Solvabiliteitsrisico. Het solvabiliteitsrisico is het risico dat de Onderneming over onvoldoende middelen beschikt om op de lange(re) termijn, gebruikelijk meer dan een jaar, aan haar opeisbare verplichtingen te kunnen voldoen. Afhankelijk van de totale omvang van de verplichtingen van de Onderneming in verhouding tot haar resultaten en eigen vermogen, in combinatie met mogelijke stagnatie of achteruitgang van de markten waarin zij actief is, bestaat er een kans dat de verwachte solvabiliteit van de Onderneming zich in negatieve zin ontwikkelt of onvoldoende blijkt om haar/hun continuïteit zelfstandig te garanderen of op lange(re) termijn aan (al) haar/hun betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Gebrek aan solvabiliteit zou tevens kunnen ontstaan wanneer de Onderneming er onvoldoende in slaagt om de voor de bedrijfsvoering en plannen op lange(re) termijn benodigde middelen aan te trekken binnen het daarvoor opgestelde tijdschema. Dit kan dan tot gevolg hebben dat de bedrijfsvoering wordt beperkt of de plannen minder ver of minder snel worden ontwikkeld dan oorspronkelijk bedoeld of in het vooruitzicht gesteld.
Solvabiliteitsrisico. Het streven van het Fonds is om € 10.000.000 op te halen met de uitgifte van Lidmaatschapsrechten. Het Fonds is voornemens om de opbrengst van de Uitgifte, na aftrek van kosten, te investeren in het Nederlands MKB en Private Equity Fondsen. Er kan geen enkele garantie worden gegeven dat het voornoemde bedrag zal worden gehaald. Indien er minder dan € 10.000.000 wordt opgehaald, zal het Fonds minder ruimte hebben om te investeren waardoor onder meer kansen mogelijk worden misgelopen en spreiding beperkt blijft. Ter illustratie: indien het opgehaald vermogen 3 miljoen euro bedraagt zal er 1 MKB- onderneming (deels) worden aangekocht en 1 investering in een Participatiefonds worden gedaan. Dit resulteert in een verwachte spreiding van 1 (MKB-Onderneming) + 10 (Deelnames door het Participatiefonds) = 11 ondernemingen, in plaats van de verwachtte spreiding over 34 ondernemingen bij een succesvolle emissie van 10 miljoen euro. Dit risico wordt sterk verminderd door het faseren van de Uitgifte via tranches.
Solvabiliteitsrisico. Inclusie Invest heeft de intentie de investeringen te doen met eigen kapitaal. De mogelijkheid dat Inclusie Invest leningen of kredieten aangaat bij derden is evenwel in de statuten voorzien. Het zou dus kunnen dat Inclusie Invest een externe schuld opbouwt. Gezien het sociale doel van Inclusie Invest is het rendement voor de aandeelhouders beperkt. Het vergoedingspercentage voor externe kredietverstrekkers zal nooit hoger mogen zijn dan het verwachte gemiddelde rendement voor de aandeelhouders. Bijgevolg zal het intrestpercentage op een eventuele schuld onder de normale marktvoorwaarden moeten liggen. Indien er toch een externe schuld wordt aangegaan zullen de kredietgevers ook bewust kiezen voor het maatschappelijk doel van Inclusie Invest cvba-so. Op datum van 10 oktober 2017 heeft Inclusie Invest geen externe schuld opgebouwd via leningen of kredieten. Binnen de kredietovereenkomst met de LRM (zie deel 5.4.1) zijn op heden nog geen bedragen opgenomen ter financiering van het terugbetalen van uittredende vennoten die natuurlijke personen zijn.
Solvabiliteitsrisico. Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de ondernemingen en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het Fonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een NZDQWLILFHULQJ YDQ GH EHVWXXUVYLVLH RS GH IRQGVVSHFL Het overschot ten opzichte van wettelijk vereiste buffers (FTK) is als volgt: Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S10 Actief beheer risico Correlatie-effect Totaal S (vereiste buffers) (b) Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. Het vereist eigen vermogen dient ervoor te zorgen dat het Fonds in stress-situaties met een zekerheidsstelling van 97,5 procent over een periode van 1 jaar vooruit kan voldoen aan haar verplichtingen. Bij de vaststelling van het vereist vermogen op basis van de strategische beleggingsmix is uitgegaan van de strategische beleggingsmix per 1 januari 2022.
