiële gevolgen van deelname aan de regeling middels een financieel planningsgesprek met een deskundige. Werkgever faciliteert dit gesprek bij een door werkgever geselecteerde partij.
Recht op uitkering/deelname regeling. 1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die: a. in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 op uittredingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal één maand voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt; en b. in januari 2021 in dienstbetrekking werkzaam was bij een werkgever in de sector; en c. direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste één jaar in een dienstbetrekking bij werkgever werkzaam is geweest in een zwaar beroep; en x. xxxxxxxxx 20 dienstjaren bij een werkgever in de sector heeft gewerkt; en e. in het kader van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst werknemer geen beroep doet op een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW); en f. voor, op of na de uittredingsdatum geen nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, dan wel een bestaande nevenfunctie(s) voortzet, tenzij er sprake is van vrijwilligerswerk. Een vrijwilliger is iemand die: - voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet in echte of fictieve dienstbetrekking is; - die niet 'bij wijze van beroep' werkt voor: • een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen, • een sportorganisatie of • een algemeen nut beogende instelling (ANBI); en - alleen een beloning krijgt die binnen de grenzen blijft van de vrijwilligersvergoeding zoals genoemd in artikel 2 lid 6 Wet op de loonbelasting 1964; en g. zich voor, op of na de uittredingsdatum niet vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt, dan wel een bestaande onderneming voorzet. 2. Deelname aan de RVU regeling is vrijwillig. De werknemer bepaalt zelf hoeveel maanden hij wil deelnemen aan de RVU regeling. Als de werknemer op eigen verzoek korter dan de voor hem geldende wettelijke periode wil deelnemen aan de RVU regeling, dan geldt een minimale periode van deelname van zes maanden. 3. Recht op een uitkering heeft de werknemer met een gedeeltelijke WGA-uitkering, die voldoet aan de voorwaarden van lid 1, voor het loon uit arbeid dat hij naast de uitkering ontvangt. Geen recht op een uitkering heeft de werknemer die recht heeft op een ZW- of een IVA-uitkering.
Recht op uitkering/deelname regeling. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die:
Recht op uitkering/deelname regeling. 1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werkne- mer die: a. in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 op uittredingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal één maand voor zijn AOW-gerechtigde leef- tijd ligt, en; b. direct voorafgaand aan de uittredingsdatum, onafgebroken, tenminste 10 jaar in een dienstbe- trekking bij werkgever werkzaam is geweest; en 1. werkt in ploegendienst; of 2. werkt in dagdienst in een productiefunctie (zoals nader omschreven in de bijlage bij dit re- glement); en 3. is ingedeeld in loonschaal I tot en met V als bedoeld in de cao Pluimveeverwerkende Indu- strie 2021-2023. 2. Recht op een uitkering heeft de werknemer met een gedeeltelijke WGA-uitkering, die voldoet aan de voorwaarden van lid 1, voor het loon uit arbeid dat hij naast de uitkering ontvangt. 3. Deelname aan de RVU regeling is vrijwillig. De werknemer bepaalt zelf hoeveel maanden hij wil deelnemen aan de RVU regeling met een minimum van 6 maanden en een maximum van 36 maanden.

Related to Recht op uitkering/deelname regeling

  • Toepasselijk recht en geschillenregeling 1. Op deze algemene voorwaarden is Nederlands Recht van toepassing. 2. Geschillen tussen de cliënte enerzijds en de kraamzorgaanbieder anderzijds over de totstandkoming of de uitvoering van de overeenkomst, kunnen zowel door de cliënte als door de kraamzorgaanbieder schriftelijk aanhangig worden gemaakt bij de geschillencommissie Verpleging Verzorging en Thuiszorg Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx). 3. Ten aanzien van geschillen over aansprakelijkheid voor schade is de geschillencommissie slechts bevoegd als de vordering een financieel belang van 5.000 euro niet te boven gaat. 4. Een geschil wordt door de geschillencommissie slechts in behandeling genomen, als de cliënte zijn klacht eerst volledig en duidelijk omschreven in overeenstemming met artikel 22 schriftelijk bij de kraamzorgaanbieder heeft ingediend. 5. Een geschil dient binnen drie maanden na het ontstaan ervan zoals aangegeven in artikel 22 lid 4 bij de geschillencommissie aanhangig te worden gemaakt. 6. Wanneer de cliënte een geschil voorlegt aan de geschillencommissie, is de kraamzorgaanbieder aan deze keuze gebonden. Als de kraamzorgaanbieder een geschil aan de geschillencommissie wil voorleggen, moet hij de cliënte vragen zich binnen vijf weken schriftelijk uit te spreken of zij daarmee akkoord gaat. De kraamzorgaanbieder dient daarbij aan te kondigen dat als de cliënte daarmee niet akkoord gaat hij zich na het verstrijken van voornoemde termijn vrij zal achten het geschil bij de rechter aanhangig te maken. 7. De geschillencommissie doet uitspraak met inachtneming van de bepalingen van het voor haar geldende reglement dat kan worden opgevraagd bij de geschillencommissie. De geschillencommissie beslist in de vorm van een bindend advies. 8. De cliënte is voor de indiening van een geschil een vergoeding verschuldigd. 9. Geschillen kunnen ter beslechting uitsluitend worden voorgelegd aan de hierboven genoemde geschillencommissie of aan de rechter.