Kredietrisico. De Vennootschap loopt het algemene risico dat een klant of een tegenpartij faalt in het voldoen van zijn contractuele verplichtingen (vnl. betalingsverbintenissen) waardoor de Vennootschap mogelijks inkomsten zou kunnen mislopen. Bovendien kunnen de door de Vennootschap afgesloten kredietovereenkomsten, in overeenstemming met de marktpraktijk, voorzien in marktverstoringsclausules en clausules van belangrijke verandering van omstandigheden (zogenaamde MAC clausules of material adverse changes) die, in sommige extreme omstandigheden, bijkomende kosten voor de Vennootschap kunnen genereren, en zelfs in nog extremere gevallen tot stopzetting van het krediet zouden kunnen leiden. Het sluiten van financieringscontracten of het gebruik van indekkingsinstrumenten met een financiële instelling doet een tegenpartijrisico ontstaan in geval van het in gebreke blijven van deze instelling. De insolvabiliteit van een bancaire tegenpartij zou aanleiding kunnen geven tot opzegging van de bestaande kredietlijnen en bijgevolg tot een inkrimping van de financiële middelen van de Vennootschap.
Kredietrisico. Het risico bestaat dat de Emittent niet in staat zal zijn om zijn verbintenissen onder de Obligaties na te komen. De Obligatiehouders zijn onderhevig aan het risico dat de Emittent gedeeltelijk of geheel in gebreke blijft om de hoofdsom terug te betalen of interest te betalen. De mogelijkheid tot terugbetaling hangt af van de toekomstige operationele resultaten en de huidige en toekomstige financiële verbintenissen van de Emittent; deze worden beïnvloed door de situatie van de markt en bedrijfseigen factoren die vaak buiten de controle van Emittent liggen. De financiële verbintenissen van de Emittent kunnen worden beïnvloed door het kredietrisico waaraan andere vennootschappen van de Groep (waaronder intragroep-‐ schuldeisers) onderworpen zijn. Het financieringsbeleid van de Groep kan steeds gewijzigd worden. De Emittent is actief in een gereglementeerde sector, zowel nationaal, gewestelijk als Europees. Deze wet-‐ en regelgeving heeft betrekking op, maar is niet beperkt tot, wetten en regels op vlak van leefmilieu (onder andere geluidsnormen, zie ook Geluidshinderrisico II.A.4), veiligheid, ruimtelijke ordening, opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, organisatie van de energiemarkt. Deze regelgeving wordt steeds complexer en is continu onderhevig aan verandering. Bovendien kan de Emittent te maken hebben met conflicterende wet-‐ en regelgeving tussen de verschillende overheidsniveaus. Elke wijziging van het regelgevend kader dat van toepassing is op de Emittent en op de uitoefening van zijn gereguleerde activiteiten, en elke inconsistente interpretatie ervan, bijvoorbeeld ten gevolge van geschillen, kan bijgevolg een impact hebben op zijn activiteiten, zijn financiële situatie en zijn resultaten. De kosten om toekomstige en veranderende wet-‐ en regelgeving na te leven zouden aanzienlijk kunnen zijn. Daarnaast kunnen er boetes, schadevergoedingen en/of beperkingen op activiteiten worden opgelegd indien de regelgeving zelfs onopzettelijk niet wordt nageleefd. In het bijzonder kan een wijziging van het ondersteuningsmechanisme inzake hernieuwbare energie (bijvoorbeeld in kader van de toekenning van groenestroomcertificaten, minimumprijs van een certificaat, boete per ontbrekend certificaat,… ) een impact hebben op de activiteiten, financiële situatie of resultaten van de Emittent. Zo werd in juli 2013 een bijkomende heffing op windturbines aangekondigd door de Waalse regering, waarvan de uitvoeringsmodaliteiten nog niet bekend zijn...
