Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 6.1 Overeenkomstig artikel 134 van de Pw kunnen de ten laste van het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten door het Fonds worden verminderd. Het Fonds is daartoe uitsluitend bevoegd als:
6.2 Een vermindering van de aanspraken als gevolg van het vorige lid zal voor iedere Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde en andere aanspraakgerechtigde worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten tijde van de vermindering met inachtneming van een door het Bestuur, gehoord de actuaris van het Fonds, ontworpen schaal. Het Bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen.
6.3 Het Fonds informeert de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6.4 De vermindering kan op zijn vroegst drie maanden nadat de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden, de Werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 1. Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 1. De kapitalen opgebouwd onder het regime van dit pensioenreglement worden niet door middel van een korting gekort. Indien het kapitaal wordt omgezet in een Vastgestelde pensioenuitkering bij de Stichting is de kortingsregeling van de Stichting van toepassing.
2. Indien en voor zover het Pensioenkapitaal van het ouderdoms- en Partner en wezenpensioen bij de Stichting is aangewend voor een periodiek Vastgestelde pensioenuitkering, dan wel anderszins sprake is van periodieke Pensioenrechten of - aanspraken met een Vastgestelde pensioenuitkering, gelden de navolgende bepalingen.
3. In het geval de financiële middelen van de Stichting onvoldoende blijken om de reeds opgebouwde aanspraken op levenslang ouderdomspensioen, Partnerpensioen en Pensioenrechten ingevolge deze pensioenregeling te dekken gaat het Bestuur over tot vermindering van de reeds opgebouwde Pensioenaanspraken en Pensioenrechten conform artikel 134 (“Korting Pensioenaanspraken en Pensioenrechten door pensioenfonds”) van de Pensioenwet.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten van Gepensioneerden uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de Vennootschap onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan bedoeld in artikel 138 PW.
2. De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet.
3. Indien het Fonds besluit tot de vermindering als bedoeld in lid 1, zal het Pensioenreglement worden aangepast.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het fonds kan de pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen op grond van artikel 134 van de Pensioenwet.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 6.1 Overeenkomstig artikel 134 van de Pw kunnen de ten laste van het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten door het Fonds worden verminderd. Het Fonds is daartoe uitsluitend bevoegd als: • het Fonds gezien de Beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pw gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pw gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen; • het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 Pw of artikel 132 Pw zonder dat de belangen van de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden, de andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en • alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, door het Fonds zijn ingezet als bedoeld in het herstelplan voor het Fonds, bedoeld in artikel 138 Pw of artikel 139 Pw.
6.2 Een vermindering van de aanspraken als gevolg van het vorige lid zal voor iedere Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde en andere aanspraakgerechtigde worden bepaald naar evenredigheid van de hoogte van hun pensioenaanspraken en/of pensioenrechten ten tijde van de vermindering met inachtneming van een door het Bestuur, gehoord de actuaris van het Fonds, ontworpen schaal. Het Bestuur is bevoegd de reeds ingegane pensioenen geheel of ten dele van deze vermindering uit te zonderen.
6.3 Het Fonds informeert de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
6.4 De vermindering kan op zijn vroegst drie maanden nadat de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden, de Werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 1. Het pensioenfonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, inactieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 15.
2. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, werkgever en toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 1. Indien het fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de deelnemers te voldoen, is de werkgever in uitvoering van artikel 3A lid 3 van dit reglement en het bepaalde in de beheersovereenkomst en het financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement.
2. Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening en de pensioenverplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden De te volgen modaliteiten bij onvermogen van de werkgever worden beschreven in de beheersovereenkomst.
3. In alle andere gevallen kan het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Indien het Fonds niet in staat is om de pensioenaanspraken van de Deelnemers te voldoen, is de Werkgever in uitvoering van artikel 3A.3 van dit reglement en het bepaalde in de Beheersovereenkomst en het Financieringsplan gehouden tot bijstorting om het tekort te dekken ten opzichte van de verplichtingen opgelegd door dit pensioenreglement. Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de Werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening én de pensioenverplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan een vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden. De te volgen modaliteiten worden beschreven in de Beheersovereenkomst. In alle andere gevallen kan het Fonds verworven pensioenaanspraken en Pensioenrechten niet verminderen.
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Indien de beleidsdekkingsgraad vijf jaar opeenvolgend ligt onder de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen en de dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt neemt het pensioenfonds binnen zes maanden maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen. Voor zover het bij de maatregelen vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft worden deze direct in de technische voorzieningen verwerkt en in beginsel evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het herstelplan dat is opgesteld na constatering van de situatie, bedoeld in de eerste zin. De spreidingsperiode voor kortingen wordt ingekort indien blijkt dat de korting per jaar, in het geval van hanteren van de maximale termijn die wordt gebruikt bij het herstelplan, op of onder een niveau van 1,0%-punt blijft. Kortingen tot en met 1,0%-punt worden direct doorgevoerd.