Common use of Uitkering bij overlijden Clause in Contracts

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van Indien een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal worden verstrekt gelijk aan het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis bedrag van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2rechtens toekomend maandinkomen over het resterende deel van de kalendermaand waarin het overlijden plaatsvond plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Voor Op dit bedrag wordt door de toepassing van lid 1 wordt onder werkgever in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet en de WAO of de WIA. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx : - de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene mits deze niet duurzaam van gescheiden leefden; - indien deze niet meer in leven is of de andere echtgenoot echtgenoten duurzaam gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon leefden: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis . Met gehuwd of echtgenoot/echtgenote worden gelijk gesteld: niet gehuwde personen van de onder a en b bedoelde verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen degenen ten aanzien van betreft tussen wie de overledene grotendeels bloedverwantschap in de kosten van eerste of tweede graad bestaat. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het bestaan voorzag laatstelijk genoten salaris vermeerderd met tariefpremieverdiensten of waarderingstoeslag, ploegentoeslag, vakantietoeslag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3eventuele andere vaststaande inkomensbestanddelen. De overlijdensuitkering werkgever is geen uitkering verschuldigd, indien de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden door toepassing van artikel 629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 629 lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- BW of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringZiektewet en de WAO of de WIA.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van Indien een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt. 2. De in het vorige lid bedoelde uitkering van minimaal is gelijk aan het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het bedrag aan loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwamzou hebben ontvangen over het resterende deel van de kalendermaand¬ waarin het overlijden plaatsvond plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten¬ betrekkingen bij overlijden van de werknemer toekomt op grond van de Ziektewet, de WAJONG en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). 3. De werkgever is geen uitkering verschuldigd, indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van de sociale verzekeringswetten als genoemd in lid 2. 4. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder Onder nagelaten betrekkingen wordt in dit artikel verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene mits deze niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend isleefden; b. bij ontstentenis van indien deze niet meer in leven is of de onder a bedoelde persoon echtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;. c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij leefde. Voor de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 toepassing van dit artikel kan worden verminderd wordt mede als echtgenoot aangemerkt de niet met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens gehuwde persoon van verschillend of gelijk geslacht met wie duurzaam een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, tenzij het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op betreft een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon persoon met wie bloedverwantschap in de zin eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn, indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de Wet huishouding dan wel op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringandere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend salaris over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de drie daaropvolgende kalendermaanden. Op dit bedrag wordt door de werkgever in vaste dienst van een werkgever ontvangen mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen een uitkering xxxxxxx van minimaal het loon dat betrekking heeft overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de Ziektewet en de Wet op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene mits deze niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend isleefden; b. bij ontstentenis van indien deze niet meer in leven is of de onder a bedoelde persoon echtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis een ander persoon, in het bezit van een wettige verklaring van erfrecht. Met echtgenoot/echtgenote worden gelijkgesteld: niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het personen betreft tussen wie bloedverwantschap in de onder a eerste of tweede graad bestaat. Van een gezamenlijke huishouding als hier bedoeld kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het bestaan voorzag laatstelijk genoten salaris vermeer- derd met vakantietoeslag, over verdiensten, ploegentoeslag, 13e maand en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3extra beloning voor zover deze niet een incidenteel karakter dragen. De overlijdensuitkering werkgever is geen uitkering verschuldigd, indien de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden door toepassing van artikel 629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 629 lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- BW of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringArbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van Indien een werknemer overlijdt zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt gelijk aan driemaal het maandsalaris. Op dit bedrag wordt door de werkgever in vaste dienst van een werkgever ontvangen mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen een uitkering ter zake van minimaal het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten schaalsalaris vermeerderd met bereidheidtoeslag, ploegentoeslag en eventuele persoonlijke toeslag. Onder nagelaten betrekkingen worden verstaan: • de langstlevende der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde dan wel • degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van deze • de minderjarige(n) tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van dezen • degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven is sprake indien twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Geen uitkering is verschuldigd indien de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW, geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 van dit artikel geldt niet BW of indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringarbeidsongeschiktheidsverzekering. Het maandsalaris wordt overeenkomstig art 14b lid 2 berekend.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx verstaan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij dan wel degene met wie de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishouding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt toe- komt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 16 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringinkomen naar arbeidsvermogen.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt, gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend loon over het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Op dit bedrag wordt door de werkgever in vaste dienst van een werkgever ontvangen mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen een uitkering ter zake van minimaal het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- ingevolge uitkeringen op grond van sociale verzekeringen (ZW, WAO, WIA, etc). 2. Onder laatstelijk rechtens toekomend loon wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten maandsalaris vermeerderd met de eventuele overwerktoeslag over de laatste 13 weken voorafgaand aan de ziekmelding c.q. het overlijden, plus eventueel, naar evenredigheid, de vakantietoeslag en de uitkering 13e maandsalaris. 3. Onder de nagelaten betrekkingen wordt verstaan: a) de langstlevende van de echtgenoten, mits deze niet duurzaam gescheiden leefden; b) indien deze niet meer in leven is of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwetechtgenoten duurzaam gescheiden leefden: de minderjarige wettige / natuurlijke kinderen. Met gehuwd of echtgenoot/echtgenote worden gelijk gesteld al degenen op wie de partnerdefinitie zoals opgenomen in artikel 1 lid N van toepassing is. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet Geen uitkering is verschuldigd, indien ten gevolge van het door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwetsociale verzekering (ZW, ook geldt als een uitkeringWAO, WIA, etc).

