Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW). 2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest. 3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd. 4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt. 5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt. 6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling. 7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen. 8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 8, eerste li d.
2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdomspensioen overlijdt in een tijdvak waarover voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum De verhoging bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioenouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 8, eerste lid, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de datum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer onafgebroken premie zou zijn betaald over de ten tijde van zijn overlijden voor hem geldende pensioengronds lag. Het bereikbare ouderdomspensioen bepaalde in artikel 9, derde lid is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestvan toepassing.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens het tweede lid aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de eerste dag, waarop zijn deelneming laat stelijk is geëin digd, mits:
a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en
b. de gewezen deelnemer op de dag van de maand volgend op de maand waarin het zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kindniet verwijtbare werkloosheid, dan wel tot de eerste dag ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en
c. voor het kind van de maand volgend gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op de eerdere overlijdensdatum grond van een na het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond deelneming aangevangen (en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdinmiddels weer geëindigd) dienstverband.”
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als Indien het bepaalde in lid 5 artikel 8, derde lid, toepassing vindtheeft gevonden, ondergaat het wezenpensioen een evenredige verlaging of verhoging. Daarbij zal indien de gewezen deelnemer overlijdt na de pensioendatum en zonder dat bepaald is op welke datum het o uderdomspensioen zou ingaan, voor de berekening van het wezenpensioen worden aangenomen dat het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan op de datum waarop de gewezen deelnemer is overleden.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien met ingang van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien eerste dag va n de pensioengerechtigde partner overlijdtmaand, waarin het kind ouderloos wordt.
6. Indien Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het huwelijk kind de 18 -jarige leeftijd bereikt. Wanneer het ec hter een kind betreft als bedoeld in artikel 2, tweede lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van een gewezen deelnemer na de beëindiging van maand, waarin het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bedde 27 -jarige leeftijd bereikt, dan wel indien waarin bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden laatste dag van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor maan d, waarin het ingaan van de verdubbelingkind overlijdt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement Vi
Wezenpensioen. Uw kind heeft aanspraak op een wezenpensioen als u overlijdt. Dit wezenpensioen kan op twee manieren zijn bepaald:
1. Kinderen hebben na het Het wezenpensioen is zowel bij uw overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak vóór als ná uw persoonlijke pensioendatum even hoog. Dit noemen we wezenpensioen op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)opbouwbasis.
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)is bij uw overlijden vóór uw persoonlijke pensioendatum hoger dan bij overlijden ná uw persoonlijke pensioendatum. Dit noemen we gecombineerd wezenpensioen op opbouw- en risicobasis. In geval de 'Kerngegevens van overlijden uw pensioenregeling' kunt u zien welke van een deelnemer deze twee manieren voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% u van het bereikbare ouderdomspensioentoepassing is. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer Een kind heeft recht op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald deze uitkering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot u overlijdt. Of vanaf de eerste dag van de maand volgend waarin een kind recht krijgt op wezenpensioen. Er geldt: - Uw kind ontvangt de 18de verjaardag uitkering standaard tot hij 18 wordt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij voor vijf dagdelen of meer onderwijs of een opleiding voor een beroep volgt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij een WIA-uitkering ontvangt en hij volgens de beschikking van het kindUWV ten minste 45% arbeidsongeschikt is. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, dan wel zolang hij een WAJONG-uitkering ontvangt. We keren het wezenpensioen uit tot de eerste dag het einde van de maand volgend waarin het recht op wezenpensioen vervalt. Als uw kind eerder overlijdt, stopt de eerdere overlijdensdatum van uitkering aan het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend van overlijden. We berekenen het wezenpensioen als een percentage van de vastgestelde pensioengrondslag voor elk jaar tot uw pensioendatum. Over de pensioengrondslag las u in paragraaf 3.3. 'Pensioengrondslag'. In de 'Kerngegevens van uw pensioenregeling' kunt u zien wat dat percentage is (opbouwpercentage wezenpensioen). En vanaf welke datum we diensttijd meerekenen. Dit doen we, indien van toepassing, ook voor het wezenpensioen op risicobasis. Bij de berekening van het wezenpensioen gaan we ervan uit dat voor u altijd dezelfde pensioengrondslag geldt. Dat komt bijna nooit voor. Daarom leggen we hieronder uit wat er gebeurt als uw pensioengrondslag stijgt of daalt. Als uw pensioengrondslag stijgt, stijgt het wezenpensioen voor een deel. Het wezenpensioen dat u al had blijft hetzelfde. Maar het wezenpensioen dat u verkrijgt vanaf de stijging van uw pensioengrondslag tot aan de pensioendatum, stijgt wel. In feite betekent dit dat u door de jaren heen wezenpensioen verkrijgt over uw gemiddelde pensioengrondslag. Als uw pensioengrondslag om welke reden dan ook daalt, heeft dit geen invloed op de 18de verjaardag pensioenaanspraken die u al had. Voor de toekomst wordt dan wel uitgegaan van de lagere pensioengrondslag. Stel dat u bij uw werkgever € 35.000,00 zou verdienen en de franchise is € 15.000,00 per jaar. Uw pensioengrondslag is dan € 20.000,00. Het percentage voor het verkrijgen van het kind indien het kind invalide of studerend iswezenpensioen is 0.263%. U bent gaan deelnemen aan de pensioenregeling op 28-jarige leeftijd. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studerenpensioendatum is 68 jaar. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4aantal jaren tot u met pensioen gaat is 40. Het totale jaarlijkse wezenpensioen is 0,00263 x 40 x € 20.000,00 = € 2.104,00. Stel dat u na tien jaar € 40.000,00 zou gaan verdienen en de franchise blijft € 15.000,00. Uw pensioengrondslag is dan € 25.000,00. We gaan dan voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50de volgende 30 jaren hiervan uit. Het wezenpensioen is 0,00263 x 10 x € 20.000,00 vermeerderd met 0,00263 x 30 x € 25.000,00. Dit komt uit op € 2.498,50. Dit komt neer op 20% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde partnerpensioen. Diensttijd bepalen we in lid 5 toepassing vindtdagen nauwkeurig.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer gaat in op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden. Het recht op wezenpensioen eindigt aan het einde van de maand, waarin het kind 21 jaar wordt of overlijdt, met dien verstande, dat het recht op uitkering gehandhaafd wordt voor kinderen ouder dan 21 jaar doch jonger dan 27 jaar, indien en zolang zij krachtens de bepalingen van de Wet op de studiefinanciering of de Algemene Kinderbijslagwet studeren.
a. Het jaarlijks wezenpensioen – bij overlijden op of na de pensioendatum - is gelijk aan de som van de hieronder bedoelde pensioenfracties. Bij een volledig dienstverband van 100% van de normaal geldende werktijd wordt voor elk kalenderjaar van de deelneming een pensioenfractie wezenpensioen verkregen gelijk aan 0,336% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor een gedeelte van een jaar, vastgesteld in maanden nauwkeurig, wordt vorenbedoelde fractie tot een evenredig deel verminderd.
b. Bij overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum dan wel de overeengekomen datum van latere pensionering, is het wezenpensioen gelijk aan het wezenpensioen dat de deelnemer had kunnen opbouwen indien hij/zij tot de pensioendatum dan wel de overeengekomen datum van latere pensionering zou hebben deelgenomen met een pensioengrondslag gelijk aan die per 1 januari van het jaar van overlijden.
c. Bij overlijden van een gewezen deelnemer vóór de pensioendatum is het wezenpensioen gelijk aan het premievrije wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap aanspraak heeft verkregen, vermeerderd met een toeslag als bedoeld in artikel 9.
d. Het aldus vastgestelde wezenpensioen zal echter niet hoger zijn dan 14% van het in artikel 1 lid 19 bedoelde pensioensalaris in het jaar van overlijden. Hierbij wordt uitgegaan van het ouderdomspensioen, berekend op basis van artikel 4 en artikel 22 lid 1 alsmede met inachtneming van de verhogingen van het ouderdomspensioen krachtens de artikelen 4 lid 6 en artikel 9.
e. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de wees volle wees is geworden (en wanneer geen partnerpensioen wordt uitgekeerd aan de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerddeelnemer.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Algemeen Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind, als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub d en 2, 14% van het ouderdomspensioen, zoals bepaald in artikel 8 lid 1 van dit artikel.
