Doel en uitgangspunten. Dit hoofdstuk beschrijft de keuzes en overwegingen voor de landelijke inkoop jeugd voor het inhoudelijke- en administratieve proces per 2023. Het Standaard Administratieprotocol (hierna te noemen SAP) van het ketenbureau I-Sociaal domein ligt aan de basis voor deze keuzes en overwegingen. Door gebruik te maken van het standaard administratieprotocol worden vermijdbare administratieve lasten beperkt en duidelijkheid geboden aan gemeenten en aanbieders. Het SAP is te vinden op de website van het ketenbureau I-Sociaal domein. De VNG werkt vanuit de volgende uitgangspunten: • Het SAP beschrijft de administratieve werkwijze en de omgang met het berichtenverkeer voor alle te leveren zorg. • Iedere gemeente en iedere LTA-aanbieder werkt, voor de administratieve afhandeling van zorg voortkomend uit de raamovereenkomsten, volgens het SAP. • Dit document beschrijft de gemaakte keuzes, binnen vastgestelde administratieve werkwijze voor zorg geleverd vanuit de landelijke raamovereenkomsten. • Dit document is - voor wat betreft de zorg voortkomend uit de landelijke raamovereenkomsten - leidend boven (regionale) gemeentelijke administratieprotocollen. • Dit document is niet van toepassing voor de administratieve afhandeling van zorg die niet via de landelijke raamovereenkomsten is ingekocht. Het SAP heeft als uitgangspunt dat er conform de landelijke iStandaarden wordt gewerkt. Deze procesafspraken voor het LTA gaat uit van de iStandaard iJw 3.2 1die op 1 april 2022 van kracht zijn. Het is mogelijk dat in de loop van de tijd inzichten in het administratieve proces wijzigen of dat de landelijke iStandaard wijzigen. Als dit het geval is, wordt deze uitwerking aangepast.
1 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxx/xxxxxxxx/xxxxxxx-xxx-0.0
Doel en uitgangspunten. 1. Het is het gezamenlijke doel van de Gebiedspartners om te komen tot een toekomstbestendige en duurzame inrichting van de Utrechtse Heuvelrug tussen Amersfoort en Zeist, die ruimte biedt voor een goede fysieke leefomgeving voor de mens en de flora en fauna op basis van een goed functionerend en veerkrachtig bodem- en watersysteem. Een gebied waarbinnen ruimte wordt geboden aan de ontwikkeling en vernieuwing van woon- en werkgebieden (waaronder Defensie) en recreatie, en waarbij de huidige gebiedswaarden geborgd blijven of versterkt worden.
2. De Gebiedspartners werken toe naar een gezamenlijk Gebiedsperspectief. Het beoogde Gebiedsperspectief biedt een gedeeld toekomstbeeld wat inzicht geeft in de benodigde en beschikbare ruimte voor de opgaven en welke leidende principes de Gebiedspartners gebruiken voor toekomstige inrichting. Het Gebiedsperspectief geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkeling voor tenminste de periode tot 2040 maar kijkt ook vooruit naar de middellange termijn (2050) en lange termijn (2100). Het Gebiedsperspectief komt tot stand door Xxxxxxxxxx Onderzoek dat in het kader van de gebiedssamenwerking van A tot Z wordt uitgevoerd.
3. Vooruitlopend op dit Gebiedsperspectief zijn er reeds concrete projecten waarvoor de Gebiedspartners het eens zijn dat deze niet kunnen wachten op de uitkomsten van het Ontwerpend Onderzoek (zie bijlage 2 ‘Concrete Projecten’). Voor deze projecten worden de benodigde procedures of de planvorming opgestart. De Gebiedspartners beschouwen dit passend met (de intentie van) de in dit Akkoord vastgelegde samenwerking. Wet- en regelgeving en de bevoegdheden van Gebiedspartners zijn onverminderd van toepassing op deze concrete projecten en er vindt een toets aan bestaand beleid plaats. Dit Akkoord is geen civielrechtelijke overeenkomst en beoogt in geen geval een aanpassing van reeds door Gebiedspartners (onderling) aangegane overeenkomsten. In het bijzonder brengt dit Akkoord geen verandering in bestaande afspraken en overeenkomsten ten aanzien van deze ‘concrete projecten’. Dit Akkoord brengt geen inspannings- dan wel resultaatsverplichting mee en/of houdt geen toestemming of toezegging van een Gebiedspartner in m.b.t. de concrete projecten.