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een Als de werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal overlijdensuitkering worden ver- strekt, gelijk aan het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis bedrag van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwamrechtens toekomend salaris over het res- terende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. 2. Voor Onder laatstelijk rechtens toekomend salaris wordt in dit artikel verstaan het laatstelijk genoten salaris vermeerderd met de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenotenvakantietoeslag, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam een tijdsevenredig deel van de andere echtgenoot gescheiden leefde eindejaarsuitkering, de eventuele ploegentoeslag en die als zodanig bij bijzondere beloningen, voor zover deze een vast karakter dragen, en de waarde van de nog niet opgenomen vakantiedagen. Op dit bedrag wordt door de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens krachten de Toeslagenwet. 3. Onder nagelaten betrekkingen wordt in dit artikel verstaan het bepaalde in artikel 674 lid 3 BW. 4. De overlijdensuitkering Geen uitkering is verschuldigd, als de werknemer geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 629 lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het BW of door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringarbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx verstaan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij dan wel degene met wie de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishouding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 16 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringinkomen naar arbeidsvermogen.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij Na het overlijden van een de werknemer in vaste dienst wordt, naast de uitbetaling van een werkgever ontvangen het salaris en de nagelaten betrekkingen vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering van minimaal ineens toegekend, gelijk aan het loon dat betrekking heeft op salaris waarop de werknemer aanspraak zou kunnen maken over de periode vanaf de eerste dag na het overlijden tot en met één maand na de laatste dag van overlijdende tweede maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvond, op basis aan: – de langstlevende der echtgenoten, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwamandere echtgenoot leefde, óf – indien deze echtgenoot reeds overleden is, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk. 2. Voor Indien er geen belanghebbenden zijn als bedoeld in lid 1, wordt de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van uitkering toegekend aan degene voor wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnoverleden werknemer xxxxxxxxxx was. 3. Ontbreekt ook een belanghebbende als bedoeld in lid 2, dan kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever naar billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/ komen. 4. De overlijdensuitkering overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd artikel, wordt ver- minderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met betrek- kingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens krach- tens een wettelijk voorgeschreven ziekte- ziekte of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwetarbeidsongeschiktheids- verzekering. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx verstaan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij dan wel degene met wie de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishouding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 18 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.inkomen naar arbeidsvermogen..

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx ver- staan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij dan wel degene met wie de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van deze de onder a bedoelde persoon minder- jarige kinderen tot wie de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsver- band leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee on- gehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdver- blijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishou- ding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd vermin- derd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk vooraf- gaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 16 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringinkomen naar arbeidsvermogen.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden plaatsvond, een uitkering te verle- nen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx verstaan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij dan wel degene met wie de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samen- leven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishouding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven voor- geschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk vooraf- gaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 18 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.inkomen naar arbeidsvermogen..