2. Indien de deelnemer voor het ingaan van het ouderdomspensioen overlijdt, wordt het wezenpensioen zoals bepaald in lid 1 van dit artikel verhoogd met het bedrag waar nog aanspraak op zou zijn verkregen, indien: • de deelneming van het tijdstip van overlijden tot de 65-jarige leeftijd onafgebroken zou hebben na voortgeduurd; en • over die tijd als grondslag zou zijn gehanteerd de ten tijde van het overlijden voor de Het bepaalde in artikel 9 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.
3. Indien de deelnemer als bedoeld in lid 2 van dit artikel op of na 1 januari 2006 overlijdt gedurende het tweede ziektejaar, dan wel gedurende de periode waarin hij arbeidsongeschikt is ingevolge de WIA, wordt het wezenpensioen vanaf de ingang van het wezenpensioen aangevuld met een extra wezenpensioen. Bij overlijden gedurende de periode waarin de deelnemer ziek is gedurende het tweede ziektejaar, dan wel volledig arbeidsongeschikt is ingevolge de WIA wordt het extra wezenpensioen op basis van de volgende formule vastgesteld: 14% x 1,75% x 30% x loon x aantal jaren inclusief gedeelten daarvan, vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt tot de 65-jarige leeftijd van de deelnemer, als hij niet eerder was overleden. In aanvulling op bovenstaande formule wordt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor de vaststelling van het extra wezenpensioen tevens vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage behorende bij de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals bepaald in artikel 43 lid 3 van dit reglement. Hierbij wordt onder loon verstaan: het tot het jaarbedrag herleide loon dat gold per 1 januari direct voorafgaand aan de wettelijke ziekteperiode. Dit loon kan niet meer bedragen dan het maximale loon als bepaald in artikel 9 lid 3 en wordt vervolgens per 1 januari verhoogd met de stijging van de CAO-lonen nadien.
4. Het (extra) wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. Onder ouderloos wordt een volle wees als bedoeld in artikel 18c Wet op de loonbelasting 1964 verstaan.
5. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf eindigt op de eerste laatste dag van de maand volgend waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft bedoeld in artikel 4 lid 2 van dit reglement, eindigt het wezenpensioen op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste laatste dag van de maand volgend op maand, waarin het kind de 18de verjaardag van het kind27-jarige leeftijd bereikt, dan wel tot waarin voordien niet langer wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4 lid 2 van dit reglement. Het wezenpensioen eindigt voorts op de eerste laatste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van maand, waarin het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een De deelnemer en/of gewezen deelnemer na heeft, onder de beëindiging in hoofdstuk IV genoemde voorwaarden, de mogelijkheid tot: • uitstel van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding ouderdomspensioen; • vervroeging van tafel en bedhet ouderdomspensioen; • uitruil van het partnerpensioen voor ouderdomspensioen; • uitruil van het ouderdomspensioen voor partnerpensioen. Deze keuzemogelijkheden hebben geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen; voor de hoogte van het wezenpensioen wordt uitgegaan van de hoogte van het oorspronkelijk opgebouwde ouderdomspensioen direct voorafgaand aan de toepassing van genoemde keuzemogelijkheden. In het geval er uitruil heeft plaatsgevonden van ouderdomspensioen (met partnerpensioen) in vroegpensioen, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op uitruil van vroegpensioen in ouderdomspensioen (met partnerpensioen), is wordt het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbelingwezenpensioen evenredig verlaagd, dan wel verhoogd.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: (Vroeg)pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdom spensioen overlijdt in een tijdvak waarover voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum De verhoging bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioenouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 8, eerste lid, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de datum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer onafgebroken premie zou zijn betaald over de ten tijde van zijn overlijden voor hem geldende pensioengrondslag. Het bereikbare ouderdomspensioen bepaalde in artikel 9, derde lid is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestvan toepassing.
3. Het wezenpensioen voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens het tweede lid aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de dag, waar op zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits:
a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en
b. de gewezen deelnemer op de dag van zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werklooshe id, dan wel ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en
c. voor het kind van de gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op grond van een na het einde van de deelneming aangevangen (en inmiddels weer ge ëindigd) dienstverband.
4. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand maand, waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindtouderloos wordt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien gaat in op de (gewezen) eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder overlijdt. Het wezenpensioen eindi gt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18 -jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een pensioengerechtigde partner na te laten of indien kind betreft als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, eindigt het wezenpensioen op de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien laatste dag van de maand, waarin het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed27 -jarige leeftijd bereikt, dan wel indien op de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden laatste dag van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor maand waarin niet meer wordt voldaan aan het ingaan in artikel 2.1, derde lid, genoemde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de verdubbelingmaand, waarin het kind overlijdt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. Uw kind heeft aanspraak op een wezenpensioen als u overlijdt. Dit wezenpensioen kan op twee manieren zijn bepaald:
1. Kinderen hebben na het Het wezenpensioen is zowel bij uw overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak vóór als ná uw persoonlijke pensioendatum even hoog. Dit noemen we wezenpensioen op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)opbouwbasis.
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor is bij uw overlijden vóór de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)pensioendatum of uw eerdere persoonlijke pensioendatum hoger dan bij overlijden ná die datum. Dit noemen we gecombineerd wezenpensioen op opbouw- en risicobasis. In geval de 'Kerngegevens van overlijden uw pensioenregeling' kunt u zien welke van een deelnemer deze twee manieren voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% u van het bereikbare ouderdomspensioentoepassing is. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer Een kind heeft recht op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald deze uitkering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot u overlijdt. Of vanaf de eerste dag van de maand volgend waarin een kind recht krijgt op wezenpensioen. Er geldt: - Uw kind ontvangt de 18de verjaardag uitkering standaard tot hij 18 wordt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij voor vijf dagdelen of meer onderwijs of een opleiding voor een beroep volgt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij een WIA-uitkering ontvangt en hij volgens de beschikking van het kindUWV ten minste 45% arbeidsongeschikt is. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, dan wel zolang hij een WAJONG-uitkering ontvangt. We keren het wezenpensioen uit tot de eerste dag het einde van de maand volgend waarin het recht op wezenpensioen vervalt. Als uw kind eerder overlijdt, stopt de eerdere overlijdensdatum van uitkering aan het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend van overlijden. We berekenen het wezenpensioen als een percentage van de vastgestelde pensioengrondslag voor elk jaar tot uw pensioendatum. Over de pensioengrondslag las u in paragraaf 3.3. 'Pensioengrondslag'. In de 'Kerngegevens van uw pensioenregeling' kunt u zien wat dat percentage is (opbouwpercentage wezenpensioen). En vanaf welke datum we diensttijd meerekenen. Dit doen we, indien van toepassing, ook voor het wezenpensioen op risicobasis. Bij de berekening van het wezenpensioen gaan we ervan uit dat voor u altijd dezelfde pensioengrondslag geldt. Dat komt bijna nooit voor. Daarom leggen we hieronder uit wat er gebeurt als uw pensioengrondslag stijgt of daalt. Als uw pensioengrondslag stijgt, stijgt het wezenpensioen voor een deel. Het wezenpensioen dat u al had blijft hetzelfde. Maar het wezenpensioen dat u verkrijgt vanaf de stijging van uw pensioengrondslag tot aan de pensioendatum, stijgt wel. In feite betekent dit dat u door de jaren heen wezenpensioen verkrijgt over uw gemiddelde pensioengrondslag. Als uw pensioengrondslag om welke reden dan ook daalt, heeft dit geen invloed op de 18de verjaardag pensioenaanspraken die u al had. Voor de toekomst wordt dan wel uitgegaan van de lagere pensioengrondslag. Stel dat u bij uw werkgever € 35.000,00 zou verdienen en de franchise is € 15.000,00 per jaar. Uw pensioengrondslag is dan € 20.000,00. Het percentage voor het verkrijgen van het kind indien het kind invalide of studerend iswezenpensioen is 0,263%. U bent gaan deelnemen aan de pensioenregeling op 28-jarige leeftijd. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studerenpensioendatum is 68 jaar. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4aantal jaren tot u met pensioen gaat is 40. Het totale jaarlijkse wezenpensioen is 0,00263 x 40 x € 20.000,00 = € 2.104,00. Stel dat u na tien jaar € 40.000,00 zou gaan verdienen en de franchise blijft € 15.000,00. Uw pensioengrondslag is dan € 25.000,00. We gaan dan voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50de volgende 30 jaren hiervan uit. Het wezenpensioen is 0,00263 x 10 x € 20.000,00 vermeerderd met 0,00263 x 30 x € 25.000,00. Dit komt uit op € 2.498,50. Dit komt afgerond neer op 20% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde partnerpensioen. Diensttijd bepalen we in lid 5 toepassing vindtdagen nauwkeurig.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden Recht op wezenpensioen hebben: > de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen de gepensioneerde; > de nagelaten erkende kinderen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)partner.