4. In het gebied wordt uitvoering gegeven aan lopende initiatieven of kunnen er gedurende de looptijd van dit bestuursakkoord zich nieuwe initiatieven voordoen. De Gebiedspartners informeren elkaar actief over initiatieven waarvan het redelijkerwijs duidelijk is dat deze rele...
Doel en uitgangspunten. Doel van dit sociaal plan is mogelijk nadelige sociale- en/of rechtspositionele gevolgen van de voorgenomen fusie voor werknemers te beperken.
Doel en uitgangspunten. Cliënten met een zintuiglijke beperking ontvangen begeleiding op grond van een weinig voorkomende en/of complexe hulpvraag, met soms een ernstig beloop en een hoge mate van co- morbiditeit. Cliënten hebben onvoldoende baat gehad of zullen naar verwachting onvoldoende baat hebben bij begeleiding bij een van de regulier gecontracteerde instellingen in de regio. De complexiteit van de problematiek en de meervoudigheid van de ondersteuningsbehoefte vragen om zintuiglijke expertise en stellen hoge eisen aan de (evidence based) kennis en vaardigheden van de professionals. Ondanks dat het aanbod vaak landelijk georganiseerd is, wordt van aanbieder verwacht dat de volgende drie uitgangspunten een leidraad vormen in de behandeling:
1. Cliënten houden regie en beslissen mee over de hulp en de begeleider. Een goede match met de professional is een cruciaal element voor goede hulp. Dit vereist vertrouwen in de professional, openheid en gezamenlijke besluitvorming;
2. De hulp is gericht op herstel van het gewone leven. Dit betekent dat niet het ondersteuningstraject maar de leefwereld het start- en eindpunt is. De vraag wat er nodig is om dat gewone leven te herstellen of bereikbaar te maken is hier van groot belang. Het antwoord begint met een grondige analyse van de leefwereld en de oorzaken van de ontregeling en eindigt pas als het gewone leven hersteld is. Het antwoord gaat uit van de eigen doelen en veerkracht;
3. De hulp vereist een brede blik die niet alleen naar de individuele cliënt kijkt maar naar het gehele sociale netwerk en de context daaromheen. Onderliggende oorzaken moeten worden aangepakt, zoals armoede, persoonlijke problemen, trauma’s, woonproblematiek, schulden enzovoorts. Dit kan betekenen dat er meer ondersteuning vanuit andere uitvoeringsorganisaties en wettelijke kaders nodig zijn in samenhang met de Wmo en vraagt van aanbieders dat zij vanuit het thema inclusie samenwerkingsverbanden aangaan met andere partners in het sociaal domein.
Doel en uitgangspunten. Het vergt veel kennis en expertise om cliënten met een zintuiglijke beperking, soms in combinatie met andere problematiek, goede zorg te bieden en te begeleiden in alle aspecten van het leven. Deze expertise en voorzieningen worden door een beperkt aantal instellingen ontwikkeld. Een belangrijke voorwaarde is ook dat deze zorg een kapitaal- en kennisintensieve infrastructuur vraagt die niet eenvoudig (opnieuw) opgezet kan worden. Instellingen die de specialistische zorg bieden, hebben deze expertise en kennis in de afgelopen decennia zorgvuldig opgebouwd. Bij het wegvallen van bepaalde zorgvormen zou veel kennis, expertise en mogelijk infrastructuur verloren gaan die niet in korte tijd weer is op te bouwen. Juist voor cliënten met een zintuigelijke beperking is het belangrijk dat de gemeente beschikbaar is om te ondersteunen in sociaal- maatschappelijke vraagstukken zoals communicatie, werk of zingeving, maar ook zeker in de toegankelijkheid van de openbare ruimte. Dit vraagt dat cliënten zoveel als mogelijk in hun nabije omgeving passende zorg en ondersteuning ontvangen. Daarom is het juist van belang dat gemeenten en aanbieders elkaar weten te vinden. De ambitie is om beschikbare gespecialiseerde kennis bij de landelijk gecontracteerde instellingen lokaal te ontsluiten en te benutten. In de uitvoering zoekt de aanbieder samenwerking met wijkteams in gemeenten, andere begeleiders en maatschappelijke partners en brengt de aanbieder de specialistische kennis omtrent zintuiglijke gehandicaptenproblematiek in. Het lokale 'veld' wordt door deze kennisoverdracht in staat gesteld de ondersteuning op maat te leveren en daar waar nodig de zorg op te schalen naar specialistische zorg.
