Opbouw vakantierechten Voorbeeldclausules

Opbouw vakantierechten. 1. De medewerker die op 1 januari van enig jaar in dienst is, heeft in dat jaar recht op vakantie met behoud van salaris op grond van onderstaand schema. Functiegroep 1 t/m 9 152 uren wettelijk + 48 uren bovenwettelijk Functiegroep 10 en hoger 152 uren wettelijk + 64 uren bovenwettelijk 2. De medewerker die in de loop van een kalenderjaar in dienst komt of uit dienst gaat, heeft over dat jaar per volle maand dienstverband recht op 1/12 deel van de vakantie-uren van lid 1. Indien een onvolledige maand resteert bestaat tevens recht op het aantal vakantie-uren naar rato van het aantal kalenderdagen in dienst in die maand. 3. De medewerker heeft in het jaar van indiensttreding recht op een aantal vrije uren zonder behoud van salaris. Dit aantal komt overeen met het aantal niet-opgenomen vakantie-uren bij de vorige werkgever voor zover dit blijkt uit een verklaring als bedoeld in artikel 7:641 BW. 4. Jaarlijks kan de werkgever maximaal twee collectieve vrije dagen aanwijzen. De aanwijzing kan van toepassing zijn op de hele organisatie, dan wel een onderdeel daarvan. Een aangewezen verplichte vrije dag komt ten laste van de in lid 1 genoemde wettelijke vakantie- uren. Ingeval van aanwijzing van een collectief verplichte vrije dag geschiedt de keuze van de datum in overleg met de ondernemingsraad. 5. De medewerker heeft het recht de bovenwettelijke vakantie-uren in te brengen in het kader van het Keuzeplan Arbeidsvoorwaarden.
Opbouw vakantierechten. 6.2.1 Wettelijke vakantierechten: De werknemer verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op salaris heeft gehad, aanspraak op 4 maal de overeengekomen arbeidsduur per week. Bij een fulltime dienstverband bedraagt het wettelijk minimum: 4 x 37 uur = 148 uur.
Opbouw vakantierechten. Operationele/technische medewerkers. De operationele/technische medewerker verwerft per vakantiejaar, naar rato van de duur van het dienstverband, het recht op een vakantie met behoud van salaris met een maximum van 27,5 vakantiedagen. Teneinde ziekteverzuim als gevolg van afnemende belastbaarheid van de oudere werknemer te voorkomen, heeft RBT het maximum aantal vakantiedagen voor deze groep verhoogd, t.w. 50-54 jaar : 29,5 vakantiedagen 55-59 jaar : 30,5 vakantiedagen 60+ jaar : 31,5 vakantiedagen • Kantoormedewerkers. De kantoormedewerker verwerft per vakantiejaar, naar rato van de duur van het dienstverband, het recht op een vakantie met behoud van salaris met een maximum van 25,0 vakantiedagen. Teneinde ziekteverzuim als gevolg van afnemende belastbaarheid van de oudere werknemer te voorkomen, heeft RBT het maximum aantal vakantiedagen voor deze groep verhoogd, t.w. 50-54 jaar : 26,0 vakantiedagen 55-59 jaar : 27,0 vakantiedagen 60+ jaar : 28,0 vakantiedagen
Opbouw vakantierechten. Pro rata opbouw
Opbouw vakantierechten. 1. Krachtens de bepalingen van de in lid 1 van artikel 33 genoemde reglementen is de werkgever voor iedere dag tot een maximum van 5 dagen per week, waarop de werknemer in zijn dienst betaalde arbeid heeft verricht, jegens hem gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdragen en premies in de in artikel 33 lid 1 ge- noemde fondsen, met dien verstande dat die verplichtingen over zaterdagen, en zondagen niet op de werkgever rusten, tenzij de op zaterdag en zondag verrichte arbeid betrekking heeft op buiten de grenzen van artikel 13 vallende uren, waarbij de normale arbeidsduur niet wordt overschreden. 2. De werkgever betaalt hetgeen hij ten aanzien van zijn werknemer verschuldigd is aan de in lid 1 genoemde fondsen rechtstreeks aan de werkmaatschappij van de SFB-groep, die als uitvoeringsorgaan van het bedoelde fonds is aangewezen. Voor de wijze waarop zijn werknemers over hun uit die betalingen voortvloeiende rechten kun- nen beschikken, wordt verwezen naar artikel 33, de lid 8. 