Solvabiliteitsrisico. Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode (standaardmodel) vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke financiële risico’s op te kunnen vangen en daarmee of aan de pensioentoezeggingen kan worden voldaan. De berekeningen van het vereist eigen vermogen zijn onder meer van belang voor de premiestelling, herstelplan en haalbaarheidstoets van het fonds. De beleidsdekkingsgraad van het Pensioenfonds is per 31 december 2015 lager dan de vereiste dekkingsgraad op basis van de strategische verdeling volgens het standaardmodel, waardoor het pensioenfonds in een tekort verkeert. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende standaard risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6 en de S10. De S10 betreft het actief beheer risico en is onder het nieuwe FTK in het standaardmodel van DNB geplaatst. Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën op basis van de strategische beleggingsmix ultimo 2015 van 120,9% en het maximum van de feitelijke of strategische mix ultimo 2014. Ultimo 2014 werd getoetst op het maximum van beiden en niet op het strategisch vereist eigen vermogen zoals geldt onder het nieuwe FTK. Ultimo 2014 betrof dit het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke mix van 116,0%. Zoals eerder vermeld worden de afzonderlijke risico’s uitgedrukt ten opzichte van de voorziening voor risico fonds. Zodoende kunnen de afzonderlijke risico’s van 2015 vergeleken worden met de risico’s van 2014.
Solvabiliteitsrisico. Het solvabiliteitsrisico wordt gedragen door de verzekeraar. Wanneer deze laatste in gebreke blijft, kan het zijn dat uw be- legd vermogen niet volledig wordt terugbetaald. Dit product is beschermd door een afzonderlijk beheer binnen de activa van de verzekeraar. In geval van faillissement van de verzekeraar, is dit vermogen prioritair voorbehouden tot nakoming van de verbintenissen tegenover de contractanten. • De beslissing tot ondertekening van of opening van het bedoelde product gebeurt best op basis van een volledige ana- lyse van deze financiële infofiche en de algemene voorwaarden. • Voor meer informatie over Nova Deposit wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van dit contract die op verzoek kosteloos kunnen worden verkregen op de zetel van de verzekeraar en die steeds kunnen geraadpleegd worden op xxx.xxxxxxxx.xx of bij uw verzekeringstussenpersoon. • De contractant heeft een opzeggingsrecht van 30 dagen, te rekenen vanaf de aanvangsdatum van het contract. Voor meer informatie hierover, zie art. 4.5 “Opzegging” van de algemene voorwaarden van het product. • De contractant kan op elk ogenblik de situatie van zijn/haar contract raadplegen in het beveiligde portaal ‘My Federale’ (op de website xxx.xxxxxxxx.xx) via een persoonlijke toegangscode.
Solvabiliteitsrisico. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie kan naar de aard van de risico’s als volgt worden weergegeven: 2017 2016 Voorziening pensioenverplichtingen € 205.279 € 204.245 Buffers: S1 Renterisico 7.028 5.871 S2 Risico zakelijke waarden 21.324 21.195
Solvabiliteitsrisico. Het vereist eigen vermogen in de evenwichtssituatie kan naar de aard van de risico’s als volgt worden weergegeven: Bij de berekening van de buffers past SPE de standaardmethode toe. De samenstelling van de beleggingen wordt hierbij gebaseerd op de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie. De voorgeschreven kaststroommethode wordt toegepast voor het grootste deel van de vastrentende beleggingen voor het bepalen van het renterisico (S1) en het kredietrisico (S5). De in de tabel genoemde risico’s en enkele andere risico’s worden als volgt toegelicht. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat de risico’s worden beoordeeld na toepassing van het look-through principe. Uitgedrukt in miljoenen Euro’s: Volgens jaarrekening Toepassing look-through Basis berekening solvabiliteit Vastgoedbeleggingen 0,7 1,2 1,9 Aandelen 62,2 -2,6 59,6 Vastrentende waarden 130,1 -7,0 123,1 Rentederivaten (per saldo) 9,1 0,2 9,3 Valutaderivaten (per saldo) -1,5 0 -1,5 Vorderingen en liquide middelen 0,2 8,2 8,4 200,8 0,0 200,8
Solvabiliteitsrisico. In de volgende tabel is eind 2015 en 2014 het tekort gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur en op de strategische beleggingsmix ultimo 2015 en 2014. Voor de ultimo positie 2014 is ook de berekening volgens het nFTK weergegeven. 31 december 2015 31-12-2014 nFTK 31 december 2014 Initieel Evenwicht Initieel Evenwicht Initieel Evenwicht
Solvabiliteitsrisico