Doel en uitgangspunten. Jeugdigen en jeugdigen worden in het LTA behandeld op grond van een weinig voorkomende en/of complexe zorgvraag. Deze jeugdigen hebben onvoldoende baat gehad of zullen naar verwachting onvoldoende baat hebben bij een reguliere behandeling in de regio. Ondanks dat het aanbod vaak landelijk georganiseerd is, wordt van de aanbieder verwacht dat de volgende uitgangspunten een leidraad vormen in de visie en behandeling: • Jeugdigen en ouders zitten in beginsel altijd aan het stuur “Niets over ons zonder ons”. Jeugdigen en (Pleeg)ouders houden regie en beslissen mee over het behandelplan, de behandeldoelen en de zorgaanbieder. Een goede match met de professional is een cruciaal element voor goede hulp. Dit vereist vertrouwen in de professional, openheid en gezamenlijke besluitvorming; • De jeugdhulp is gericht op het herstel van deelname in het gewone leven. Dit betekent dat niet het hulpverleningstraject, maar de leefwereld het start- en eindpunt is. De vraag wat er nodig is om dat gewone leven te herstellen of bereikbaar te maken, is hier van groot belang. Het antwoord formuleren begint met een grondige analyse van de leefwereld en de oorzaken van de ontregeling en eindigt pas als het gewone leven hersteld is. Het antwoord gaat uit van de eigen doelen en veerkracht. De behandeling binnen het LTA is zo kort als mogelijk en zo lang als noodzakelijk. Daarbij wordt – wanneer de situatie dit toelaat – er afgeschaald naar een regionale aanbieder; • De hulp vereist een brede blik die niet alleen naar de individuele jeugdige kijkt, maar naar het gehele gezin en de context daaromheen. Daarbij wordt er – indien de situatie daarom vraagt – nauw samengewerkt met de casemanager/jeugdbeschermer en/of collega-zorgaanbieders. Gedurende deze samenwerking zijn er duidelijke afspraken gemaakt over eenieders taak, rol en verantwoordelijkheid; • Jeugdigen wonen zo thuis mogelijk met de mensen die voor hen belangrijk zijn. In principe is dat thuis in het eigen gezin. Er zijn helaas situaties waar dat niet vanzelf gaat, de vraag is dan wat ouders en jeugdigen nodig hebben. Hoe wordt de juiste ondersteuning geboden die ouders in staat stelt om hun kind wel veilig thuis groot te brengen of in ieder geval zoveel mogelijk thuis groot te brengen in verbondenheid met de eigen ouders en met de eigen wereld waar het vandaan komt? Kan de zorg naar de jeugdige gebracht worden en de nadelige effecten van een uithuisplaatsing worden voorkomen?
Doel en uitgangspunten. Van de te contracteren partijen wordt verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan het inbrengen van hun kennis en expertise, wanneer de jeugdhulp van jeugdigen met complexe zorgvragen stagneert of dreigt te stagneren. Op deze manier komt specialistische kennis op de juiste plek dichtbij de jeugdige en biedt de inbreng van de instellingen een bijdrage aan nieuw perspectief. Zo wordt sneller de juiste hulp geboden en kan het aantal doorverwijzingen worden beperkt. Bovendien kan het positief bijdragen aan het terugdringen van de wachtlijsten.
