Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen Voorbeeldclausules

Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Door deze vorm van uitruil kan de (Gewezen) Deelnemer vanaf de Pensioeningangsdatum een hoger partnerpensioen meeverzekeren. Bij overlijden van de Gepensioneerde wordt dan het verhoogde partnerpensioen uitgekeerd.
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. (1) Bij het einde van de deelname en voorafgaande aan de pensioeningangsdatum heeft de (gewezen) deelnemer de keuze zijn aanspraken op een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een verhoging van het partnerpensioen. Een aanspraak waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 10 van dit pensioenreglement blijft hierbij buiten beschouwing. De aanvraag voor uitruil van ouderdomspensioen dient ten minste drie maanden voor de beoogde pensioeningangsdatum schriftelijk bij het fonds te worden ingediend. (2) Het ouderdomspensioen wordt vervolgens verlaagd conform de tabel in Bijlage IV waardoor de verhouding 100% ouderdomspensioen en 70% partnerpensioen wordt hersteld met inachtneming van artikel 18d lid 1 en lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964. (3) Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen twee maanden, op de keuzemogelijkheid van lid 1 reageert, gaat het fonds over tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen: a. voor dat deel van het partnerpensioen dat op risicobasis is verzekerd en waarover geen partnerpensioen is opgebouwd en b. voor zover sprake is van een partner in de zin van artikel 1 sub j van dit pensioenreglement. (4) Aan de (gewezen) deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verhouding tussen het ouderdoms- en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in lid 3. (5) Na uitruil kan het ouderdomspensioen nooit minder bedragen dan het in Bijlage I vermelde afkoopbedrag.
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Voor deelnemers die behoren tot deelnemersgroep 1 geldt: 1. Het pensioenfonds biedt de (gewezen) deelnemer die behoort of behoorde tot de deelnemersgroep 1 uiterlijk zes maanden voor de pensioeningangsdatum de mogelijkheid aan om in plaats van (een deel van) het ouderdomspensioen te kiezen voor een (hoger) partnerpensioen. 2. De in lid 1 omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 3. Indien de in lid 1 bedoelde (gewezen) deelnemer niet binnen 20 werkdagen na ontvangst van het aanbod reageert op de aangeboden keuzemogelijkheid door het uitbrengen van zijn keuze, vindt geen uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats. 4. Indien de in lid 1 bedoelde (gewezen) deelnemer wel binnen de in de vorige volzin genoemde termijn zijn keuze schriftelijk aan het fonds kenbaar heeft maakt, volgt het pensioenfonds de keuze van de deelnemer. 5. Het pensioenfonds biedt de (gewezen) deelnemer die behoort of behoorde tot de deelnemersgroep 2 op drie tijdstippen de mogelijkheid aan om in plaats van (een deel van) het ouderdomspensioen te kiezen voor een partnerpensioen. 6. De in lid 5 omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 7. De in lid 5 omschreven mogelijkheid biedt het pensioenfonds schriftelijk aan: a) bij beëindiging het deelnemerschap; b) bij echtscheiding, bij ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding wordt beëindigd; c) met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat. 8. In het geval genoemd onder 7 letter a biedt het fonds deze mogelijkheid schriftelijk aan binnen 15 werkdagen nadat de beëindiging van het deelnemerschap aan haar door de vennootschap is gemeld. 9. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer niet binnen 20 werkdagen na ontvangst van het aanbod schriftelijk reageert op de aangeboden keuzemogelijkheid door het uitbrengen van zijn keuze, vindt automatisch uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen plaats, conform artikel 61 lid 7 pensioenwet, en wel op een zodanige wijze dat het partnerpensioen na uitruil van het ouderdomspensioen 70% van het ouderdomspensioen bedraagt. 10. Indien de in lid 5 bedoelde (gewezen) deelnemer wel binnen de in lid 9 genoemde termijn zijn keuze sc...
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. Artikel 11: Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen Artikel 12: Variabilisering
