Deelconclusie Voorbeeldclausules
Deelconclusie. In de literatuur en de rechtspraak bestaat veel verdeeldheid over het feit of de ontslagvergunning voor zover vereist en de ontbinding voor zover vereist nog steeds verzocht kunnen worden na invoering van het nieuwe ontslagstelsel. In dit hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de plaatsbepaling van deze procedures in de WWZ. De ontslagvergunning voor zover vereist kan op basis van de wetswijziging in theorie nog slechts bij het UWV worden verzocht in geval van bedrijfseconomische redenen of langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij een ontslag op staande voet zullen deze gronden slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde zijn. Het UWV geeft bovendien enkel een inhoudelijk oordeel over de aangedragen ontslaggrond. Bij instemming met het verzoek zal de ontslagvergunning niet voor zover vereist worden toegekend, maar dit zal een reguliere ontslagvergunning betreffen. De bruikbaarheid van deze procedure is, naar mijn idee, verdwenen, omdat sinds het nieuwe ontslagstelsel een beschikking van het UWV ter herbeoordeling aan de kantonrechter kan worden voorgelegd. Ter verduidelijking zou in de Ontslagregeling of de Uitvoeringsregels een bepaling moeten worden opgenomen, dat een ontslagvergunning in het kader van een ontslag op staande voet niet meer voor zover vereist wordt afgegeven, maar dat afhankelijk van de toetsing een reguliere ontslagvergunning wordt verleend. Met betrekking tot de ontbinding voor zover vereist zijn in de wet en de parlementaire geschiedenis geen aanknopingspunten te vinden dat de ontbinding voor zover vereist niet meer kan worden verzocht op basis van het nieuwe ontslagstelsel. De argumentatie uit het Nijman/X arrest op basis waarvan in het oude ontslagstelsel een ontbinding voor zover vereist 249 Bijlage 10: Gespreksverslag Xxx Xxxxxx Luchtman Advocaten. 250 Bijlage 2: Gespreksverslag TRC Advocaten; Bijlage 3: Gespreksverslag de heer Xx Xxxx; Bijlage 6: Gespreksverslag DijkmansBergJeths Advocaten. kon worden verzocht, is echter niet meer van toepassing. Vanwege de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie tegen een ontbinding voor zover vereist, wordt met deze procedure geen definitieve duidelijkheid meer geboden. Aan de door de wetgever beoogde vereenvoudiging en dejuridisering van het ontslagrecht wordt daarom niet voldaan met het toelaten van de ontbinding voor zover vereist. Het verdwijnen van de mogelijkheid tot buitengerechtelijke vernietiging van het ontslag op staande voet is geen reden om de ontbinding voor zover vereist niet...
Deelconclusie. Xxxxxxx interviews met experts binnen de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche is getracht het opgestelde model vanuit het literatuuronderzoek (zie Figuur 2) te valideren en de toepassing op de branche te toetsen. Op deze manier is gepoogd inzicht te verkrijgen in hoe het theoretisch kader uit het literatuuronderzoek in de Nederlandse Schoonmaak- en Glazenwassersbranche wordt (terug)gezien door de betrokken experts. Over het algemeen wordt het model uit het literatuuronderzoek bevestigd door de experts. De aanname dat de werklast in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche relatief hoog is wordt hierbij bekrachtigd. De hoge werklast wordt mede bepaald door de zware fysieke belasting van werkzaamheden en de ervaren tijdsdruk. De hoge werklast heeft een negatieve invloed op de productiviteit. Dit effect wordt versterkt wanneer ook de belastbaarheid van de medewerker verminderd is. De kans dat dit effect optreedt wordt volgens de experts vergroot naarmate de leeftijd stijgt. Desondanks kunnen bepaalde maatregelen dit effect bufferen. Regelmogelijkheden, zoals meer autonomie over het takenpakket, kunnen productiviteitsverlies voorkomen. De interviews hebben tevens nieuwe inzichten opgeleverd. De veronderstelde stijgende werklast in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche wordt bijvoorbeeld niet door de experts onderschreven. De werklast is hierbij sterk afhankelijk van organisatorische keuzes, zoals een krappe prestatienorm. Daarnaast worden meer regelmogelijkheden genoemd dan eerder was verondersteld. Communicatie, aanwezigheid en ondersteuning vanuit de leidinggevende, erkenning en intrinsieke motivatie worden door de experts gezien als belangrijke factoren die van invloed kunnen zijn op de productiviteit van de medewerker. Deze inzichten worden meegenomen in het vervolg van het onderzoek en het uiteindelijke advies
Deelconclusie. In de waterparagraaf (paragraaf 5.8) wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met het beleid van het Waterschap in het plan.
