Transitievergoeding Voorbeeldclausules

Transitievergoeding. 1. De transitievergoeding is niet verschuldigd aan werknemers van universiteiten waarmee: a. het dienstverband voor onbepaalde tijd wordt beëindigd, of het tijdelijke dienstverband na afloop niet wordt voortgezet, wegens bedrijfseconomische redenen zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3a van het BW en, b. die aanspraak maken op een aansluitende BWNU-uitkering zoals bedoeld in artikel 6 van de BWNU 2020. 2. Indien de werknemer als bedoeld in het eerste lid voorafgaand aan het ontslag schriftelijk afstand doet van het recht op deze aansluitende BWNU-uitkering, maakt deze werknemer alsnog aanspraak op de transitievergoeding. 3. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
Transitievergoeding. 1. Voor de werknemer die wordt ontslagen op grond van artikel 7:669 lid 3, onder a BW (bedrijfseconomische redenen) komt op grond van artikel 7:673b lid 1 BW het recht op de transitievergoeding uit artikel 7:673 BW te vervallen.
Transitievergoeding. Op grond van artikel 7:673 BW en onder de voorwaarden van de wet heeft de werknemer recht op een transitievergoeding met inachtneming van artikel 7.4 en artikel 7.5. In afwijking van en/of aanvulling op het “Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op de transitievergoeding” geldt dat de werkgever voor de werknemer gemaakte transitiekosten en inzetbaarheidskosten tot 50% van de uit te keren transitievergoeding kan verrekenen. Daarbij kunnen alleen kosten worden meegenomen tot maximaal 1 jaar voordat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Transitievergoeding. De volgende afspraken gelden vanaf 1 mei 2016: a. Als een werknemer op of na 1 mei 2016 wordt ontslagen, dan heeft deze werknemer recht op de wettelijke transitievergoeding, als wordt voldaan aan de voorwaarden die de wet stelt (art. 7:673 BW). b. In een sociaal plan worden afspraken gemaakt over de herplaatsingstermijn van werknemers. Blijft de werknemer in deze periode beschikbaar om te werken? Dan kan de werkgever het salaris dat de werknemer tijdens de herplaatsingstermijn ontvangt, niet aftrekken van de transitievergoeding. c. In een sociaal plan worden afspraken gemaakt over een mobiliteitstraject en/of scholing om de kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt te verbeteren. Tot een bedrag van €4.000 mag de werkgever de kosten niet van de transitievergoeding aftrekken. d. De werkgever en de individuele werknemer kunnen afspraken maken over het aftrekken van kosten op de transitievergoeding zoals bedoeld in artikel 3b van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding. Deze afspraken moeten zij schriftelijk vastleggen. De werkgever kan alleen kosten aftrekken die gemaakt zijn in de 2 jaar voordat de werknemer uit dienst gaat. e. De werkgever en de OR/PVT kunnen geen afspraken maken om de kosten voor scholing, training of loopbaanactiviteiten af te trekken van de transitievergoeding.
Transitievergoeding. In afwijking van artikel 7:673 lid 6 BW mogen scholingskosten niet in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien sprake is van een gedwongen ontslag situatie (reorganisatie) of onvrijwillig vertrek van de werknemer. Er is onder meer sprake van onvrijwillig ontslag indien een tijdelijk contract niet wordt verlengd tegen de wil van de werknemer. Indien een arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd is er geen sprake van onvrijwillig ontslag.
Transitievergoeding. 1. De uitzendonderneming en uitzendkracht komen door middel van ondertekening van de Uitzendovereenkomst overeen dat transitie- en inzetbaarheidskosten (alsmede eventuele overige kosten die de uitzendonderneming heeft gemaakt om de uitzendkracht te begeleiden naar ander werk) in mindering mogen worden gebracht op een eventueel te betalen transitievergoeding, zoals bedoeld in de artikelen 7:673 en 7:673a BW, een en ander voor zover rechtens toegestaan op basis van het Besluit Transitievergoeding. Bij het (eventueel) aanbod van maatregelen aan de uitzendkracht in verband met het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, welke maatregelen gericht zijn op voorkoming van werkloosheid of het verkorten van de periode van werkloosheid (bijvoorbeeld outplacement), zal de uitzendonderneming de kosten van die maatregelen gespecificeerd voorleggen aan de uitzendkracht. Door acceptatie van dat aanbod, stemt de uitzendkracht in met het in mindering brengen van de in het aanbod gespecificeerde kosten op de transitievergoeding.
Transitievergoeding. Het sociaal plan betreft een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in de wet (7:673b BW). De boventallige medewerker op wie het sociaal plan van toepassing is en met wie het dienstverband anders dan door wederzijds goedvinden wordt beëindigd, heeft daarom geen recht op de wettelijke transitievergoeding.
Transitievergoeding. 6.1. De werkgever is gehouden een transitievergoeding te betalen aan werknemer ex art. 7: 673 BW.
Transitievergoeding. De werkgever is aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst tenminste twee jaar heeft geduurd en de arbeids- overeenkomst op initiatief van de werkgever is geëindigd middels aanzegging (bepaalde tijd), opzegging of ontbinding (onbepaalde tijd).
Transitievergoeding. 1. Hetgeen in het BW is bepaald inzake de transitievergoeding geldt ook voor de uitzendonderneming, echter met in achtneming van hetgeen in dit artikel is bepaald. 2. De uitzendonderneming is in ieder geval aan de uitzendkracht aan het einde van de uitzendovereenkomst die ten minste 24 maanden heeft geduurd, een transitievergoeding verschuldigd indien de uitzendovereenkomst: • door de uitzendonderneming is opgezegd; • op verzoek van de uitzendonderneming is ontbonden; • na het einde van rechtswege op initiatief van de uitzendonderneming niet is voortgezet; • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming door de uitzendkracht is opgezegd; • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming op verzoek van de uitzendkracht is ontbonden; of • als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming na het einde van rechtswege op initiatief van de uitzendkracht niet is voortgezet. 3. De uitzendonderneming is in ieder geval aan de uitzendkracht aan het einde van de uitzendovereenkomst die ten minste 24 maanden heeft geduurd, geen transitievergoeding verschuldigd, indien de uitzendovereenkomst: • door de uitzendkracht is opgezegd, anders dan als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming; • op verzoek van de uitzendkracht is ontbonden, anders dan als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming; • na het einde van rechtswege op initiatief van de uitzendkracht niet is voortgezet, anders dan als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de uitzendonderneming; • eindigt of niet wordt voortgezet, omdat de uitzendkracht een arbeidsovereenkomst, overeenkomst tot aanneming van werk en/of een overeenkomst van opdracht aangaat met de opdrachtgever waar hij laatstelijk tewerkgesteld is;*1 • eindigt of niet wordt voortgezet, omdat de uitzendkracht na een aanbesteding door een andere uitzendonderneming aan de opdrachtgever waar hij laatstelijk werkzaam was ter beschikking wordt gesteld voor hetzelfde werk;*2 • eindigt of niet wordt voortgezet, voordat de uitzendkracht achttien jaar wordt en de gemiddelde arbeidsomvang ten hoogste twaalf uur per week heeft bedragen; • eindigt of niet wordt voortgezet, in verband met of na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of een andere leeftijd waarop voor de uitzendkracht recht op pensioen ontstaat; of • eindigt of niet wordt voortgezet, als gevolg van ernstig verw...