Kredietrisico Voorbeeldclausules

Kredietrisico. Het risico bestaat dat de Emittent niet in staat zal zijn om zijn verbintenissen onder de Obligaties na te komen. De Obligatiehouders zijn onderhevig aan het risico dat de Emittent gedeeltelijk of geheel in gebreke blijft om de hoofdsom terug te betalen of interest te betalen. De mogelijkheid tot terugbetaling hangt af van de toekomstige operationele resultaten en de huidige en toekomstige financiële verbintenissen van de Emittent; deze worden beïnvloed door de situatie van de markt en bedrijfseigen factoren die vaak buiten de controle van Emittent liggen. De financiële verbintenissen van de Emittent kunnen worden beïnvloed door het kredietrisico waaraan andere vennootschappen van de Groep (waaronder intragroep-­‐ schuldeisers) onderworpen zijn. Het financieringsbeleid van de Groep kan steeds gewijzigd worden.
Kredietrisico. De Vennootschap loopt het algemene risico dat een klant of een tegenpartij faalt in het voldoen van zijn contractuele verplichtingen (vnl. betalingsverbintenissen) waardoor de Vennootschap mogelijks inkomsten zou kunnen mislopen. Bovendien kunnen de door de Vennootschap afgesloten kredietovereenkomsten, in overeenstemming met de marktpraktijk, voorzien in marktverstoringsclausules en clausules van belangrijke verandering van omstandigheden (zogenaamde MAC clausules of material adverse changes) die, in sommige extreme omstandigheden, bijkomende kosten voor de Vennootschap kunnen genereren, en zelfs in nog extremere gevallen tot stopzetting van het krediet zouden kunnen leiden.
Kredietrisico. Gelet op haar breed gespreide portefeuille loopt Banimmo NV geen kredietconcentratierisico van betekenis op bepaalde klanten. De toegepaste procedures maken het mogelijk de solvabiliteit (kredietwaardigheid) van de huurders te beoordelen. Bovendien wordt regelmatig een controle uitgevoerd op de debiteurenposities naar ouderdom om betalingsachterstanden op te sporen en de daarmee samenhangende aanmaningsprocedure in gang te zetten. De kans op wanbetaling of “default rate”, dat wil zeggen de mate waarin klanten niet aan hun betalingsverplichting blijken te kunnen voldoen, is klein.
Kredietrisico. De mogelijkheid om de hoofdsom en interest op de Nieuwe Obligaties en andere financiële schulden te kunnen betalen hangt af van het toekomstige operationele resultaat. Het toekomstige operationele resultaat hangt af van de marktsituatie en sector gerelateerde factoren, die vaak buiten de controle van de Vennootschap liggen en bijgevolg kan de Vennootschap geen enkele zekerheid verschaffen omtrent de mogelijkheid om voldoende kasstroom te genereren om de hoofdsom en de intresten op haar uitstaande schuld terug te betalen. Er dient echter op te worden gewezen dat de netto schuld in verhouding tot de REBITDA (Recurring Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization) ratio op het einde van het moeilijke jaar 2012 tot 2.1 steeg en op het einde van juni 2013 tot 2.2. Het is niet zeker dat nieuwe financiering tegen dezelfde voorwaarden kan afgesloten worden als de huidige financiering en bijgevolg kan de financieringskost omhoog gaan, wat dan weer een negatieve impact kan hebben op de winstgevendheid van de Vennootschap. De Vennootschap is blootgesteld aan het kredietrisico van haar operationele activiteiten en sommige financieringsactiviteiten. Met betrekking tot die operationele activiteiten heeft de Vennootschap een kredietbeleid in voege, dat rekening houdt met het risicoprofiel van de klanten in termen van het marktsegment waartoe deze behoren. Zwakke economische voorwaarden en strenge kredietrestricties van financiële instellingen kunnen een impact hebben op de kredietwaardigheid van de klanten (bijvoorbeeld de zaagdraadklanten in 2011).
Kredietrisico. Het verstrekken van Bergense Restauratiefonds-hypotheken door het Restauratiefonds, welke ten laste van het Bergens Restauratiefondsworden gebracht, geschieden te allen tijde volledig voor rekening en risico van de gemeente. Uitbetalingen die het Restauratiefonds ten laste van de Bouwrekening verricht, op basis van door de gemeente goedgekeurde declaraties, zijn voor risico van de gemeente. Bij geheel of gedeeltelijk vervallen van de toekenningsbeschikking van de Bergense Restauratiefonds-hypotheek komt een hierdoor ontstaan tekort tevens voor risico van de gemeente. Het Restauratiefonds zal op kosten van het Bergens Restauratiefonds en/of de gemeente invorderingsacties instellen bij achterstanden in betalingen van rente en aflossingen door eigenaren van Bergense Restauratiefonds-hypotheken zoals aangegeven in de uitvoeringsbepalingen. Mocht het Restauratiefonds niet in haar acties inzake vorderingen jegens de eigenaar slagen, dan spreekt de gemeente het Restauratiefonds niet ter zake aan en komen deze vorderingen ten laste van het Bergens Restauratiefonds en/of de gemeente tenzij er sprake is van grove schuld of opzet van het Restauratiefonds.
Kredietrisico. Het risico bestaat dat de Emittent niet in staat zal zijn om haar verbintenissen onder de Obligaties na te komen. De Obligatiehouders zijn onderhevig aan het risico dat de Emittent gedeeltelijk of geheel in gebreke blijft om de hoofdsom terug te betalen of interest te betalen. De mogelijkheid tot terugbetaling hangt af van de toekomstige operationele resultaten; deze worden beïnvloed door de situatie van de markt en bedrijfseigen factoren die vaak buiten de controle van Emittent liggen.
