Opname van vakantie a. De werknemer dient in ieder geval de wettelijke vakantie (152 respectievelijk 142 uur) op te nemen in het jaar waarin deze zijn opgebouwd.
b. Van de in lid 2 onder a genoemde vakantie zullen indien mogelijk maximaal 4 weken aaneengesloten worden verleend. Het tijdstip van de aaneengesloten vakantie wordt door de werkgever vastgesteld na overleg met de werknemer.
c. Indien de werkgever echter het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf stopzet om gedurende die stopzetting aan alle of een deel van de werknemers de aaneengesloten vakantie-uren te geven, moeten de betrokken werknemers gedurende het daarvoor door de werkgever met instemming van de ondernemingsraad aangewezen tijdvak met vakantie gaan.
d. In geval een werknemer bij zijn huidige werkgever nog niet een zodanig aantal vakantie-uren heeft verworven, dat deze voldoende zijn voor de onder c bedoelde aaneengesloten vakantie, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer:
1. in een andere afdeling van de onderneming dan waartoe hij behoort, werkzaamheden moet verrichten en/of
2. zoveel snipperuren reserveert als nodig zijn voor de aaneengesloten vakantie als bedoeld onder c en/of
3. xxxxxx xxxxxxx vakantie-uren inhaalt en wel tot uiterlijk 31 december van het lopende kalenderjaar, in welk geval de inhaaluren niet worden beloond;
4. in uitzonderingsgevallen onbetaald verlof wordt toegekend.
e. Indien de aaneengesloten vakantie-uren samenvallen met de snipperuren als bedoeld in lid 5 van dit artikel of met een feestdag als bedoeld in artikel 9, zal de aaneengesloten vakantie dienovereenkomstig worden verlengd, tenzij de werkgever er de voorkeur aangeeft een overeenkomend aantal snipperuren te doen opnemen.
Opname van vakantie. 32.4.1. Vakantie kan worden opgenomen in uren. De werknemer neemt vakantie zoveel mogelijk op in het vakantiejaar waarin de vakantie is toegekend.
32.4.2. De werknemer kan één keer per vakantiejaar aanspraak maken op een aaneengesloten vakantie van 21 kalenderdagen. Desgewenst zal er naar worden gestreefd dat deze vakantie in de vakantieperiode van het basisonderwijs kan worden opgenomen.
32.4.3. Als regel neemt de werknemer in elk vakantiejaar voor een periode van tenminste 14 aaneengesloten kalenderdagen vakantie op.
32.4.4. Onverminderd het bepaalde in artikel 34.3. (recht om vakantie of verlof op te nemen) is voor het opnemen van vakantie toestemming van de direct leidinggevende nodig. Toestemming voor het opnemen van vakantie-uren zal alleen worden geweigerd bij zwaarwegende bedrijfsbelangen.
32.4.5. Een verzoek voor het opnemen van vakantie voor een aaneengesloten periode (bijvoorbeeld zomervakantie, kerstvakantie) moet tijdig bij de direct leidinggevende wo rden ingediend. Bij de beslissing op het verzoek wordt rekening gehouden met zowel het belang van de betreffende werknemer als van de werkgever respectievelijk van de overige werknemers werkzaam binnen de afdeling. Met het belang van de overige werknemers wordt in beginsel alleen rekening gehouden als en voor zover hun wensen tijdig zijn ingediend.
32.4.6. Wanneer de werknemer tijdens ziekte vakantie opneemt, worden de opgenomen vakantie-uren van zijn tegoed afgeboekt.
Opname van vakantie. 1. De vakantie dient in het betreffende kalenderjaar te worden opgeno- men, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
2. In enig kalenderjaar niet genoten vakantie-uren worden zoveel mo- gelijk in het volgende kalenderjaar door de werknemer opgenomen, met dien verstande dat de werknemer in geen kalenderjaar meer kan opnemen dan anderhalf maal het hem jaarlijks toekomende verlof.
3. Aanspraken op niet opgenomen vakantie-uren vervallen vijf jaar na de laatste dag van het jaar waarin de aanspraak is ontstaan.
4. De tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie worden door de werkgever tijdig – in overleg met de werknemer – bepaald, met dien verstande dat de werknemer recht heeft op drie weken aaneengeslo- ten vakantie.
5. De werkgever houdt zoveel mogelijk rekening met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waarbij er desgewenst naar wordt gestreefd dat de vakantie van de werknemer samenvalt met de schoolvakanties van zijn kinderen.
6. Wanneer de werkgever en werknemer niet tot overeenstemming komen, heeft de werkgever na een bedenktijd van één week het recht de vakantieperiode aan te wijzen. De werkgever draagt er daarbij zoveel mogelijk zorg voor dat deze vakantieperiode ligt in de periode tussen 1 mei en 1 oktober. De aanwijzing geschiedt vóór 1 maart van het desbetreffende jaar.
7. De werknemer heeft het recht om de overige vakantie-uren al dan niet aaneengesloten op te nemen, echter niet aansluitend op de op grond van het vierde of zesde lid vastgestelde vakantieperiode.
8. Indien de werknemer van de in het vorige lid genoemde mogelijk- heid gebruik wenst te maken, dient hij de werkgever hiervan vóór 1 maart van het desbetreffende jaar op de hoogte stellen.
9. Indien daartoe gewichtige redenen bestaan, kan de werkgever na overleg met de werknemer de overeengekomen vakantieperiode wij- zigen. De schade welke de werknemer tengevolge van deze wijzi- ging lijdt, wordt door de werkgever vergoed.
Opname van vakantie. De werkgever en de medewerker stellen in onderling overleg de tijdstippen vast waarop de medewer- ker vakantie opneemt. De medewerker neemt jaarlijks ten minste twee aaneengesloten weken vakantie op. Op verzoek van de medewerker kan de werkgever de medewerker toestaan drie weken aangeslo- ten vakantie op te nemen. De werkgever kan, in overleg met de medewerkers, verplichte vakantiedagen aanwijzen op plaatselijke of religieuze feestdagen die niet zijn genoemd in artikel 1. Als er geen verplichte vakantiedag is aangewezen, is de werkgever verplicht de medewerker toe te staan vakantie op te nemen op deze dagen als dit geen problemen oplevert voor het bedrijf. Als dit mogelijk is houdt de werkgever tijdens de vastenperiode rekening met de religieuze wensen van de medewerker. De medewerker die langdurig ziek is kan na goedkeuring door de bedrijfsarts op vakantie gaan. In dat geval worden vakantie-uren afgeschreven. Tijdens overige perioden van ziekte en tijdens perioden van – zwangerschapsverlof, – militaire dienst, – onvrijwillige werkloosheid, – vakbondsverlof en – politiek verlof is het niet toegestaan de opgebouwde vakantie in te zetten om deze periode te overbruggen. De werkgever en de medewerker kunnen hiervan niet afwijken door een mondelinge of schriftelijke overeenkomst.