Kredietrisico. De Uitgevende Instelling belegt toevertrouwde middelen in risicodragende vastrentende waarden, waaronder bedrijfsobligaties, hypotheken, consumptieve kredieten en gestructureerde kredieten. Deze beleggingen kunnen in waarde dalen als gevolg van (gepercipieerde) verzwakking van de kredietwaardigheid van de contractuele tegenpartij, neerwaartse bijstelling van de creditrating (downgrading) of default (niet nakomen van financiële verplichtingen, zoals rentebetaling of terugbetaling van de hoofdsom). Dergelijke potentiële waardedalingen worden aangeduid als "kredietrisico". De Uitgevende Instelling is zelf geen verstrekker van hypotheken, consumptieve kredieten en gestructureerde kredieten. Contractuele tegenpartijen van de Uitgevende Instelling zijn onder meer de kredietnemers, tegenpartijen waarmee wordt gehandeld, tegenpartijen bij swaps- en derivatencontracten en andere financiële intermediairs. Indien dit risico zich verwezenlijkt, kan dat van invloed zijn op de capaciteit van de Uitgevende Instelling om op de Klantparticipaties rente te betalen of, voor zover van toepassing, hoofdsom af te lossen. Het kredietrisico is toegenomen als gevolg van de omstandigheden die ten grondslag lagen aan de kredietcrisis. Tijdens de kredietcrisis is de waarde van veel beleggingen, waaronder risicodragende vastrentende waarden, gedaald.
Kredietrisico. De Uitgevende Instelling belegt toevertrouwde middelen in risicodragende vastrentende waarden, waaronder bedrijfsobligaties, hypotheken, consumptieve kredieten en structured credits. Deze beleggingen kunnen in waarde dalen als gevolg van (gepercipieerde) verzwakking van de kredietwaardigheid van de contractuele tegenpartij, neerwaartse bijstelling van de creditrating (downgrading) of default (niet nakomen van financiële verplichtingen zoals rentebetaling of terugbetaling van de hoofdsom). Dergelijke potentiële waardedalingen worden aangeduid als "kredietrisico". Contractuele tegenpartijen van de Uitgevende Instelling zijn onder meer de kredietnemers, tegenpartijen waarmee wordt gehandeld, tegenpartijen bij swaps- en derivatencontracten en andere financiële intermediairs. Indien dit risico zich verwezenlijkt kan dat van invloed zijn op de capaciteit van de Uitgevende Instelling om op de Klantparticipaties rente te betalen of, voor zover van toepassing, hoofdsom af te lossen.
Kredietrisico. De Vennootschap is blootgesteld aan kredietrisico’s op handels- en financiële vorderingen. De beleggingen moeten een leningkarakter hebben en mogen niet in risicodragend kapitaal gebeuren. Beleggingen zijn onderworpen aan strikte voorwaarden aangaande de minimale kredietwaardigheid van de tegenpartijen, in functie van de duurtijd van de belegging. De Vennootschap heeft plaatsingslimieten opgesteld per tegenpartij. Deze limieten gelden niet met betrekking tot beleggingen in instrumenten AAA/Aaa rating of uitgegeven of gewaarborgd door de Belgische Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor de afgeleide producten dient het kredietrisico ten overstaan van de tegenpartijen systematisch afgedekt te worden door het afsluiten van CSA’s (‘Credit Support Annex’). Bij overeenkomsten van dit type wordt er op regelmatige basis een berekening gemaakt van het netto bedrag dat, hetzij door de Vennootschap, hetzij door de tegenpartij verschuldigd is, in het geval dat het geheel van de afgeleide producten tussen de verschillende partijen geannuleerd zou worden. Door gebruik te maken van een CSA wordt het kredietrisico beperkt tot een maximum bedrag dat afhankelijk is van de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Indien de kredietwaardigheid van een bankinstelling daalt tot onder het niveau BBB+/Baa, dienen de bestaande contracten overgedragen te worden naar een andere bankinstelling met een hogere kredietwaardigheid. Met tegenpartijen die een “negatieve credit watch” gekregen hebben mogen geen nieuwe overeenkomsten worden afgesloten gedurende die periode van “negatieve credit watch”.
