Financiële risico’s Voorbeeldclausules

Financiële risico’s. 1.4.1 Risico’s verbonden aan de stijgende rentevoeten en schommelingen van de reële waarde van de afdekkingsinstrumenten Als gevolg van het financieren met vreemd vermogen is het rendement van de Vennootschap afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente. Een stijging in de rente zal het financieren met vreemd vermogen duurder maken voor de Vennootschap. Voor de afdekking van het renterisico op lange termijn kan de Vennootschap voor leningen die aangegaan worden aan een vlottende rentevoet, gebruik maken van "interest rate swaps". Indien bijvoorbeeld de Euribor rentevoet daalt, zal de marktwaarde van deze instrumenten een negatieve variatie ondergaan. Daarenboven zal het niet zeker zijn dat de Vennootschap in de toekomst de indekkingsinstrumenten vindt die ze wenst af te sluiten, noch dat de voorwaarden verbonden aan de indekkingsinstrumenten aanvaardbaar zullen zijn. Er wordt verwezen naar Hoofdstuk 5.3.2 en Hoofdstuk 10.9.23 van het Registratiedocument voor een gedetailleerde beschrijving van de indekkingspolitiek van de Vennootschap.
Financiële risico’s. Blootstelling aan rente-, liquiditeits- en kredietrisico’s kunnen in de normale bedrijfsuitoefening van Montea ontstaan. Montea analyseert en herziet elk risico en definieert hierbij de strategieën om de economische impact op de prestaties van de Vennootschap te beheersen. De resultaten van deze analyses en voorgestelde strategieën worden op regelmatige basis herzien en goedgekeurd door de raad van bestuur van de Statutaire Xxxxxxxxxxx.
Financiële risico’s. Risico’s verbonden aan debiteuren - Kredietrisico
Financiële risico’s. 5. Omgevingsrisico’s o Jaarrekening o Appendix NV HVC is een overheidsvennootschap van 52 gemeenten en 6 waterschappen, die samenwerken op het gebied van afvalbeheer en duurzame energie. Het afgelopen boekjaar is dit samenwerkingsverband uitgebreid door toetreding van de gemeenten Beemster, Purmerend en Zeevang, alsmede het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De ontwikkelingsrichting van het afvalbeheer volgt het maatschappelijk bewustzijn van de milieuproblematiek. Decennia geleden droeg afvalverwerking bij aan het verwijderen van afval uit de woonomgeving, emissienormen waren beperkt. Toen de risico’s daarvan breed bekend werden, namen de gestelde eisen fors toe. Vormen van gescheiden inzameling werden geïntroduceerd. Gemeenten zochten samenwerking en richtten HVC op met de opdracht een moderne afvalverbrandingsinstallatie met energieterugwinning te realiseren en exploiteren. De doelen reikten echter verder. Er was behoefte aan een integrale benadering van het afvalvraagstuk, niet aan deeloplossingen die, in handen van verschillende partijen, elkaar belemmerden. Sindsdien is in HVC- verband een keten van activiteiten ontwikkeld: van inzamelen en sorteren voor hergebruik, het opwekken van energie (groen gas en elektriciteit) uit gft, biomassa en restafval, tot de opwerking van daarbij vrijkomende reststoffen. Vanaf de toetreding van de waterschappen in 2010 past ook slibverwerking daarin. De laatste jaren is het besef van schaarste en de problematiek van fossiele CO2-emissies steeds meer gegroeid. De urgentie ervan vraagt om een ander perspectief op grondstoffen en afval. Het Innovatieplatform, samengesteld uit bestuurders van onze aandeelhouders, formuleerde een heldere lijn. Het Masterplan Afval, dat daarna door de aandeelhouders is vastgesteld, stelt daarom het streven naar maximaal hergebruik als leidraad voor het afvalbeleid van HVC. Mogelijkheden daartoe worden onderzocht en uitgewerkt, ook voor afvalstromen die worden benut voor terugwinning van energie. Ook de transformatie naar een duurzame energievoorziening is een proces waarin overheden een rol vervullen. Met de vaststelling van het Masterplan Energie kreeg HVC de opdracht voorstellen te ontwikkelen voor projecten die bijdragen aan de verduurzaming van de energiehuishouding. Ook hier tracht HVC een meerwaarde te bieden. De geleidelijke verschuiving van de opdracht aan HVC die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan, vraagt om een organisatorische ontwikkeling die daarop aansluit. Het ...
Financiële risico’s. Nadere informatie over financiële risico’s treft u aan in de jaarrekening.
