Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 21-jarige leeftijd bereikt. 2. Indien en zolang een kind studeert of invalide is heeft het kind recht op een wezenpensioen tot het einde van de maand waarin het kind 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. 3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen aan het einde van de maand van overlijden. 4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen. 5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 3 contracts
Samples: Pension Plan, Pension Plan, Pension Plan
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag voor elk pensioengerechtigd kind van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdtin op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind de 21-jarige leeftijd bereiktvalt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn.
2. Indien en zolang een Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind studeert of invalide is heeft 14% van het kind recht op een wezenpensioen tot het einde volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de maand waarin gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het kind 27 jaar wordtjaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Een studerend kind is een kind dat recht heeft Eventuele effecten op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwetkeuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 19 (variabel pensioen) en artikel 20 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden van het kind eindigt ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het wezenpensioen aan het einde moment van de maand van overlijden.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
5zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt verdubbeld maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioenbeide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 20 geacht niet te hebben plaatsgevonden.
Appears in 2 contracts
Samples: Pension Regulations, Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 21-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang aan een kind studeert of invalide is heeft het kind recht op een wezenpensioen tot het einde van de maand waarin het kind 27 jonger dan 21 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer het kind de leeftijd van 21 jaar bereikt of - indien dat eerder is - tot en met de maand waarin het kindoverlijdt.
2. Na het bereiken van de leeftijd van 21 jaar wordt de uitkering aan het kind voortgezet dan wel hervat indien het kind - naar het oordeel van het Bestuur - voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De uitkering vindt plaats indien de in lid 2 de vorige volzin genoemde voorwaarden wordt voldaanomstandigheid zich voordoet, maar uiterlijk tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt.
3. Bij Het kind dat ouder is dan 21 jaar maar jonger is dan 27 jaar en op het moment van overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in het kind eindigt vorige lid ontvangt een wezenpensioen alsof er sprake is van voortzetting als bedoeld in het wezenpensioen aan het einde van de maand van overlijdenvorige lid.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14voor ieder kind van de deelnemer 20% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregenartikel 6, tweede en derde lid berekende partnerpensioen.
5. Het wezenpensioen wordt eenmalig verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioenen zodra beide ouders zijn overleden.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt 10% van een (gewezen) het ouderdomspensioen vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 21, lid 1, waarbij wordt uitgegaan van de omstandig- heid dat hij tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer of gepensioneerde zou zijn gebleven. Indien de deelnemer extra ouderdomspensioen heeft het kind dat ingekocht in de basisregeling op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioengrond van artikel 21, lid 2, wordt dit reeds ingekochte ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen bij de toepassing van de vorige volzin.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen is overleden en wordt uitgekeerd uitbetaald tot het einde en met de laatste dag van de maand waarin het kind laatstelijk voldoet aan de 21-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang een kind studeert of invalide is heeft in artikel 1 omschreven definitie, dan wel (zo de overlijdensdatum van het kind recht op een wezenpensioen eerder valt) tot het einde en met de laatste dag van de maand waarin van overlijden van het kind 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwetkind.