Deelconclusie. Na inwerkingtreding van de WWZ is de mogelijkheid een werknemer op staande voet te ontslaan blijven bestaan op grond van artikel 7:677 BW. Een werknemer kan naar aanleiding van een dergelijk ontslag, ook op basis van het nieuwe ontslagstelsel, de vernietigbaarheid inroepen. Op die manier kan wedertewerkstelling worden gevorderd en een loonvordering worden ingesteld. Deze vernietigbaarheid dient voortaan wel in rechte en binnen twee maanden te worden ingeroepen. Een andere wijze waarop hij zijn rechten geldend kan maken bij een onterecht ontslag, is door het vorderen van een schadevergoeding. Deze schadevergoeding kan bestaan uit een billijke vergoeding, een transitievergoeding of een vergoeding voor de ten onrechte niet in acht genomen opzegtermijn. Bij een vordering tot schadevergoeding is cumulatie van de verschillende soorten vergoedingen mogelijk. De mogelijkheid van keuze te wisselen tussen een beroep op de vernietigbaarheid en de schadeplichtigheid is nog steeds aanwezig in de WWZ. Verder is het ex artikel 7:683 BW sinds de invoering van het nieuwe ontslagstelsel ook mogelijk hoger beroep en cassatie in te stellen tegen een ontbindingsbeschikking, een vernietiging van de onverwijlde opzegging en een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst. Deze rechtsmiddelen hebben geen schorsende werking. 167 Artikel 7:683 lid 4 BW jo. artikel 7:682 lid 6 BW. 168 Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 115. 000 Xxx Xxx Xxxx 23 februari 2016, ECLI:NL:GHDA:2016:435.
Deelconclusie. Wanneer het management van een bedrijf een accountant verzoekt om hen te ondersteunen bij het opstellen en presenteren van historische financiële informatie van de entiteit, spreken we van een samenstellingsopdracht. De eindverantwoordelijkheid ligt in alle gevallen bij de klant. De accountant is alleen verantwoordelijk voor de werkzaamheden die uitgevoerd zijn en niet voor de gepresenteerde informatie. De samenstellingsopdracht wordt uitgevoerd, zodat derden een verantwoorde beslissing kunnen nemen op basis van de gepresenteerde cijfers. De onderneming heeft vooral belang bij de samenstellingsopdracht, zodat financiering kan worden aangevraagd. Een bank of een andere kredietverlener maakt op basis van de gepresenteerde cijfers een beslissing, aangaande het verlenen van financiering. Ook is het voor de klant van belang dat zij op de hoogte zijn van wat er speelt in de onderneming. De samenstellingsopdracht is hier eveneens een hulpmiddel bij. De samenstellingsopdracht is op te delen in vier fasen; acceptatie, planning, uitvoering en rapportage. In de acceptatiefase wordt nagegaan of de opdracht wordt aangegaan. Tijdens de planningsfase wordt kennis opgedaan van de klant en de administratie wordt geanalyseerd op materialiteit en risicoposten. In de uitvoeringsfase worden de werkzaamheden uitgevoerd die van belang zijn geacht door de accountant in de planningsfase. De rapporteringsfase is een doorlopende fase, wanneer er relevante aangelegenheden voordoen legt de accountant dit vast is zijn dossier.
Deelconclusie. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de resultaten van de roosteranalyses in het kader van het onderzoek naar de oplopende leeftijd in de Schoonmaak- en Glazenwassers branche. Aan de hand van de gevalideerde RRPA-methode zijn de roosters van medewerkers uit de focusgroepen geanalyseerd om een objectief beeld te verkrijgen van de werklast, veroorzaakt door de werktijden. Negen van de twaalf geanalyseerde roosters vormen geen risico voor een verzwaarde werklast. De geanalyseerde roosters vertonen tevens geen eenduidig patroon aangaande risicovolle roosterkenmerken. Hierdoor lijkt het erop dat er geen eenduidig effect van de roosters op de werklast is binnen de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche. Echter, in de individuele roosters zijn bepaalde roosterkenmerken te onderscheiden die een risico kunnen vormen. Een hoge frequentie wisselingen in start- en eindtijden, een groot aantal nachtdiensten en veel werkzaamheden tussen 7:00 – 19:00 zijn hier voorbeelden van. Hiermee rekening houden kan de belasting van deze medewerkers verlichten. De genoemde risicokenmerken hoeven echter niet door alle medewerkers als vervelend ervaren te worden. Werkgevers kunnen dan ook de belasting vanuit de roosters voor medewerkers verbeteren door meer maatwerk te leveren. Hoewel er per sector een aantal roosters geanalyseerd zijn is niet mogelijk om de bevindingen als indicatief te zien voor de sector en daarop sectoren te vergelijken. Dat de roosters in de ‘algemene schoonmaak zwaar’ slechter scoren dan in de ‘specialistische schoonmaak’, waarvan bekent is dat werknemers in deze sector roosters hebben met risicovolle roosterkenmerken, is dan ook vooral berust op de aangeleverde roosters.