2. Het jaarlijkse Geen recht op wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% hebben: > de kinderen die zijn geboren uit een na (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde gesloten huwelijk, of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband; > de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde; > de kinderen die na de beëindiging van het berekende ouderdomspensioen deelnemerschap zijn gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand (feitelijke) pensioendatum. Bij toepassing van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer bepalingen voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer pensioeningang op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestfeitelijke pensioendatum (Artikel 4 leden 3 en 4) moet voor “pensioendatum” gelezen worden “feitelijke pensioendatum”.
3. Het Bij overlijden van de deelnemer (met inbegrip van degene die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf in op de dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt. Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden kind de leeftijd van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond 18 jaar bereikt, respectievelijk tot en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van met de maand volgend op de 18de verjaardag van overlijden van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% In afwijking van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde hetgeen in lid 5 toepassing vindt3 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 23 jaar bereikt indien en zolang het kind wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
5. Het wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het ouderdomspensioen. Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt verdubbeld indien bij de (gewezen) berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdtpensioendatum zou hebben bereikt.
6. Indien Voor volle wezen wordt het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbelingwezenpensioen verdubbeld.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 1420% van het berekende jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdomspensioen overlijdt in een tijdvak waarover voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum De verhoging bedraagt het wezenpensioen 1420% van het bereikbare ouderdomspensioenouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 8, eerste lid, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de da tum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer onafgebroken premie zou zijn betaald over de ten tijde van zijn overlijden voor hem geldende pensioengrondslag. Het bereikbare ouderdomspensioen bepaalde in artikel 9, derde lid is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestvan toepassing .
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, wa arop volgens het tweede lid aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de maand waarin dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëin digd, mits:
a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het overlijden einde van zijn deelneming; en
b. de (gewezen) gewezen deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag d ag van het kindzijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van niet verwijtbare werkloosheid, dan wel tot de eerste dag ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en
c. voor het kind van de maand volgend gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzeker d op de eerdere overlijdensdatum grond van een na het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond deelneming aangevangen (en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdinmiddels weer geëindigd) dienstverband.”
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als Indien het bepaalde in lid 5 artikel 8, derde lid, toepassing vindtheeft gevonden, ondergaat het wezenpensioen een evenredige verlaging of verhoging. Daarb ij zal indien de gewezen deelnemer overlijdt na de pensioendatum en zonder dat bepaald is op welke datum het ouderdomspensioen zou ingaan, voor de berekening van het wezenpensioen worden aangenomen dat het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan op de datum wa arop de gewezen deelnemer is overleden.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien met ingang van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien eerste dag van de pensioengerechtigde partner overlijdtmaand, waarin het kind ouderloos wordt.
6. Indien Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezen pensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het huwelijk kind de 18 -jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 2, tweede lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van een gewezen deelnemer na de beëindiging van maand, waarin het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bedde 27 -jarige leef tijd bereikt, dan wel indien waarin bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden laatste dag van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor maand, waarin het ingaan van de verdubbelingkind overlijdt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse Bij overlijden van een deelnemer bedraagt het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind de som van:
a) 14% van het berekende vanaf 1 januari 2018 tot het moment van overlijden volgens artikel 6 opgebouwde ouderdomspensioen, eventueel vermeerderd met het wezenpensioen als bedoeld in artikel 33 dat is opgebouwd bij het Pensioenfonds vóór 1 januari 2018;
b) 14% van het ouderdomspensioen voor dat de betreffende dienstjaren vastgesteld deelnemer vanaf het moment van overlijden tot aan de hand van pensioenrichtdatum volgens artikel 6 nog had kunnen opbouwen, rekening houdend met de (toen) laatst geldende pensioenregeling(en)pensioengrondslag.
3. In geval van Bij overlijden van een gewezen deelnemer voor de pensioenrichtdatum of gepensioneerde bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare vanaf 1 januari 2018 tot het moment van overlijden volgens artikel 6 opgebouwde ouderdomspensioen eventueel vermeerderd met het wezenpensioen als bedoeld in artikel 33 dat is opgebouwd bij het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestPensioenfonds vóór 1 januari 2018.
34. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
45. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 6 toepassing vindt.
56. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
67. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
78. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
89. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. Wezenpensioen in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap
1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak Recht op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of Wezenpensioen heeft een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)Wees.
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer Wezenpensioen gaat in op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en Deelnemer overlijdt.
3. Het Wezenpensioen wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot en met de maand waarin de Wees de leeftijd van 18 jaar bereikt of - indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de wees overlijdt.
4. Onverminderd het in lid 3 bepaalde wordt het Wezenpensioen voorts aan een Wees die de 27-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag maand waarin de Wees – dit uitsluitend ter beoordeling door het Bestuur –
a voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt; of
b de Wees ten gevolgen van ziekten of gebreken niet in staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk gezonde Kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen; of
c de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteden aan het verzorgen van het kindhuishouden van de overleden Xxxxxxxxx of, mits tot dat huishouden ten minste drie andere Kinderen jonger dan wel 27 jaar behoren, door het mede verzorgen van dat huishouden. De uitkering wordt voortgezet zolang de in de vorige volzin genoemde omstandigheid zich voordoet en uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum maand waarin de Wees de leeftijd van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van 27 jaar bereikt - of indien dat eerder is - tot en met de maand volgend op waarin de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien Wees overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien Wezenpensioen bedraagt voor iedere Wees van de (gewezen) deelnemer Deelnemer 20% van het conform Artikel 11 berekende Partnerpensioen op risicobasis, met dien verstande dat voor de berekening van het Wezenpensioen de Deelnemersjaren in geval van een of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien meerdere Scheidingen niet worden beperkt tot de pensioengerechtigde partner overlijdt.Deelnemersjaren vanaf de datum van de laatste Scheiding
6. Indien Het gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen zal maximaal gelijk zijn aan het huwelijk van een gewezen deelnemer na Partnerpensioen dat conform lid 5 de beëindiging grondslag vormt voor de berekening van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel Wezenpensioen. Alsdan worden de Wezenpensioenen gekort en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbelingiedere Wees met een gelijk gedeelte.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen Een Wezenpensioen en het maximale gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die verdubbeld indien en zodra beide ouders zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomenoverleden.
8. In voorkomende gevallen zijn Indien en zolang een Wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake Arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan Wezenpensioen verminderd met het bedrag van de dekkingsbeperkingen zoals vermeld uitkering, tenzij het Bestuur op verzoek van de Vennootschap beslist dat de uitkering niet of slechts ten dele in artikel 4 mindering wordt gebracht.
9. Na ingang vindt de toeslagverlening van het Wezenpensioen op risicobasis plaats op basis van Artikel 25 lid 4 1.
10. Met het kapitaal van de MUP-rekening, kan uitsluitend Wezenpensioen worden aangekocht (Artikel 6) voor een Wees die op het moment van de aankoop voldoet aan de omschrijving van Kind als bedoeld in dit pensioenreglement Pensioenreglement.
11. De hoogte van het Wezenpensioen bedraagt voor iedere Wees van de Gepensioneerde 14% van het conform Artikel 7 berekende Ouderdomspensioen. Het bepaalde in de leden 2 tot 4, 7 en 8 is overeenkomstig van toepassing op toepassing.