3. Het totale wezenpensioen dat wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden is afhankelijk van het kind eindigt aantal kinderen en is maximaal gelijk aan 70% van het wezenpensioen aan ouderdomspensioen vastgesteld volgens het einde bepaalde in artikel 21, lid 1, waarbij wordt uitgegaan van de maand omstandigheid dat hij tot de pensioenrichtleeftijd deelnemer zou zijn gebleven. Indien de deelnemer extra ouderdomspensioen heeft ingekocht in de basisregeling op grond van overlijdenartikel 21, lid 2, wordt dit reeds ingekochte ouderdomspensioen mede in aanmerking genomen bij de toepassing van de vorige volzin.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting wordt verdubbeld met ingang van de deelneming tot eerste dag van de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregenmaand volgend op die waarop het pensioengerechtigde kind ouderloos wordt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of gewezen deelnemer met achterlating van één of gepensioneerde overlijdtmeer kinderen, is overleden. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 21-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang een kind studeert of invalide is heeft het kind recht op een wezenpensioen tot het einde van de maand waarin het kind 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen Wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer een kind 20 jaar wordt of voordien overlijdt. Voor elk kind voor wie na het 20ste jaar een uitkering op grond van een wettelijke voorziening in verband met arbeidsongeschiktheid wordt uitgekeerd, of voor wie na zijn 20ste verjaardag recht heeft op de basisbeurs of de basislening (het studievoorschot) als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand waarover deze basisbeurs of basislening (dit studievoorschot) wordt uitgekeerd, doch uiterlijk tot en met de maand waarin het kind 27 jaar wordt of voordien overlijdt. Voor kinderen van een deelnemer, gepensioneerde of gewezen deelnemer, die na zijn overlijden uit zijn huwelijk/samenleving worden geboren, gaat het wezenpensioen in per de eerste van de maand waarin het kind is geboren.
2. Het jaarlijkse opbouwpercentage van het wezenpensioen bedraagt per deelnemersjaar 14% van het jaarlijkse opbouwpercentage van het ouderdomspensioen. In het jaar 2024 is het opbouwpercentage van het wezenpensioen gelijk aan 0,2625% (14% van 1,875) van de pensioengrondslag voor de daarvoor in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaanaanmerking komende kinderen, met een maximum van 4. Bij overlijden van de deelnemer in 2024 vóór de pensioendatum is het kind eindigt jaarlijkse wezenpensioen gelijk aan het reeds opgebouwde wezenpensioen vermeerderd met 0,2625% van de pensioengrondslag voor elk jaar gelegen tussen de datum van overlijden en de pensioendatum. Indien er geen (bijzonder) partnerpensioen wordt uitbetaald wordt het wezenpensioen aan het einde van de maand van overlijdenverdubbeld.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulation
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden Kinderen van een de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde van de overleden deelnemer, die aansluitend aan het deelnemerschap de pensioeningangsdatum heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar bereikt, hebben recht op een jaarlijks wezenpensioen.
2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt 16% van het partnerpensioen.
3. Indien het jaarlijks wezenpensioen op de ingangsdatum beneden het bedrag aangegeven in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet is, wordt het jaarlijks wezenpensioen enkel afgekocht indien de rechthebbende dit zelf verzoekt en de rechthebbende ouderloos is. Jaarlijks wezenpensioen dat op de ingangsdatum beneden het bedrag aangeven in artikel 66, eerste lid van de Pensioenwet is, wordt niet maandelijks, maar na het verstrijken van 12 maanden uitgekeerd. Bij tussentijds overlijden van de wees wordt het recht op jaarlijks wezenpensioen naar rato uitgekeerd in de maand volgende op de maand van overlijden.
4. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand maand, waarin het kind de 2118-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang Wanneer het echter een kind studeert of invalide is heeft betreft als bedoeld in artikel 7 onder 2, eindigt het kind recht jaarlijkse wezenpensioen op een wezenpensioen tot het einde de laatste dag van de maand maand, waarin het kind de 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin voordien niet langer wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen voldaan aan het einde van de maand van overlijdenin genoemd lid gestelde vereiste.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen komt te overlijden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin aan het kind de 21-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang een kind studeert of invalide is heeft het kind recht op een wezenpensioen tot het einde van de maand waarin het kind 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden 21-de verjaardag van het kind eindigt valt of – bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden.
2. Het wezenpensioen aan het einde wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerend kind als bedoeld in de Wet Studie Financiering, mits de deelnemer of gewezen deelnemer op die dag niet meer in leven is en het kind minimaal de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studeert en uiterlijk tot en met de maand waarin de 27-ste verjaardag van het kind valt of – bij eerder overlijden – de maand waarin het kind komt te overlijden.