3. Indien de werkgever niet aan zijn verplichtingen jegens de werkne- mer met betrekking tot de voorgeschreven rechtwaarde aan het Vakantiefonds voldoet, kan uitsluitend de werknemer, diens gemach- tigde of namens hem de vakorganisatie waarvan de werknemer lid is, de werkgever sommeren onmiddellijk de verschuldigde recht- waarde aan het Vakantiefonds te voldoen. 4. In het geval een werknemer wegens gedeeltelijke arbeidsongeschikt- heid minder dan 7,4 uur per dag heeft gewerkt, is de werkgever voor hem aan de in artikel 33 genoemde fondsen bijdrage en premies ver- schuldigd over het werkelijk verdiende loon. 5. De werkgever jegens de werknemer gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdrage en premies als bedoeld onder lid 1a over een dag, waarop de werknemer niet heeft gewerkt, maar op grond van artikel 13B (vier daagse werkweek ouderen) een vrije dag heeft ingekocht. 6. Ook is de werkgever jegens de werknemer gehouden tot het storten van de voorgeschreven bijdrage en premies als bedoeld onder lid 1a over een dag, waarop de werknemer niet heeft gewerkt, maar waar- over de werkgever aan de werknemer wel loon heeft betaald, dan wel verschuldigd is. Onder ,,loon’’ wordt ten deze niet begrepen een al dan niet verplichte aanvulling op een uitkering ingevolge een der sociale verzekeringswetten. 7. Indien de werknemer in dienst van een werkgever minder dan 5 dagen per week werkt, doch niettemin tenminste het in deze over- eenkomst voorgeschreven aantal uren per week, wordt d...
Opbouw vakantierechten. 1. Het vakantierecht de werknemer met een fulltime dienstverband bedraagt op jaarbasis: Wettelijke vakantie-uren: 160 uur Bovenwettelijke vakantie-uren: 32 uur Flex-uren: 32 uur Totaal: 224 uur De werknemer met een dienstverband in deeltijd ontvangt het vakantierecht pro rata. 2. De werknemer die in de loop van enig kalenderjaar in dienst komt of uit dienst gaat, ontvangt het vakantierecht naar rato. 3. De werknemer kan na goedkeuring van de leidinggevende de bovenwettelijke vakantie- uren en flex-uren inbrengen in de bronnen van de flexibele arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in hoofdstuk V van deze cao. 4. Flex-uren zijn niet overdraagbaar naar een volgend jaar. Flex-uren moeten worden opgenomen of worden ingebracht in de flexibele arbeidsvoorwaarden in de loop van het jaar waarin zij zijn toegekend. Flex-uren welke niet zijn opgenomen of ingebracht in de flexibele arbeidsvoorwaarden worden direct na afloop van het jaar waarin zij zijn toegekend uitbetaald. 5. De werknemer met een oproepcontract bouwt verlofuren op naar rato van de daadwerkelijk gewerkte uren.
Opbouw vakantierechten. De werknemer met een voltijd dienstverband (gemiddeld 37 uur per week van 5 werkdagen) vakantie heeft recht op 26 dagen per jaar. Indien een werknemer een werkweek van meer of minder dan 37 uur, bouwt hij vakantiedagen op aan de hand

Related to Opbouw vakantierechten

  • Vakantierechten Het vakantiejaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Iedere werknemer heeft per vakantiejaar recht op het volgende aantal verlofdagen: Leeftijd Aantal werkdagen verlofdagen seniorendagen totaal tot 10 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd 25 0 25 tussen 10 jaar en 5 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd 25 9 34 vanaf 5 jaar voor de AOW- gerechtigde leeftijd 25 12 37 Een werknemer die gedurende het kalenderjaar de leeftijd bereikt waarop hij recht heeft op seniorendagen, heeft recht op deze dagen naar rato. Hierbij zal het aantal op hele dagen worden afgerond. De ingangsleeftijd van de seniorendagen loopt synchroon op met de AOW- gerechtigde leeftijd. Indien de AOW-leeftijd gedurende de looptijd van deze CAO wordt verhoogd, betekent dit dat de in dit artikel bedoelde leeftijd met dezelfde periode wordt verhoogd.

  • Rechtvaardiging Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs. In dat artikel is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Rbs is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.