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. 1. De (Gewezen) Deelnemer kan bij beëindiging van de deelneming en op de Pensioeningangsdatum een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen omzetten in extra partnerpensioen. Hierna wordt deze omzetting ruil genoemd. 2. De hoogte van het partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de ruil resteert. 3. De ruil geschiedt op basis van de door het Bestuur vastgestelde rekenregels. De waarde van de aanspraken zal na de herrekening actuarieel gelijk zijn aan de waarde voor de herrekening. Periodiek beoordeelt het Bestuur, gehoord de actuaris, of de rekenregels aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de rekenregels. De rekenregels zijn opgenomen in Bijlage II bij dit Pensioenreglement. 4. Indien de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1, dient hij dit uiterlijk binnen één maand na beëindiging van de deelneming of ontvangst van de pensioenopgave in verband met pensionering kenbaar te maken aan het Bestuur. Een eenmaal gemaakte keuze als bedoeld in lid 1 is onherroepelijk. 5. De in dit artikel bedoelde ruil heeft geen betrekking op het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 15 van dit Pensioenreglement.
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen a. De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen bij beëindiging van de deelneming en op de pensioneringsdatum. b. Bij de keuze om ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen is, wanneer de (gewezen) deelnemer een partner heeft, de toestemming van deze partner vereist. c. Indien gekozen wordt een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in een hoger partnerpensioen, wordt het partnerpensioen verhoogd volgens de in bijlage A bij dit pensioenreglement opgenomen ruilvoet. d. Na uitruil als hier bedoeld bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Na uitruil van ouderdomspensioen is de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen vervangen door de aanspraak op de verhoging van partnerpensioen. e. Er vindt geen uitruil van een deel van het ouderdomspensioen plaats indien: a. dit betrekking heeft op verevend ouderdomspensioen, als bedoeld in artikel 13. b. het ouderdomspensioen op jaarbasis door de uitruil lager zou worden dan de afkoopgrens; c. het partnerpensioen wordt uitgeruild in ouderdomspensioen.
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. 1. De (gewezen) deelnemer heeft op de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel op de pensioendatum eenmalig het recht een gedeelte van de aanspraak op het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen. Na de uitruil dient het partnerpensioen ten hoogste 70% te bedragen van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. 2. Het Pensioenfonds biedt de mogelijkheid tot uitruil aan binnen zes maanden na de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel binnen zes maanden vóór de pensioendatum. Een verzoek tot uitruil moet vervolgens binnen negen maanden na de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk. 3. Aanspraken op verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner, zoals bedoeld in artikel 17, komen niet in aanmerking voor uitruil. 4. Indien gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel bedoelde uitruil, vervalt met ingang van de datum van de uitruil de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen. 5. Het partnerpensioen dat wordt verkregen na gedeeltelijke uitruil wordt bepaald op basis van door het Pensioenfonds vastgestelde factoren. Een overzicht van deze factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement. Deze actuariële factoren zijn vastgesteld rekening houdend met sekseneutrale waarderingsgrondslagen. Na de uitruil zal het ouderdomspensioen opnieuw worden vastgesteld.
Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen. 1. De (gewezen) deelnemer kan bij beëindiging van het dienstverband en op de pensioendatum een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen omzetten in extra partnerpensioen. Hierna wordt deze omzetting ruil genoemd. 2. De hoogte van het partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het ouderdomspensioen dat na de ruil resteert. 3. De ruil geschiedt op basis van de door het bestuur vastgestelde rekenregels. Periodiek beoordeelt het bestuur, gehoord de actuaris, of de rekenregels aanpassing behoeven en neemt indien noodzakelijk een besluit tot aanpassing van de rekenregels. De rekenregels zijn opgenomen in Bijlage II bij dit reglement. 4. Indien de (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheid als bedoeld in lid 1, dient hij dit uiterlijk binnen één maand na beëindiging van het dienstverband of ontvangst van de pensioenopgave kenbaar te maken aan het bestuur.