Doel en uitgangspunten. Omdat er sprake is van overgang van onderneming, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7:662 e.v. BW alsmede de dienovereenkomstige bepalingen in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, gaan de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van overgang voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten tussen Careyn en de betrokken werknemers, van rechtswege over op de Thebe Doel van dit Sociaal Convenant is om de overgang van de betrokken werknemers met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uit te voeren, de eventuele nadelige rechtspositionele consequenties voor werknemers uit te sluiten en hun belangen te beschermen. Een Sociaal Convenant waarin de rechten en plichten voor zowel werknemers als werkgever worden vastgelegd is hierbij een garantie. Het Sociaal Convenant vormt daarmee een aanvulling op de artikelen 7:662 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Voor zover niet uitdrukkelijk is aangegeven zijn genoemde bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing op alle artikelen genoemd in dit Sociaal Convenant.
Doel en uitgangspunten. De gedragscode heeft als doel het reguleren van de kennismakingstijd van Amsterdamse studentenverenigingen en de promotiemogelijkheden voor deze Amsterdamse studenten- verenigingen. De gedragscode betreft zowel de periode van de kennismakingstijd voor aspirant- leden bij aanvang van hun lidmaatschap als de promotie van de verenigingen gedurende het academische jaar bij de onderwijsinstellingen. De afspraken die zijn neergelegd in deze gedragscode met betrekking tot de KMT, gelden tijdens de gehele periode van de KMT, inclusief de weekenden. De afspraken hebben ook betrekking op de KMTs van sub-verbanden van de verenigingen. Voor onderdelen die niet rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het bestuur vallen (zoals verenigingshuizen) zal het bestuur al het mogelijke doen om deze gedragscode onder de aandacht te brengen en te stimuleren dat deze wordt nageleefd. Uitgangspunten van deze gedragscode zijn:
Lid 1 De gedragscode is opgesteld om de veiligheid en integriteit van de (aspirant-)leden te waarborgen en een goede verstandhouding tussen de Colleges van Bestuur en de studentenverenigingen te bevorderen. Dit wordt bereikt door het vastleggen van normen en waarden, waar iedereen zich aan dient te houden die deze gedragscode ondertekent en namens wie wordt getekend.
Lid 2 De Colleges van Bestuur onderkennen het belang van een actief Amsterdams verenigings- leven en de mogelijkheden die studentenverenigingen bieden aan studenten voor ontwik- keling en ontplooiing naast hun studie.
Lid 3 De Colleges van Bestuur en de besturen van alle bij de AKvV aangesloten studentenverenigingen vinden het van belang dat de KMT verloopt op een veilige en maatschappelijk aanvaardbare wijze.
Lid 4 Het bestuur van de studentenvereniging is verantwoordelijk voor het beleid, de organisatie en de uitvoering van de gehele KMT, zowel binnen als buiten de sociëteit of het vereni- gingsgebouw en binnen de disputen.
Lid 5 De Colleges van Bestuur en de Amsterdamse studentenverenigingen onderstrepen het be- lang dat de KMT toegankelijk moet zijn voor alle aspirant-leden die van zins zijn om lid te worden van de vereniging, met respect voor diversiteit in alle verschijningsvormen.
Lid 6 Uit het ondertekenen van deze gedragscode vloeien rechten en plichten voort voor de Col- leges van Bestuur en het bestuur van de studentenverenigingen.
Lid 7 De activiteiten van de studentenverenigingen mogen onder geen beding leiden tot geeste- lijke, dan wel fysieke schade van de (aspirant-)leden.
L...
Doel en uitgangspunten. Dit Sociaal Plan is overeengekomen ten behoeve van de gedurende de looptijd van dit Sociaal Plan plaatsvindende interne verandering, bij ISZ De Brug , in dienstzijnde werknemers. Met dit Sociaal Plan wordt door betrokken partijen beoogd de eventuele nadelige gevolgen voor werknemers van de in de aanhef bedoelde organisatie te regelen. In het bijzonder met betrekking tot werk, functie, inkomen en verworven rechten.