12. De Deelnemer heeft overeenkomstig Artikel 6, lid 3 het recht om met het kapitaal van de wezenpensioenaanspraak MUP-rekening pensioenen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar de keuze van een deelnemerde Deelnemer aan te kopen. In Het bepaalde in Artikel 6, lid 3 is in dat geval is de wezenpensioenaanspraak overeenkomstig van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraaktoepassing.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulations
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdomspensioen overlijdt in een tijdvak waarover voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum De verhoging bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioenouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 8, eerste lid, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de datum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer onafgebroken premie zou zijn betaald over de ten tijde van zijn overlijden voor hem geldende pensioengr ondslag. Het bereikbare ouderdomspensioen bepaalde in artikel 9, derde lid is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestvan toepassing.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens het tweede lid aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de eerste dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits:
a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en
b. de gewezen deelnemer op de dag van de maand volgend op de maand waarin het zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kindniet verwijtbare werkloosheid, dan wel tot de eerste dag ter zak e van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en
c. voor het kind van de maand volgend gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op de eerdere overlijdensdatum grond van een na het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond deelneming aangevangen (en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdinmiddels weer geëindigd) dienstverb and.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als Indien het bepaalde in lid 5 artikel 8, derde lid, toepassing vindtheeft gevonden, ondergaat het wezenpensioen een evenredige verlaging of verhoging. Daarbij zal indien de gewezen deelnemer overlijdt na de pensioendatum en zonder dat bepaald is op welke datu m het ouderdomspensioen zou ingaan, voor de berekening van het wezenpensioen worden aangenomen dat het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan op de datum waarop de gewezen deelnemer is overleden.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien met ingang van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien eerste dag van de pensioengerechtigde partner overlijdtmaand, waarin het kind ouderloos wordt.
6. Indien Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het huwelijk kind de 18 -jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van een gewezen deelnemer na de beëindiging van maand, waarin het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bedde 27 -jarige leeftijd bereikt, dan wel indien waarin bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden laatste dag van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor maand, waarin het ingaan van de verdubbelingkind overlijdt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pension Regulation
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na Het wezenpensioen gaat voor elk kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de eerste van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioengepensioneerde. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag – doch voor studerende en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels invalide kinderen in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen de zin van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)Kinderbijslagwet de 27e verjaardag - van het kind valt, of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend of invalide te zijn.
2. Het jaarlijkse Bij het overlijden van een deelnemer bedraagt het wezenpensioen per kind de som van:
a) 14% van het vanaf 1 januari 2015 tot het moment van overlijden volgens artikel 5 opgebouwde ouderdomspensioen. Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2015 pensioen heeft opgebouwd bij het fonds wordt tevens rekening gehouden met het wezenpensioen als bedoeld in artikel 25, lid 3 en lid 8;
b) 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf het moment van overlijden tot aan de pensioenrichtdatum nog had kunnen opbouwen, rekening houdend met het nagestreefde opbouwpercentage van 1,738% en rekening houdend met de laatst geldende pensioengrondslag.
3. Bij overlijden van een gewezen deelnemer of gepensioneerde bedraagt voor ieder het wezenpensioen per kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval vanaf 1 januari 2015 tot het moment van overlijden van een volgens artikel 5 opgebouwde ouderdomspensioen. Voor de gewezen deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt of gepensioneerde die vóór 1 januari 2015 pensioen heeft opgebouwd bij het fonds wordt tevens rekening gehouden met het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3als bedoeld in artikel 25, lid 3 en lid 8. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf vastgesteld voordat eventuele uitruil, de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer hoog-laag-regeling of de gepensioneerde plaatsvond en andere flexibiliseringsmogelijkheden wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdtoegepast.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen Voor de deelnemer die op het moment van overlijden in deeltijd werkte, wordt voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% de berekening van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% wezenpensioen als het bepaalde bedoeld in lid 5 toepassing vindt.2 voor de jaren tussen het overlijden en de pensioenrichtdatum uitgegaan van het laatst geldende aantal arbeidsuren..