3. Het wezenpensioen bedraagt voor elk kind van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde 14% van het volgens artikel 5 berekende ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de standaard pensioendatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de standaard pensioendatum deelnemer had kunnen blijven en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was.
4. Het Voor een kind van wie beide ouders of verzorgers zijn overleden wordt het bedrag aan wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregenverdubbeld.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag voor elk pensioengerechtigd kind van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdtin op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind de 21-jarige leeftijd bereiktvalt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn.
2. Indien en zolang een Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind studeert of invalide is heeft 14% van het kind recht op een wezenpensioen tot het einde volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de maand waarin gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het kind 27 jaar wordtjaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Een studerend kind is een kind dat recht heeft Eventuele effecten op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwetkeuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 19 (variabel pensioen) en artikel 20 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden van het kind eindigt ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het wezenpensioen aan het einde moment van de maand van overlijden.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
5zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt verdubbeld maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 20 geacht niet te hebben plaatsgevonden.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden Kinderen van een de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde van de deelnemer die aansluitend aan het deelnemerschap de pensioeningangsdatum heeft het kind dat op dat moment jonger bereikt en is dan 21 jaar overleden, hebben recht op een jaarlijks wezenpensioen.
2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt 16% van het partnerpensioen.
3. Indien het jaarlijks wezenpensioen op de ingangsdatum beneden het bedrag aange geven in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet is, wordt het jaarlijks wezenpensioen enkel afgekocht indien de rechthebbende dit zelf verzoekt en de rechthebbende ouderloos is. Jaarlijks wezenpensioen dat op de ingangsdatum beneden het bedrag aangeven in artikel 66 , eerste lid van de Pensioenwet is, wordt niet maandelijks, maar na het verstrijken van 12 maanden uitgekeerd. Bij tussentijds overlijden van de wees wordt het recht op jaarlijks wezenpensioen naar rato uitgekeerd in de maand volgende op de maand van overlijden.
4. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand maand, waarin het kind de 2118-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang Wanneer het echter een kind studeert of invalide is heeft betreft als bedoeld in artikel 7 onder 2, eindigt het kind recht jaarlijkse wezenpensioen op een wezenpensioen tot het einde de laatste dag van de maand maand, waarin het kind de 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin voordien niet langer wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaan. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen voldaan aan het einde van de maand van overlijdenin genoemd lid gestelde vereiste.
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregen.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 2118-jarige leeftijd bereikt.
2. Indien en zolang een kind studeert of invalide is heeft het kind recht op een wezenpensioen tot het einde van de maand waarin het kind 27 jaar wordt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd bereikt doch uiterlijk tot en met de maand waarin het kind overlijdt. De uitkeringsduur wordt verlengd uiterlijk tot en met de maand waarin de 23-jarige leeftijd wordt bereikt, indien en zolang het kind studerend is in de zin van de Wet studiefinanciering 2000.
2. Het wezenpensioen bedraagt voor elke wees 14% van het volgens artikel 5 berekende ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de pensioenrichtdatum deelnemer had kunnen blijven en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatste voor de deelnemer van kracht was. Het aan de gezamenlijke wezen uit te keren pensioen zal niet meer aan de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt voldaanbedragen dan 42% van dat ouderdomspensioen. Bij overlijden Indien en zolang het wezenpensioen door deze beperking minder bedraagt dan 14% van het kind eindigt per wees, wordt het wezenpensioen aan gelijkelijk over de gezamenlijke wezen verdeeld.
3. Het bedrag van het einde wezenpensioen, bedoeld in het voorgaande lid, wordt verdubbeld voor die wezen van de maand van overlijdenoverleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die behoren tot een gezin, waarvan de partner eveneens is overleden (volle wees).
4. Het wezenpensioen bedraagt 14% bepaalde in artikel 6, leden 4 en 5 is van het ouderdomspensioen. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen waarop deze bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben verkregenovereenkomstige toepassing.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen partner (meer) is die aanspraak heeft op partnerpensioen.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations