Heffing Voorbeeldclausules

Heffing. 1. De werkgever is per kalenderjaar ten behoeve van de Stichting een jaarlijkse bijdrage verschuldigd over de bruto loonsom sociale verzekeringen van het lopend jaar met dien verstande dat de heffingsgrondslag per werknemer maximaal gelijk is aan het voor dat jaar geldende tot een jaarbedrag herleide maximum premiedagloon ingevolge de Wet financiering sociale verzekering. De werkgever is een jaarlijkse bijdrage van 0,86% van voornoemd loon verschuldigd. Bovenbedoeld premiebedrag zal herrekend worden naar een premiebedrag per maand. 2. De werkgever is gehouden om op een hiertoe strekkend schriftelijk verzoek van de Stichting binnen 30 dagen na dagtekening hiervan op nader te bepalen wijze opgave te doen van het onder sub 1 bedoelde premieplichtig loon. 3. Bij niet voldoening van het onder sub 2 genoemde verzoek zal tot forfaitaire vaststelling van de verschuldigde bijdrage worden overgegaan. 4. De werkgever is de gehele bijdrage voor de in dienst zijnde werknemer verschuldigd aan het fonds. Een gedeelte van de bijdrage, ter grootte van 0,245 % van het premieplichtig loon komt voor rekening van de werknemer, die zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever verschuldigd is. De werkgever is verplicht bij de loonbetalingen op het loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is terzake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft. 5. De werkgever is verplicht de door hem verschuldigde bijdrage aan het fonds te betalen binnen 28 dagen na vaststelling en verzending van de desbetreffende nota van het fonds. 6. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd te vorderen: - rente over het verschuldigde bedrag de dag af dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en - vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke intrest als bedoeld in boek 6, de artikelen 119 en 120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door het fonds wordt gevorderd. De buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15 % van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 50,--. 7. De rechtsvordering tot terugbetaling van een onverschuldigd betaalde bijdrage vervalt door verloop van drie jaren sedert het einde van het boekjaar, waarover de bijd...
Heffing. De heffing aan het SF MITT bedraagt voor ondernemingen die vallen onder de cao per maand: - 0,3% van de door de werkgever in een maand uitbetaalde loonsom.
Heffing. De heffing aan het SF MITT bedraagt per kalenderjaar: - voor ondernemingen die vallen onder de cao 0,3% van de door de werkgever in een kalenderjaar uitbetaalde loonsom.
Heffing. De financiering van de regeling vrijwillig uittreden geschiedt door: a. Een door de werkgever verplicht te betalen bijdrage aan de Stichting: deze bijdrage zal jaarlijks worden vastgesteld door het bestuur van de Stichting met goedkeuring van partijen bij deze cao, nadat hierover advies is ingewonnen bij de administrateur. De administrateur zal dit advies baseren op een begroting van de inkomsten en uitgaven van het betreffende jaar. De bijdrage wordt uitgedrukt in een percentage over de loonsom waarover de werkgever premie is verschuldigd in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval. Van deze bijdrage zal een gedeelte door de werknemer worden betaald, door middel van een inhouding van een deel van het jaarlijks door het bestuur van de Stichting vastgestelde percentage als bovengenoemd op zijn brutoloon over elke betalingsperiode. De grondslag van deze inhouding is het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, waarbij ook tot het loon wordt gerekend de bedragen die worden ingehouden ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding en de bijdrage voor aanspraken op uitkeringen wegens overlijden of invaliditeit ten gevolge van een ongeval. b. De door de werkgever af te dragen bijdrage is vanaf 1 januari 2006 vastgesteld op 4,5 %. Hiervan wordt per 1 januari 2006 1,9% ingehouden op het loon van de werknemers, zijnde 42,22% van de premie. 2. De werkgevers welke eerst later (weer zijn) gaan bijdragen aan de Stichting zullen het door hen nog niet betaalde aan bijdragen, vanaf het moment van oprichting van de Stichting alsnog aan de Stichting verschuldigd zijn. Een en ander met uitzondering van ondernemingen welke na 1 januari 1979 (datum van oprichting Stichting Vuvlegro) zijn opgericht, voor wat betreft de periode van voor hun oprichting. 3. Eventuele overige bijdragen. 4. De bijdragen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden ingevorderd op gelijke wijze zoals bepaald in de Wet financiering sociale verzekeringen alsmede in de statuten van het Gezamenlijk Uitvoeringsorgaan GUO, gevestigd te Zoetermeer, met betrekking tot de sociale verzekeringspremies. 1. In aanvulling op het in artikel 3 bepaalde is de werkgever verplicht een bijdrage te betalen, in g...