Related to Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen

  • Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is gebaseerd op een geïndexeerd middelloonsysteem. De opbouw per jaar bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van het betreffende jaar. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 68-jarige leeftijd bereikt.

  • Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 50% van het te bereiken ouderdomspen- sioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen 1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de (gewezen) deelnemer die tijdens het deel- nemerschap arbeidsongeschikt is geworden, terzake van die tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid. 2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de arbeidsongeschiktheid of het eerdere overlijden van de pensioengerechtigde. 3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend salaris vermeerderd met de ploegenpensioengrondslag boven het maximum WIA-uitkeringsdagloon conform de Wet financiering Sociale Verzekeringen. Het pensioengevend salaris wordt hierbij niet gemaximeerd op het opbouwgrensbedrag. Voor de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van het pensioengevend salaris, de ploegenpensioengrondslag en het maximum WIA-uitkeringsdagloon, zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer gedurende twee jaar arbeidsongeschikt is. 4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 bedoelde arbeidsongeschiktheidspen- sioen gedeeltelijk uitgekeerd overeenkomstig de volgende tabel: Bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van Bedraagt het uitkeringspercentage 80% of meer 100% 65% tot 80% 72,5% 55% tot 65% 60% 45% tot 55% 50% 35% tot 45% 40% 0% tot 35% 0% De mate van arbeidsongeschiktheid geschiedt op basis van het door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA vastgestelde percentage. De mate van arbeidsongeschiktheid zal indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld volgens de volgende formule worden vastgesteld: Daarbij wordt uitgegaan van het maatmanloon en de restverdiencapaciteit (het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) zoals deze door het UWV worden opgegeven. 5. In afwijking op het bepaalde in lid 4 wordt in geval van wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband met de werkgever, het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast. 6. Geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat, indien de deelnemer bij aanvang van het dienstverband reeds geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschiktheid is. Het pensioenfonds kan de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen weigeren als de deelnemer binnen een half jaar· na aanvang van het deelnemerschap, zijn werkzaamheden (deels) staakt wegens ziekte en de gezondheidstoestand van de werknemer dit ten tijde van aanvang van het deelnemerschap kennelijk moest doen verwachten. De periode van een half jaar wordt verminderd met de periode dat de deelnemer bij het pensioenfonds of een andere pensioenuitvoerder direct voorafgaand op een vergelijkbaar niveau dekking had voor hetzelfde risico. 7. In geval van arbeidsongeschiktheidspensioen wegens arbeidsongeschiktheid van een deeltijd- werknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage van het pensioengevend salaris en de ploegenpensioengrondslag zoals deze gelden op de dag voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt. 8. vervallen – 9. Perioden waarin de arbeidsongeschiktheid met minder dan vier weken is onderbroken worden voor de toepassing van dit artikel samengeteld.

  • Waarvoor gebruiken we persoonsgegevens? U heeft ons allerlei gegevens gestuurd over uzelf en de verzekerden. We gaan zorgvuldig met deze gegevens om. Wij kunnen persoonsgegevens o.a. gebruiken om: - de aanvraag te verwerken; - een overeenkomst te sluiten en om die uit te voeren; - een claim, declaratie of schade af te handelen; - fraude te voorkomen en te bestrijden. Hiervoor kunnen we ook openbare gegevens over u op internet gebruiken; - te zorgen dat de financiële sector veilig en integer blijft; - te voldoen aan wet- en regelgeving; - deze, voor zover toegestaan, te delen met zakelijke partners, zoals adviseurs, incassobureaus, arbodiensten en re-integratiebedrijven; - marktonderzoek te doen; - statistische analyses uit te voeren; - onze dienstverlening te verbeteren en onze dienstverlening beter aan te laten sluiten op uw persoonlijke situatie; - de relatie met u te onderhouden en uit te breiden’; - u te informeren over onze producten; - u aanbiedingen te doen; - het versturen van service attenties. Wij houden ons daarbij aan de wet- en regelgeving en de gedragscodes van het Verbond van Verzekeraars. Onze volledige en actuele privacyverklaring leest u op xxx.xxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxx.xx.