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een 30.1 Indien de werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt op grond van het bepaalde in artikel 674 BW. 30.2 Deze uitkering is gelijk aan het bedrag van minimaal het loon maandloon, vermeerderd met de vakantietoeslagen extra uitkering, dat betrekking heeft op de periode werknemer zou hebben ontvangen vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijdenwaarop het overlijden plaatsvond. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan hetgeen de nagelaten betrekkingen in verband met het bij overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- op grond van de Ziektewet en/of arbeidsongeschiktheidsverzekering de Wet Werk en krachtens Inkomen naar Arbeidsvermogen en de Toeslagenwet. 4. 30.3 De overlijdensuitkering werkgever is geen uitkering verschuldigd, indien de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden door toepassing van artikel 629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 629 lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het BW of door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheidde sociale verzekeringswetten als hiervoor genoemd in lid 2. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld 30.4 Onder nagelaten betrekkingen wordt in lid 1 van dit artikel behoren verstaan: 1. de langstlevende der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de werknemer niet tot het loon duurzaam gescheiden leefde, dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde; 2. bij ontstentenis van de personen genoemd onder 1: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; 3. bij ontstentenis van de personen genoemd onder 1 en 2: degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan de werknemer grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld onder 1 is sprake indien twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de zin eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn, indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de Wet kosten van huishouding dan wel op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringandere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven voorge- schreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de wordt aan diens nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal betrek- kingen boven het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden nog toekomende salaris tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwamover- lijden een eenmalige uitkering verleend. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen betrekkin- gen1) verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde leefde, en die ook als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die ook als zodanig bij de werkgever bekend zijnis. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met bedoelde overlijdensuitkering is gelijk aan het bruto-bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met driemaal het salaris over een maand, onder aftrek van eventuele uitkeringen ter zake van overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de ToeslagenwetZiektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. 4. De overlijdensuitkering uitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge tenge- volge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering krachtens de Ziektewet of de Wet op grond van arbeidsongeschiktheidde Arbeidsonge- schiktheidsverzekering. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de genoemde uitkering geschiedt krachtens artikel 11 lid 1 sub n Wet op de Loonbelasting, geheel belastingvrij en zonder inhouding van het werknemersaandeel in de premies voor zover pensioen- en uittredingsregeling, alsmede de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal premies voor WAO/ AWW en Werkloosheidswet. 1) Artikel 1639L van het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening Burgerlijk Wetboek is onverkort van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringtoepassing.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis een uitkering ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd gere- gistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien aan- zien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag voor- zag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- de Ziektewet of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de ToeslagenwetWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge gevol- ge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals uitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren behoort niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale Deze vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, geldt ook voor uitkeringen bij overlijden krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringsociale verzeke- ringswetten.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een De werkgever ontvangen is verplicht aan de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op de werknemer over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één de laatste dag van de tweede maand na de dag van overlijdendie, op basis waarin het overlijden ‌‌‌ plaatsvond, een uitkering te verlenen ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks rechtens toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 dit artikel wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx verstaan de langstlevende der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de overledene werknemer niet duurzaam van geschei- den leefde dan wel degene met wie de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. werknemer ongehuwd samenleefde, bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon deze de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond en bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van dezen degene met wie de overledene werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld in de eerste zin is sprake indien twee ongehuwde mensen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de tweede zin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij de huishouding dan wel op andere wijze in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijnelkaars verzorging voorzien. 3. De overlijdensuitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel het eerste lid, kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld Het bepaalde in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge de werknemer onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden door toepassing van artikel 7:629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW / artikel 16 lid 1 of indien tengevolge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, krachtens de Ziektewet of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering werk en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringinkomen naar arbeidsvermo- gen.