Kredietrisico. De hypothecaire lening vormt een essentieel onderdeel bij dit product maar brengt verschillende effecten en risico’s met zich mee. De hypothecaire lening heeft een looptijd van zeven jaar. Het risico bestaat dat na afloop van de overeengekomen looptijd van de hypothecaire lening de Objecten nog niet zijn verkocht en geen nieuwe lening met een hypothecair financier kan worden afgesloten of alleen kan worden afgesloten tegen een hogere rente dan waar de prognose van uitgaat. Indien geen nieuwe lening met een hypothecair financier kan worden afgesloten ontstaat het risico dat de Objecten gedwongen moeten worden verkocht. De verkoopopbrengst bij een gedwongen verkoop is doorgaans aanzienlijk lager dan bij een vrijwillige (reguliere) verkoop. Dat zal een negatieve invloed hebben op het voor de Participanten te behalen rendement met mogelijk een verlies van de inleg van de Participanten. Kan een nieuwe hypothecaire lening alleen worden afgesloten tegen een hogere rente dan waarmee in de prognose rekening is gehouden, zal dat eveneens een negatieve invloed hebben op het rendement. In de rendementsprognose is rekening gehouden met een hogere rente na de rentevast periode van zeven jaar, namelijk van 3,5% per jaar. Indien tegen die tijd, na zeven jaar, een rente van 4,5% zou worden overeengekomen, zou het gemiddelde Exploitatierendement met 5,7% per jaar lager uitkomen dan het geprognosticeerde gemiddelde Exploitatierendement en het Totaalrendement afnemen tot 7,1% per jaar in plaats van het geprognosticeerde Totaalrendement van 7,4% per jaar. Voor de rendementsprognose is het uitgangspunt dat bij het eindigen van de looptijd van de hypothecaire lening van zeven jaar, de hypothecaire lening bij de huidige financier wordt verlengd voor een periode van drie jaar. Het is niet uit te sluiten dat verlenging van de hypothecaire lening bij de huidige financier niet slaagt. Slaagt die verlenging niet, dan is er een aanzienlijk risico dat het Fonds bij de herfinanciering extra kosten moet maken, zoals afsluitprovisie, kosten voor taxatie van de Objecten, notariskosten en kosten voor een eventuele renteswap om de rente vast te leggen. Die kosten hebben een negatief effect op het rendement voor de Participanten. Voor het afsluiten van een herfinanciering bij een andere dan de huidige financier worden de genoemde extra kosten begroot op in totaal 1% van de hypothecaire lening. Indien het Fonds deze extra kosten zou moeten betalen, leidt dat tot een lager gemiddeld Exploitatier...
Kredietrisico. De looptijd van de hypothecaire lening is korter dan het maximum van de beoogde looptijd van het Fonds (10 jaar). Er is een risico dat herfinanciering niet lukt of anderszins ten koste gaat van het rendement. Als niet aan de voorwaarden van de hypothecaire lening wordt voldaan, kan dat ten koste gaan van het rendement of zelfs leiden tot verlies van de belegging. De Rentekosten zijn onzeker. Hogere Rentekosten leiden tot een lager rendement. Een stijgende hypotheekrente kan een negatief effect hebben op de waarde van het Object en daarmee op het rendement. Aflossing van de hypothecaire lening vóór het eindigen van die lening kan leiden tot een boete die ten koste gaat van het rendement.