Kredietrisico. Het pensioenfonds neemt bewust kredietrisico bij het kopen van obligaties omdat hier, in verwachting, een risicopremie tegenover staat.
Kredietrisico. De Vennootschap is blootgesteld aan kredietrisico’s op handels- en financiële vorderingen. De beleggingen moeten een leningkarakter hebben en mogen niet in risicodragend kapitaal gebeuren. Beleggingen zijn onderworpen aan strikte voorwaarden aangaande de minimale kredietwaardigheid van de tegenpartijen, in functie van de duurtijd van de belegging. De Vennootschap heeft plaatsingslimieten opgesteld per tegenpartij. Deze limieten gelden niet met betrekking tot beleggingen in instrumenten AAA/Aaa rating of uitgegeven of gewaarborgd door de Belgische Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor de afgeleide producten dient het kredietrisico ten overstaan van de tegenpartijen systematisch afgedekt te worden door het afsluiten van CSA’s (‘Credit Support Annex’). Bij overeenkomsten van dit type wordt er op regelmatige basis een berekening gemaakt van het netto bedrag dat, hetzij door de Vennootschap, hetzij door de tegenpartij verschuldigd is, in het geval dat het geheel van de afgeleide producten tussen de verschillende partijen geannuleerd zou worden. Door gebruik te maken van een CSA wordt het kredietrisico beperkt tot een maximum bedrag dat afhankelijk is van de kredietwaardigheid van de tegenpartij. Indien de kredietwaardigheid van een bankinstelling daalt tot onder het niveau BBB+/Baa, dienen de bestaande contracten overgedragen te worden naar een andere bankinstelling met een hogere kredietwaardigheid. Met tegenpartijen die een “negatieve credit watch” gekregen hebben mogen geen nieuwe overeenkomsten worden afgesloten gedurende die periode van “negatieve credit watch”.
Kredietrisico. De hypothecaire lening vormt een essentieel onderdeel bij dit product maar brengt verschillende effecten en risico’s met zich mee. De hypothecaire lening heeft een looptijd van zeven jaar. Het risico bestaat dat na afloop van de overeengekomen looptijd van de hypothecaire lening de Objecten nog niet zijn verkocht en geen nieuwe lening met een hypothecair financier kan worden afgesloten of alleen kan worden afgesloten tegen een hogere rente dan waar de prognose van uitgaat. Indien geen nieuwe lening met een hypothecair financier kan worden afgesloten ontstaat het risico dat de Objecten gedwongen moeten worden verkocht. De verkoopopbrengst bij een gedwongen verkoop is doorgaans aanzienlijk lager dan bij een vrijwillige (reguliere) verkoop. Dat zal een negatieve invloed hebben op het voor de Participanten te behalen rendement met mogelijk een verlies van de inleg van de Participanten. Kan een nieuwe hypothecaire lening alleen worden afgesloten tegen een hogere rente dan waarmee in de prognose rekening is gehouden, zal dat eveneens een negatieve invloed hebben op het rendement. In de rendementsprognose is rekening gehouden met een hogere rente na de rentevast periode van zeven jaar, namelijk van 3,5% per jaar. Indien tegen die tijd, na zeven jaar, een rente van 4,5% zou worden overeengekomen, zou het gemiddelde Exploitatierendement met 5,7% per jaar lager uitkomen dan het geprognosticeerde gemiddelde Exploitatierendement en het Totaalrendement afnemen tot 7,1% per jaar in plaats van het geprognosticeerde Totaalrendement van 7,4% per jaar. Voor de rendementsprognose is het uitgangspunt dat bij het eindigen van de looptijd van de hypothecaire lening van zeven jaar, de hypothecaire lening bij de huidige financier wordt verlengd voor een periode van drie jaar. Het is niet uit te sluiten dat verlenging van de hypothecaire lening bij de huidige financier niet slaagt. Slaagt die verlenging niet, dan is er een aanzienlijk risico dat het Fonds bij de herfinanciering extra kosten moet maken, zoals afsluitprovisie, kosten voor taxatie van de Objecten, notariskosten en kosten voor een eventuele renteswap om de rente vast te leggen. Die kosten hebben een negatief effect op het rendement voor de Participanten. Voor het afsluiten van een herfinanciering bij een andere dan de huidige financier worden de genoemde extra kosten begroot op in totaal 1% van de hypothecaire lening. Indien het Fonds deze extra kosten zou moeten betalen, leidt dat tot een lager gemiddeld Exploitatier...
Kredietrisico. De Uitgevende Instelling belegt toevertrouwde middelen in risicodragende vastrentende waarden, waaronder bedrijfsobligaties, hypotheken, consumptieve kredieten en structured credits. Deze beleggingen kunnen in waarde dalen als gevolg van (gepercipieerde) verzwakking van de kredietwaardigheid van de contractuele tegenpartij, neerwaartse bijstelling van de creditrating (downgrading) of default (niet nakomen van financiële verplichtingen zoals rentebetaling of terugbetaling van de hoofdsom). Dergelijke potentiële waardedalingen worden aangeduid als "kredietrisico". Contractuele tegenpartijen van de Uitgevende Instelling zijn onder meer de kredietnemers, tegenpartijen waarmee wordt gehandeld, tegenpartijen bij swaps- en derivatencontracten en andere financiële intermediairs. Indien dit risico zich verwezenlijkt kan dat van invloed zijn op de capaciteit van de Uitgevende Instelling om op de Klantparticipaties rente te betalen of, voor zover van toepassing, hoofdsom af te lossen.