Heffing. De heffing aan het SF MITT bedraagt voor ondernemingen die vallen onder de cao per maand: van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021: - 0,6% van de door de werkgever in een maand uitbetaalde loonsom. van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022: - 0,3% van de door de werkgever in een maand uitbetaalde loonsom.
Heffing. Betaling van de aan de Stichting Sociaal Fonds Parket verschuldigde heffing dient te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum. De premieschuldige kan het Bestuur verzoeken om de premie in vier gelijke delen, respectievelijk te voldoen de laatste uiterlijk 15 december van het heffingsjaar. Indien de premie of één van de delen niet tijdig is voldaan, wordt de vordering op het geheel voor het heffingsjaar verschuldigde nog openstaande bedrag opeisbaar en is de Stichting Sociaal Fonds Parket bevoegd om de wettelijke rente en de buitengerechtelijke invorderingskosten te vorderen van de debiteur, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet. Deze buitengerechtelijke invorderingskosten zijn vastgesteld op 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 50.
Heffing. Het hieronder in de leden 3a t/m 3d bepaalde is tot 1 januari 2007 van toepassing op de werknemer, met op 1 januari 2003 een dienstverband bij een werkgever in de zin van deze CAO en die geboren is in één van de geboortejaren vermeld in artikel 4 van deze CAO danwel in één van de geboortejaren vermeld in artikel 4 van de ‘Collectieve Arbeidsovereenkomst Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Contractcateringbranche voor werknemers geboren in 1950, 1951, 1952 of 1953’, (hierna te noemen: ‘VUT-CAO 1950/1953’), die in principe kan voldoen aan de voorwaarden gesteld in het artikel 4 dat op de werknemer van toepassing is.
Heffing. 1. De werkgever is in het jaar 2010 aan de door de Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) ingestelde Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding (A+O) naast de bijdrage van 0,3% op basis van de CAO Arbeidsmarkt en Opleiding 2008/2010 nog een bijdrage verschuldigd van 0,1% (in totaal in 2010 0,4%) van de in dat jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv. De werkgever is in het jaar 2011 een bijdrage van tenminste 0,4% en maximaal 0,6% verschuldigd van de in het desbetreffende jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv. De ROM bepaalt de momen- ten waarop feitelijk geheven wordt en stelt voor het jaar 2011 ook de hoogte van de heffing vast. 2. De werkgever is verplicht op de in lid 1 bedoelde bijdragen een door de ROM vast te stellen voorschot te betalen: – in het jaar 2010 vóór een door de ROM vast te stellen datum, doch uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2011. – in het jaar 2011 uiterlijk op 15 oktober. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Wfsv in het genoemde jaar. De definitieve afrekening zal geschieden op 15 augustus 2012. 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente. 4. De werkgever is verplicht aan A+O gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot)bijdrage(n) noodzakelijk zijn, te verstrekken. 5. Verzoeken om vergoeding volgens de financieringsreglementen bij deze CAO worden niet ingewilligd indien de werkgever de ingevorderde bijdragen als bedoeld in dit artikel niet heeft betaald. BIJLAGE IFINANCIERINGSREGLEMENT OPLEIDING VAN LEERLINGEN‌‌ (als bedoeld in artikel 3 van deze cao)
Heffing. 1. De werkgever heeft de mogelijkheid om 1⁄3 deel van de totale subsi- diabele projectkosten van de ESF-aanvraag aan de Stichting O+A af te dragen. 2. De Stichting O+A zal tot heffing van dit bedrag overgaan nadat de BOP/ESF-commissie van de Stichting de aanvraag heeft getoetst en heeft besloten tot opname van die aanvraag in de sector-aanvraag die ter beslissing aan het ministerie van SZW wordt aangeboden. 3. De Stichting stuurt hiertoe een heffingsnota aan de werkgever.
Heffing. 1. In het jaar 2002 wordt geen bijdrage geheven voor de stichting. De door de werkgever aan de Stichting te betalen bijdrage bedraagt in het jaar 2003 maximaal 0,5% van de in dat jaar voor zijn onderne- ming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering. De ROM bepaalt, op basis van een advies van het bestuur van de Stich- ting, of en in welke mate er in 2003 feitelijk wordt geheven. 2. De werkgever is verplicht in 2003, uiterlijk op 15 oktober, een voor- schot te betalen op de door de ROM vastgestelde feitelijk te heffen bijdrage als bedoeld in lid 1. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderne- ming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar. De definitieve afrekening is op 15 augustus 2004. 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wet- telijke rente. 4. De werkgever is verplicht aan de Stichting gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot) bijdrage(n) noodzakelijk is, te verstrekken. 5. Verzoeken om vergoeding volgens de financieringsreglementen bij deze CAO worden niet ingewilligd indien de werkgever de ingevor- derde bijdragen als bedoeld in dit artikel niet heeft betaald.