Kredietrisico. De mogelijkheid om de hoofdsom en interest op de Nieuwe Obligaties en andere financiële schulden te kunnen betalen hangt af van het toekomstige operationele resultaat. Het toekomstige operationele resultaat hangt af van de marktsituatie en sector gerelateerde factoren, die vaak buiten de controle van de Vennootschap liggen en bijgevolg kan de Vennootschap geen enkele zekerheid verschaffen omtrent de mogelijkheid om voldoende kasstroom te genereren om de hoofdsom en de intresten op haar uitstaande schuld terug te betalen. Er dient echter op te worden gewezen dat de netto schuld in verhouding tot de REBITDA (Recurring Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization) ratio op het einde van het moeilijke jaar 2012 tot 2.1 steeg en op het einde van juni 2013 tot 2.2. Het is niet zeker dat nieuwe financiering tegen dezelfde voorwaarden kan afgesloten worden als de huidige financiering en bijgevolg kan de financieringskost omhoog gaan, wat dan weer een negatieve impact kan hebben op de winstgevendheid van de Vennootschap. De Vennootschap is blootgesteld aan het kredietrisico van haar operationele activiteiten en sommige financieringsactiviteiten. Met betrekking tot die operationele activiteiten heeft de Vennootschap een kredietbeleid in voege, dat rekening houdt met het risicoprofiel van de klanten in termen van het marktsegment waartoe deze behoren. Zwakke economische voorwaarden en strenge kredietrestricties van financiële instellingen kunnen een impact hebben op de kredietwaardigheid van de klanten (bijvoorbeeld de zaagdraadklanten in 2011).
Kredietrisico. Gelet op haar breed gespreide portefeuille loopt Banimmo NV geen kredietconcentratierisico van betekenis op bepaalde klanten. De toegepaste procedures maken het mogelijk de solvabiliteit (kredietwaardigheid) van de huurders te beoordelen. Bovendien wordt regelmatig een controle uitgevoerd op de debiteurenposities naar ouderdom om betalingsachterstanden op te sporen en de daarmee samenhangende aanmaningsprocedure in gang te zetten. De kans op wanbetaling of “default rate”, dat wil zeggen de mate waarin klanten niet aan hun betalingsverplichting blijken te kunnen voldoen, is klein.
Kredietrisico. Gelet op haar breed gespreide portefeuille loopt Banimmo geen kredietconcentratierisico van betekenis op bepaalde klanten. De toegepaste procedures maken het mogelijk de solvabiliteit (kredietwaardigheid) van de huurders te beoordelen. Bovendien wordt regelmatig een controle uitgevoerd op de debiteurenposities naar ouderdom om betalingsachterstanden op te sporen en de daarmee samenhangende aanmaningsprocedure in gang te zetten. De kans op wanbetaling of “default rate”, dat wil zeggen de mate waarin klanten niet aan hun betalingsverplichting blijken te kunnen voldoen, is klein. Sinds een aantal jaren is Xxxxxxx geassocieerd met andere financiële en/of vastgoedinvesteringsgroepen. Voor Banimmo is het doel van deze associaties: (i) omvangrijke projecten uitvoeren waarbij de financiële risico’s met andere investeerder(s) (bijvoorbeeld Grondbank The Loop) gedeeld worden; en (ii) vastgoedontwikkelingen uitvoeren waarin de andere investeerders een competentie op financieel gebied en/of in vastgoed inbrengen (bijvoorbeeld de joint venture MC² Development). Buiten de inbreng van eigen kapitaal, financiert Banimmo dergelijke geassocieerde deelnemingen en joint ventures, door middel van voorschotten, die achtergesteld zijn aan de schulden die door de financiële instellingen aan deze ondernemingen worden toegekend. In deze context is het invorderbaar karakter van de door Banimmo aan deze ondernemingen toegekende voorschotten afhankelijk van de rentabiliteit van het vastgoedproject. De verkoopwaarde van het project moet niet alleen de terugbetaling van de door de financiële instellingen toegekende leningen mogelijk maken, maar ook de terugbetaling van de voorschotten door Xxxxxxx (en de andere aandeelhouders). Voor de beoordeling van het invorderbaar karakter van deze voorschotten dient de directie van Xxxxxxx de toekomstige waarde voor deze projecten te schatten en bijgevolg hypotheses te formuleren over de bouwkosten, de aard en de omvang van de verhandelbare oppervlakten (in de projecten waarvoor nog geen bouwvergunning is verkregen), de huurwaarde en de verkoopvoorwaarden.