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de nagelaten betrekkingen een uitkering van minimaal het loon dat betrekking heeft op over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis een uitkering ten bedrage van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever werkge- ver bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien aan- zien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag voor- zag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- de Ziektewet of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de ToeslagenwetWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge gevol- ge van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals uitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren behoort niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale Deze vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, geldt ook voor uitkeringen bij overlijden krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringsociale verzeke- ringswetten.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij overlijden van een 30.1 Indien de werknemer in vaste dienst van een werkgever ontvangen de overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt op grond van het bepaalde in artikel 674 BW. 30.2 Deze uitkering is gelijk aan het bedrag van minimaal het loon maandloon, vermeerderd met de vakantietoeslag en extra uitkering, dat betrekking heeft op de periode werknemer zou hebben ontvangen vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijdenwaarop het overlijden plaatsvond. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht, op basis van het loon dat de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend is; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan hetgeen de nagelaten betrekkingen in verband met het bij overlijden van de werknemer toekomt krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- op grond van de Ziektewet en/of arbeidsongeschiktheidsverzekering de Wet Werk en krachtens Inkomen naar Arbeidsvermogen en de Toeslagenwet. 4. 30.3 De overlijdensuitkering werkgever is geen uitkering verschuldigd, indien de werknemer onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden door toepassing van artikel 629 lid 3 BW geen aanspraak had op loon als bedoeld in artikel 629 lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge van het BW of door toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheidde sociale verzekeringswetten als hiervoor genoemd in lid 2. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld 30.4 Onder nagelaten betrekkingen wordt in lid 1 van dit artikel behoren verstaan: 1. de langstlevende der echtgenoten dan wel geregistreerde partners van wie de werknemer niet tot het loon duurzaam gescheiden leefde, dan wel degene met wie de werknemer ongehuwd samenleefde; 2. bij ontstentenis van de personen genoemd onder 1: de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; 3. bij ontstentenis van de personen genoemd onder 1 en 2: degene met wie de werknemer in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan de werknemer grotendeels voorzag. Van ongehuwd samenleven als bedoeld onder a is sprake indien twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren, met uitzondering van bloedverwanten in de zin eerste graad. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn, indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de Wet kosten van huishouding dan wel op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkeringandere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Uitkering bij overlijden. 1. Bij Indien de verzekerde overlijdt tijdens de looptijd van de polis, keren wij de verzekerde prestaties bij overlijden uit aan de begunstigde bij overlijden na ontvangst van de volgende documenten: − een werknemer in vaste dienst door de maatschappij toegezonden uitkeringskwitantie die de begunstigde bij overlijden moet ondertekenen; − het originele polisexemplaar en de eventuele bijvoegsels; − een bewijs van leven van de begunstigde bij overlijden; − een werkgever ontvangen uittreksel uit de nagelaten betrekkingen overlijdensakte van de verzekerde; − een uitkering medisch attest met vermelding van minimaal het loon dat betrekking heeft op de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met één maand na de dag van overlijden, op basis oorzaak van het loon dat overlijden. Hiervoor verstrekken wij de werknemer laatstelijk maandelijks toekwam. 2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: x. xx xxxxxxxxxxxxx der echtgenoten, waaronder tevens wordt verstaan geregistreerd partnerschap, begunstigde bij overlijden een formulier; − indien de overledene niet duurzaam het een ongeval betreft: een gedetailleerd verslag van de andere echtgenoot gescheiden leefde en die als zodanig omstandigheden; − een akte van erfopvolging (bij de werkgever bekend is; b. notaris) of een attest van erfopvolging (bij ontstentenis de notaris of bij de ontvanger van het suc- cessiekantoor) waarin de identiteit van de onder a bedoelde persoon erfgerechtigden wordt vermeld. Indien de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis opbouw van de onder a en b bedoelde personen degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde en die als zodanig winstdeelname gebeurt via een Tak 23-fonds, wordt bij de werkgever bekend zijn. 3. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 uitkering, naar aanleiding van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrekkingen in verband met het overlijden van de werknemer toekomt krachtens verzekerde, de waarde van een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens eenheid van dat fonds bepaald op de Toeslagenwet. 4. De overlijdensuitkering bedoeld in lid 1 van dit artikel geldt niet indien ten gevolge eerstvolgende valorisatiedag die valt na de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het overlijden bij de maatschappij werd betekend, zonder de waarde berekend op de eerstvolgende valorisatiedag die valt na de eerste werkdag die volgt op de dag van het toedoen van de werknemer geen aanspraak bestaat op een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheidoverlijden te kunnen overschrijden. 5. De eenmalige uitkeringen en verstrekkingen, of aanspraken daarop, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel behoren niet tot het loon in de zin van de Wet op de Loonbelasting, voor zover de uitkering niet meer bedraagt dan driemaal het loon over een maand dat de werknemer laatstelijk toekwam. Bij de berekening van de maximale vrijstelling moet rekening worden gehouden met het feit dat een uitkering, krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte- of arbeidsongeschiktheidsverzekering en krachtens de Toeslagenwet, ook geldt als een uitkering.