Externe veiligheid Voorbeeldclausules

Externe veiligheid. In onderhavig geval is geen sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Het beleid met betrekking tot externe veiligheid is derhalve niet van toepassing. Er hoeft geen afweging te worden gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid. Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
Externe veiligheid. Voor het aspect externe veiligheid worden twee criteria onderscheiden: het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico: Het Plaatsgebonden Risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd zou verblijven in de directe omgeving van een inrichting of transportroute, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting of op die route. De omvang van het PR is dus geheel afhankelijk van de hoeveelheid stoffen die vervoerd worden over de transportroute. Voor een individu geeft het PR een kwantitatieve indicatie van het risico dat hij loopt wanneer hij zich in de omgeving van een inrichting of transportroute bevindt. Het PR kan visueel worden weergegeven door een iso-contour; alle punten met een gelijk risico worden met elkaar verbonden en worden bepaald door de kans van optreden van de diverse ongevalscenario’s. De ligging van de PR10-6 contour is maatgevend. Binnen de 10-6 contour geldt dat de kans van overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen één op één miljoen jaar bedraagt. Binnen een PR10-6 contour mogen geen kwetsbare bestemmingen liggen. In zowel de huidige situatie als de referentiesituatie is er geen sprake van een PR10-6 contour voor zowel de A27 als de A1. Dit betekent dat het Plaatsgebonden Risico geen beperkingen oplegt aan de omgeving voor zowel de huidige situatie als autonome ontwikkeling. Voor de projectsituatie verandert het Plaatsgebonden Risico niet ten opzichte van de referentiesituatie, voor zowel de A27 als de A1. Het vervoer van gevaarlijke stoffen verandert niet ten opzichte van de referentiesituatie, evenmin als de kans op een ongeval. De wegbreedte, die wel verandert, heeft geen invloed op het resultaat van de berekeningen. De verbreding van de weg heeft daarom geen invloed op de resultaten van de berekening. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde van het Plaatsgebonden Risico. Het Groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ramp met meer dan 10 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de transportroute. Een normwaarde >1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Bij deze normwaarde is tevens het daarbij horende aantal slachtoffers vermeld. De oriëntatiewaarde voor het GR is per km route of tracé bepaald op 10-4 per jaar (1 op 10.000 per jaar) voor 10 slachtoffers; 10-6 per jaar (1 op 1.000.000 per jaar) voor 100 slachtoffers etc. Toetsing vindt plaats op twee manieren. Het GR behoort niet toe te nemen ten opzichte van de referentiesituatie en ...
Externe veiligheid. Het adviseren, het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en het voeren van procedures met betrekking tot externe veiligheid. √ √ √ √ √
Externe veiligheid. Toetsingskader
Externe veiligheid. Rijkskader
Externe veiligheid. In en rondom het plangebied bevinden zich verschillende risicovolle inrichtingen. Daarnaast vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water en door buisleidingen. In de paragraaf externe veiligheid is ingegaan op de risicosituatie rond deze risicobronnen. In het bestemmingsplan zijn waar nodig maatregelen getroffen om risico's te beperken. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de regelgeving en het beleid over externe veiligheid. Het GR wordt aanvaardbaar geacht. Het bestemmingsplan staat vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen niet toe.
Externe veiligheid. Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar iets mis zou kunnen gaan met gevaarlijke stoffen. Voorbeelden van risicobronnen en risicovolle activiteiten zijn: productie, gebruik of opslag van gevaarlijke stoffen en transport van gevaarlijke stoffen. Ten behoeve van deze ruimtelijke onderbouwing is een onderzoek ingesteld naar de externe veiligheid3. Geconcludeerd wordt: In de omgeving bevinden zich meerdere risicobronnen. Voor de propyleenleiding van DOW Benelux, die nabij het plangebied is gelegen, zijn maatregelen genomen waardoor sprake is van een PR 10-6 contour die niet over het plangebied is gelegen. Derhalve zijn er geen belemmeringen voor de functies als gevolg van de PR 10-6 contour.
Externe veiligheid. Er is geen strijdigheid met de eisen m.b.t. externe veiligheid. Het plangebied ligt niet in een invloedgebied van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Ook bevindt het zich niet in het invloedsgebied van een weg die is aangewezen voor vervoer van gevaarlijke stoffen.
Externe veiligheid. Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. In dit kader zijn het Registratiebesluit externe veiligheid en Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang.
Externe veiligheid. 2.1. PGS 29: Brandbare vloeistoffen: bovengrondse opslag in cilindrische installaties 2.1.1. Toetsingskader Het doel van de PGS 29:2016, versie 1.1, december 2016 (hierna PGS 29) is het ver- kleinen van veiligheidsrisico’s en geeft een referentiekader voor het oprichten, gebruiken, in standhouden en inspecteren van installaties met bovengrondse verticale cilindrische opslagtanks met brandbare vloeistoffen. Dit is vooral van belang, omdat ongewenste gebeurtenissen waarbij dergelijke installaties betrokken zijn, kunnen leiden tot zware ongevallen binnen en buiten de inrichting. Volgens hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de PGS 29 is het benodigde niveau van brand- veiligheid afhankelijk van: • de eigenschappen van de opgeslagen stof; • de risico's van de inrichting; • de kwetsbaarheid van haar omgeving; • de (operationele) mogelijkheden van de brandweer. 2.1.2. Aanleiding tot het verzoek en het verzoek tot wijziging Aanleiding voor aanlevering van de toetsing en bijbehorende gegevens volgt uit voor- schrift 4.3.4 van vigerende revisievergunning: Op 26 januari 2021 is door Cargill B.V. de 5-jaarlijkse toets van het UPD betreffende de brandveiligheidsinstallatie van de bio-ethanolplant per e-mail aan ons toegezonden. Omdat over enkele punten nog geen duidelijkheid kon worden gegeven en daarvoor nader onderzoek noodzakelijk was, is door Cargill B.V. aan ons gemeld dat deze stukken nog nagezonden zouden worden. Met aanlevering van de aanvullende gegevens (uitgangspuntendocument (UPD, nr. 2853-20-01D, d.d. 10 februari 2021)) op 22 juni 2021 is daaraan voldaan. In de begeleidende brief heeft Xxxxxxx ons verzocht om op basis van de uitgevoerde analyse het reeds vergunde UPD onveranderd te accepteren voor een termijn ver- lenging, dat wil zeggen met de koelcapaciteit gebaseerd op de PGS 29:2008 voor- schrift 177 als maatwerk. Wij hebben dat verzoek beschouwd als verzoek tot aanpassing van voorschriften.