Financiële risico’s. Het komen tot een nieuwe organisatie kost geld. Dit zijn zowel kosten voor het traject zelf, inclusief externe ondersteuning, maar ook mogelijke frictiekosten om de bestaande organisaties in de nieuwe organisatie in te passen. Door te kiezen voor een fasering van de routekaart en een begroting te maken per onderdeel zijn de kosten meer inzichtelijk en kan hier ook beter op worden gestuurd door de stuurgroep. Daarnaast is ook de financiële dekking per fase hiermee meer inzichtelijk. Het is echter nooit helemaal uit te sluiten dat belangrijke keuzes om te komen tot een robuuste dienst die klaar is voor de toekomst meer gaan kosten dan oorspronkelijk begroot. De stuurgroep speelt een essentiële rol bij de bewaking van de kosten en communicatie daarover naar de deelnemers. De deelnemers van de huidige omgevingsdiensten hebben uitdagingen in de financiën die ook hun weerslag kunnen hebben op de nieuw te vormen Omgevingsdienst. Wanneer deelnemers gaan afwijken van het uitgangspunt dat de samenvoeging niet bedoeld is om te bezuinigen, maar om de dienst robuust en toekomstbestendig te maken, zal dit een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de nieuwe dienst. Het kan zijn dat in de twee huidige Omgevingsdiensten nog meer of minder verborgen financiële verliezen zitten. Dit risico wordt ondervangen doordat we starten met een schone lei: de Omgevingsdienst Utrecht is een nieuwe GR die start met een nieuwe begroting en eigen vermogen.
Financiële risico’s. (1) Het niveau van de uitstaande financiële schuld van de volledig geconsolideerde entiteiten van de Colruyt Group en hun vermogen om verdere schulden of effecten uit te geven of bijkomende fondsen te lenen, kunnen een invloed hebben op het vermogen van de Emittent om diens verplichtingen onder de Obligaties na te komen.
Financiële risico’s. Partijen zijn van mening dat de regeling spaarverlof niet mag leiden tot financiële risico’s bij schoolbesturen. De oprichting van het CFA is hiervoor essentieel. Het is pri- mair van belang dat het CFA, een dusdanig beleggings- beleid voert dat het CFA, zeer uitzonderlijke omstandig- heden daargelaten, aan de verplichtingen kan voldoen. Wenselijk is een dekkingsgraad, waarmee volledige ver- vanging tijdens spaarverlof kan worden gewaarborgd. Daarenboven is het noodzakelijk om een egalisatiebuffer aan te houden, waarmee incidentele tegenvallers in de rendementsontwikkeling kunnen worden opgevangen. Bovengenoemde uitgangspunten over risicobe perking zijn onverkort van toepassing op werkgevers die zich niet bij het CFA aansluiten en de regeling spaarverlof in eigen beheer nemen. Op grond van studies van Xxxxxx ten Pas/Xxxxxx Xxxxx Haneveld kan worden geconstateerd dat bij een normale sociaal-economische ontwikkeling steeds een rendement kan worden verwacht dat bij een voldoende lange spaartermijn toereikend is om de ontwikkeling van de (gemiddelde) personeelslast bij te houden. Alleen bij gedurende meerdere jaren achterblijvende rendementen in combinatie met bovenmatige ontwikkeling van de (gemiddelde) personeelslast is onderdekking mogelijk. Xxxxxx ten Pas/Xxxxxx Klein Haneveld zal worden ver- zocht om in een ALM-studie, op basis van de overeenge- komen ’polisvoorwaarden’ voor spaarverlof, de eventuali- teit van risico’s nader te analyseren. Indien blijkt dat voor de schoolbesturen risico’s resteren doet de minister voor- stellen voor passende maatregelen. Ter vermijding van risico’s van onderdekking worden de volgende voorzieningen getroffen:
Financiële risico’s. 1. De berekening van de risicobijdrage is gebaseerd op de NARIS-systematiek.
Financiële risico’s. Naast de eerdergenoemde strategische en operationele risico’s is de Groep ook onderhevig aan diverse financiële risico’s. Ten behoeve van de operationele gang van zaken beschikt de Groep over ruim voldoende kredietfaciliteiten. De belangrijkste kredietfaciliteit van 300 miljoen euro heeft een looptijd tot 30 augustus 2012. De Groep is momenteel in onderhandeling met haar banken met het oog op een herfinanciering van dit krediet, waarbij de Groep kredietzekerheid zou verwerven voor de komende vijf jaar. Er kan geen garantie gegeven worden dat deze onderhandelingen zullen leiden tot een effectieve herfinanciering voor 30 augustus 2012. Per 31 december 2011 bedroeg de netto financiële schuld/geannualiseerde recurrente EBITDA-ratio 2,48 en voldoet daarmee ruimschoots aan de in de kredietovereenkomst overeengekomen voorwaarde van een schuld-ratio van maximaal 3,25 per 31 december 2011. De Groep beheert de kas- en financieringsstromen en de hieruit voortvloeiende risico’s middels een thesauriebeleid op Groepsniveau. Om de vermogenspositie te optimaliseren en de daaraan gerelateerde rentelasten tot een minimum te beperken, worden de kasstromen van de ondernemingen zo veel mogelijk gecentraliseerd in een cash pool. Kredietrisico betreft het risico dat een debiteur of andere wederpartij niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens de Groep kan voldoen, waardoor voor de Groep een verlies ontstaat. De Groep hanteert een actief kredietbeleid en heeft strikte procedures om kredietrisico’s te beheersen en te beperken. Er zijn geen klanten die individueel een belangrijk deel uitmaken van de omzet, noch van de openstaande vorderingen. De Groep heeft een actief beleid om het operationeel werkkapitaal te verlagen, vanuit dit perspectief streeft de groep naar een verlaging van de debiteurenpositie.