Hoogte Voorbeeldclausules
Hoogte. Geschillen uitsluitend de hoegrootheid van uitkeringen en vergoedingen uit hoofde van deze rubriek betreffende, worden onderworpen aan de uitspraak van een commissie van advies, bestaande uit drie leden, wier uitspraak door partijen wordt aanvaard als een bindend advies.
Hoogte. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het levenslange netto nabestaandenpensioen (met inachtneming van het bepaalde in lid 2) de som van 0,907% van de tijdens de deelnemerstijd in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met de netto factor. In deze pensioengrondslag is de (premievrijval)toelage in verband met de aftopping van het pensioengevend loon in de basispensioenregeling (staffel 2) niet begrepen. Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd (op basis van de laatstelijk voor het overlijden vastgestelde pensioengrondslag) zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt. De risicodekking van het netto nabestaandenpensioen over de verstreken deelnemerstijd op 31 december van enig jaar, wordt op 1 januari van het daarop volgende jaar - voor het eerst op 1 januari 2020 - verhoogd met de maatstaf (wijziging in het loonindexcijfer) als omschreven in artikel 27 lid 1. Met betrekking tot de verhoging op 1 januari 2020 is een overgangsregeling van toepassing die is vastgelegd in Bijlage 6 van dit reglement. Het netto nabestaandenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde.
Hoogte. De meerjarenkorting bedraagt bij minstens 5-jarige verzekeringsovereenkomsten voor deze overeengekomen overeenkomstduur 10% van de voorschotpremiestelling.
Hoogte. Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het levenslange netto nabestaandenpensioen (met inachtneming van het bepaalde in lid 2) 1,313% van de in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deelnemerstijd en de netto factor. Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabel inkomen wordt vervangen door het over de laatste drie jaar gemiddelde percentage variabel inkomen. Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt. Het netto nabestaandenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde.
Hoogte. Wijziging hoogte wezenpensioen van 20% naar 14% van het ouderdomspensioen. Fiscale eis.
Hoogte. Geschillen uitsluitend de hoegrootheid van uitkerin- gen en vergoedingen uit hoofde van deze rubriek betreffende, worden onderworpen aan de uitspraak van een commissie van advies, bestaande uit drie leden, wier uitspraak door partijen wordt aanvaard als een bindend advies.
Hoogte. Als u 18 jaar of ouder bent, hebt u voor de zorg- verzekering een verplicht eigen risico van € 220,- voor een heel jaar. Dit betekent dat u de eerste € 220,- aan kosten die u als vergoeding van uw zorgverzekering zou hebben ontvangen, zelf moet betalen. Pas als u dit hebt gedaan, krijgt u de overige kosten die onder de dekking van uw zorg- verzekering vallen van ons vergoed. Een eigen risico is iets anders dan een eigen bij- drage. Eigen risico en eigen bijdrage kunnen naast elkaar van toepassing zijn op de verzekerde zorg.
Hoogte. Voor opdrachten die door tussenkomst van xxxxxxxxxxx.xx nader zijn ingevuld door bijlesdocent en Opdrachtgever (hierna te noemen: de Opdracht), is de bijlesdocent xxxxxxxxxxx.xx een service-vergoeding verschuldigd. De bijlesdocent gaat akkoord met deze service- vergoeding in ruil voor de diensten van xxxxxxxxxxx.xx. Het percentage van de service-vergoeding is 21,5% excl. BTW. Xxxxxxxxxxx.xx verrekent de service-vergoeding iedere maand met de bijlesdocent – tenzij de bijlesdocent is ingeschreven bij het door xxxxxxxxxxx.xx aangewezen verloningsbedrijf en hiertoe expliciet opdracht heeft gegeven. De vergoeding is in dat geval tevens onderhevig aan de service-vergoeding van het verloningsbedrijf.
Hoogte. 1 Het extra persoonlijk budget wordt gevormd door het maandelijks opbouwen van een bedrag dat gebaseerd is op het salaris waar de medewerker die maand aanspraak op heeft.
2 De opbouw van het extra persoonlijk budget vindt plaats vanaf 1 januari 2008 en bedraagt voor medewerkers • geboren in 1950: 5,7% van het salaris • geboren in 1951: 5% van het salaris • geboren in 1952: 4,4% van het salaris • geboren in 1953: 4% van het salaris • geboren in 1954: 3,6% van het salaris • geboren in 1955: 3,3% van het salaris • geboren in 1956: 3% van het salaris • geboren in 1957: 2,9% van het salaris
3 In afwijking van lid 2 is de opbouw van het extra persoonlijk budget voor medewerkers geboren in 1953 tot en met 1957 die voldoen aan de criteria van artikel 6.1.4 lid 1 en lid 11 Cao UMC 2007 (werktijdvermindering directe patiëntenzorg) anders (zie bijlage N). Deze bedraagt voor medewerkers • geboren in 1953: 5,7% van het salaris • geboren in 1954: 5% van het salaris • geboren in 1955: 4,4% van het salaris • geboren in 1956: 4% van het salaris • geboren in 1957: 3,6% van het salaris
4 In afwijking van lid 2 en lid 3 is de opbouw van het extra persoonlijk budget voor de medewerkers die voldoen aan de criteria van artikel 12(a).4.2 lid 1 Cao UMC 2007 (pré-FPU specifieke fysiek belastende functies) anders (zie bijlage N). Deze bedraagt voor medewerkers • geboren in 1949 tot en met 1953: 5,7% van het salaris • geboren in 1954: 5% van het salaris • geboren in 1955: 4,4% van het salaris • geboren in 1956: 4% van het salaris • geboren in 1957: 3,6% van het salaris
5 De opbouw van het extra persoonlijk budget conform lid 3 en 4 wordt stopgezet vanaf het moment dat een medewerker niet meer voldoet aan de criteria genoemd in lid 3 en 4. De medewerker bouwt het bij de specifieke categorie medewerkers behorende extra persoonlijk budget op zolang de medewerker in dezelfde functie blijft. Vanaf het moment van overgang naar een andere functie bouwt de medewerker extra persoonlijk budget op volgens lid 2. Het opgebouwde extra persoonlijk budget op basis van de oude functie blijft bestaan.
6 De opbouw van het persoonlijk budget is voor medewerkers die een extra persoonlijk budget ontvangen na 2010 gemaximeerd op 1% van het salaris.
7 Salaris dat door de medewerker wordt ingezet als inleg voor de levensloopregeling of als bron voor deelname aan een regeling als bedoeld in artikel 18.3 (geld voor aanspraken in natura of extra pensioen) wordt voor de berekening van de opbouw van het extra pe...
Hoogte. Digitale hoogtemodellen voor land-, ijs- en oceaanoppervlakken, inclusief landhoogte, bathymetrie en kustlijn.