Deelconclusie. Aan de hand van focusgroepen, waarin de ervaring van de medewerkers is besproken, en vragenlijstonderzoek zijn het theoretische model uit het literatuuronderzoek en de expertinterviews aan de praktijk getoetst. De ervaringen van de deelnemers aan de focusgroepen bevestigen het theoretisch model, maar brengen ook nuance aan. Uit de focusgroepen blijkt dat de algehele gezondheid van de deelnemers, volgens henzelf, redelijk op orde is. De schoonmaakwerkzaamheden zorgen echter wel voor (fysieke) klachten, zeker naarmate men ouder wordt. Dit leidt ertoe dat de belastbaarheid van de deelnemers afneemt, al wordt dit zeker niet door alle deelnemers ervaren. Daarnaast blijkt uit de focusgroepen dat een aanzienlijk deel van de deelnemers de werklast als te hoog ervaart, de vragenlijst geeft echter aan dat er ook deelnemers zijn die dit niet onderschrijven. Waar in de expertinterviews is verondersteld dat de werklast de laatste jaren stabiel is, merken deelnemers op dat de werklast blijft stijgen als gevolg van concurrentiestrijd en toename in informele taken. Belastende fysische omstandigheden en materialen dragen bij aan de werklast en ervaren werkdruk. Hoewel de veronderstelde regelmogelijkheden enige hulp bieden bij het verminderen van de werklast en ervaren werkdruk, zijn ook deze niet altijd toereikend. Dit alles leidt tot een branche waarin de werklast/werkdruk door een aanzienlijk deel als hoog wordt ervaren, het geregeld voorkomt dat werk niet afgemaakt wordt/kan worden en een groot gedeelte van de deelnemers aangeeft op deze manier niet de pensioengerechtigde leeftijd denkt te kunnen halen. De ervaringen van de medewerkers bieden echter genoeg kansen voor verbetering. Het verbeteren van fysische omstandigheden en het juist toepassen van taakroulatie kunnen de werklast bijvoorbeeld verminderen. Daarnaast kan meer waardering vanuit de opdrachtgever, en daarmee meer oog voor het medewerkersbelang in het aanbestedingstraject, de belasting sterk verminderen.
Deelconclusie. Ieder sectoraal afsprakenstelsel of regietoepassing kan worden geplaatst in een van de bovengenoemde categorieën. Op basis daarvan kan vervolgens worden vastgesteld:
1. of, en zo ja op welke wijze er ruimte bestaat voor het uitoefenen van regieactiviteiten; en
2. welke afspraken er moeten worden gemaakt om de leemten te vullen ten aanzien van waarborgen voor de burger, zoals doelbinding en proportionaliteit. De te maken afspraken/op te stellen spelregels bespreken wij in hoofdstuk 5. Voorafgaand daaraan wordt in hoofdstuk 4 eerst de generieke wet- en regelgeving besproken die vaak van toepassing zal zijn op sectorale afsprakenstelsels en regietoepassingen.
Deelconclusie. Op dit moment kan de samenstellend accountant gebruik maken van twee toepassingen die door blockchain technologie worden ondersteunt. De eerste is documentatievastlegging op basis van timestamping. De tweede toepassing is betaling via een smart contract. Beide systemen hebben geen toegevoegde waarde voor de accountant. Hierdoor wordt geconcludeerd dat blockchain geen rendabele toepassing is voor de mkb-accountant tijdens het samenstelproces. In verschillende papers wordt een beeld geschetst van een ideale situatie, waarin blockchain een grote rol speelt voor de administratie van een onderneming. Experts schetsen een situatie waarin alle transacties via blockchain lopen en hiermee automatisch met elkaar verbonden zijn. Ten gevolge zijn stakeholders in staat om de financiële gegevens van een onderneming realtime in te zien. Een jaarrekening is niet meer nodig op deze manier. Dit betekent dat het werk van de samenstellend accountant niet langer nodig is. Echter, is het geschetste beeld te optimistisch, gezien de barrières die blockchain op dit moment nog kent. Ondernemingen zijn niet enthousiast om financiële gegevens op transactieniveau openbaar te maken. Identiteit van gebruikers is op dit moment niet met zekerheid vast te stellen. Daarnaast ontbreekt governance en enige vorm van wet- regelgeving. Dit betekent dat blockchain geen impact heeft op het samenstelproces van de mkb-accountant. Zelf kunnen zij er nog geen gebruik van maken en de technologie is nog niet operationeel voor ondernemingen.
Deelconclusie. Welke inherente integriteitsrisico’s kent de trustdienstverlening in Nederland en kunnen die wel voldoende beheerst worden?