  • Gebruik Persoonsgegevens 1. Verwerker verplicht zich om de van Onderwijsinstelling verkregen Persoonsgegevens niet voor andere doeleinden of op andere wijze te gebruiken dan voor het doel, en conform de wijze waarvoor, de gegevens zijn verstrekt of aan hem bekend zijn geworden. Het is Verwerker derhalve niet toegestaan andere gegevensverwerkingen uit te voeren dan door de Onderwijsinstelling (schriftelijk dan wel elektronisch) aan Verwerker in het kader van de uitvoering van de Product- en Dienstenovereenkomst zijn opgedragen, behoudens een eventuele afwijkende Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling, dan wel een rechterlijke uitspraak, voor zover daartegen geen beroep meer openstaat. In dat geval stelt Verwerker de Onderwijsinstelling voorafgaand aan de Verwerking van dat wettelijke voorschrift dan wel de rechterlijke uitspraak in kennis, tenzij dergelijke kennisgeving om gewichtige redenen van algemeen belang verboden is. 2. Een overzicht van onder meer de categorieën Persoonsgegevens en het doel waarvoor de Persoonsgegevens worden verwerkt, is uiteengezet in de Privacybijsluiter bij deze Verwerkersovereenkomst. 3. De Verwerker dient in de Privacybijsluiter aan te geven of de Privacybijsluiter ziet op een Leermiddel en Toets en/of een School- en Leerlinginformatiemiddel. Verwerker specificeert in de Privacybijsluiter voor welke, door de Verwerkersverantwoordelijke vastgestelde, doeleinden persoonsgegevens worden verwerkt bij het gebruik zijn product en/of dienst, en welke categorieën Persoonsgegevens daarbij worden verwerkt 4. Indien Verwerker in strijd met de AVG het doel en de middelen van de Verwerking van Persoonsgegevens bepaalt, wordt Verwerker met betrekking tot die Verwerking als Verwerkingsverantwoordelijke beschouwd.

  • Inbreuk in verband met Persoonsgegevens 5.1 Verwerker zal Verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging, maar uiterlijk binnen 24 uur, informeren na vaststelling van een (vermoedelijke) Inbreuk in verband met Persoonsgegevens. Verwerker vermeldt hierbij voor zover bekend de vermeende oorzaak van de (vermoedelijke) Inbreuk, de categorie persoonsgegevens, de categorie betrokkenen en het aantal betrokkenen. 5.2 In geval van een Inbreuk neemt Verwerker zonder onredelijke vertraging alle maatregelen om de Inbreuk te herstellen, de gevolgen daarvan te beperken en verdere Inbreuken te voorkomen. 5.3 Verwerker heeft een gedetailleerd logboek van de Inbreuken en de maatregelen die op Inbreuken zijn genomen. Verwerkingsverantwoordelijke mag dat inzien, wanneer deze daarom vraagt. 5.4 Verwerkingsverantwoordelijke beslist of de Inbreuk moet worden gemeld bij de toezichthoudende autoriteit en/of Betrokkene. Verwerker ondersteunt de Verwerkingsverantwoordelijke waar nodig bij de melding aan de toezichthoudende autoriteit en/of Betrokkene.

  • Pensioenopbouw De pensioenopbouw is gebaseerd op het volledige salaris bij de oorspronkelijke arbeidsduur. De pensioenopbouw wordt voortgezet onder de normale verdeling van werkgevers- en werknemerspremie. Het geldende pensioenreglement van ABP is bepalend.

  • Als arbeidsongeschiktheid van een medewerker te verwachten is Raakt een medewerker binnen zes maanden na de start van de module of van zijn dienstverband arbeidsongeschikt? En was zijn gezondheidstoestand bij de start van de module of van zijn dienstverband al zodanig dat u de arbeidsongeschiktheid had kunnen verwachten? Dan kunnen we de aanvulling tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk weigeren. Had u direct voor de start van de module een soortgelijke verzekering, dan is bovenstaande bepaling bij de start van de module niet van toepassing. De bepaling is wel altijd van toepassing bij nieuwe medewerkers.

  • Waarvoor gebruiken wij uw gegevens? Om u producten en diensten te leveren. • Om producten en diensten te verbeteren. • Om risico’s in te schatten. • Om onderzoek te doen naar uw kenmerken en voorkeuren. - Zoals wetenschappelijk onderzoek of marktonderzoek. - Bijvoorbeeld op u op het juiste moment een persoonlijk aanbod te kunnen doen. • Om te zorgen dat de financiële sector veilig en betrouwbaar blijft. • Om fraude tegen te gaan. - Ook gegevens over u die wij op internet vinden. • Om ons aan de wet te houden. • Om bij te houden hoe en wanneer wij contact met u hebben. Bijvoorbeeld: - Om de communicatie te verbeteren. - Om de medewerkers te coachen en te trainen. - Om te achterhalen wat wij met u afgesproken hebben.