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden met ingang van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan eerste van de verdubbelingmaand waarin een kind volle wees wordt. Een volle wees is een kind dat ouderloos is of wordt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen Recht op wezenpensioen hebben na het overlijden de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak resp. de gepensioneerde. Ook de kinderen van de nagelaten erkende partner hebben recht op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn mits: > het kind minderjarig was op het moment van erkenning; > de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat; > het kind tot de gezamenlijke huishouding behoorde van deelnemer en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met partner; > de deelnemer het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)eigen kind verzorgde en opvoedde.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen die zijn geboren uit een na de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel erkend samenlevingsverband, of na bedoelde 65-ste verjaardag zijn gewettigd of geadopteerd. Eveneens geen recht op wezenpensioen hebben de kinderen van de nagelaten erkende partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband is aangegaan na de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde.
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder elk gerechtigd kind 1420% van de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen als omschreven in de artikelen 4 en 5 van dit reglement. Indien de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt, wordt het wezenpensioen vastgesteld op 20% van het berekende ouderdomspensioen voor dat de betreffende dienstjaren vastgesteld deelnemer zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14normpensioendatum, vermeerderd met 20% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen ploegendienstpensioen dat de deelnemer op grond van de pensioenrichtdatum verkregen gemiddelde ploegendienstbetaling zou hebben opgebouwd indien hij het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum.
4. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met het overlijden lager was dan de bruto pensioengrondslag die datum deelnemer betrokkene op grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt de bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal 2 jaar jaarlijks verhoogd. De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-overlijden zou zijn geweestverhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor betrokkene op het moment van overlijden golden. Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen wordt de berekening van het wezenpensioen jaarlijks gedurende maximaal 2 jaar herzien. Voor een arbeidsongeschikte deelnemer wordt dit maximum van 2 jaar verminderd met het aantal reeds toegepaste verhogingen op grond van artikel 6, lid 3 van dit reglement. Voor wezenpensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar opnieuw vastgesteld.
35. Indien er tevens recht bestaat op (facultatief) nabestaandenpensioen, is het gezamenlijke bedrag van wezenpensioen, (facultatief) nabestaandenpensioen en het uitgekeerde wettelijke nabestaandenpensioen niet hoger dan 100% van de som van de bruto pensioengrondslag en de ploegendienstbetalingen in de laatste 12 kalendermaanden. Alsdan worden de wezenpensioenen gekort en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte.
6. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. In het geval dat de overledene recht had op ouderdomspensioen gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand volgend op de 18-de verjaardag van het kind respectievelijk tot en met de maand waarin het van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en het kind.
7. In afwijking van hetgeen in lid 6 van dit artikel is bepaald, wordt aan elk van de kinderen het wezenpensioen uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de 25-ste verjaardag van het kind indien en zolang het kind invalide of studerend is. De uitkering wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
a. Indien en zolang het kind dat op 1 januari 2001 de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering, wordt dan uitbetaald het wezenpensioen uitgekeerd tot de eerste dag uiterlijk het einde van de maand volgend waarin het kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.
b. Indien en zolang het kind dat op 1 januari 2001 de 27ste verjaardag leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, wegens het kindvolgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering, dan wel herleeft het wezenpensioen vanaf 1 januari 2001 en wordt het uitgekeerd tot de eerste dag uiterlijk het einde van de maand volgend op de datum, waarop waarin het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit de leeftijd van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd25 jaar heeft bereikt.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na Na het overlijden van de gewezen deelnemer (gewezenmet voortzetting) hebben de kinderen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak (met voortzetting) die recht hebben op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, recht op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf gaat in op de eerste dag van de maand volgend op waarin de gewezen deelnemer (met voortzetting) overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het overlijden de rechthebbende de 18-jarige leeftijd bereikt of tot en met de maand van diens eerder overlijden.
a) de rechthebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de (gewezenWet studiefinanciering 2000;
b) de rechthebbende een schriftelijk bewijs overlegt waaruit blijkt dat de rechthebbende een studie en/of opleiding voor een beroep volgt, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de rechthebbende de 27-jarige leeftijd bereikt of tot en met de maand van diens eerder overlijden.
2. Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het ouderdomspensioen, dat gold voor de gewezen deelnemer of met voortzetting indien hij/zij tot de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk pensioenrichtleeftijd gewezen deelnemer met voortzetting zou zijn gebleven met behoud van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag laatst vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdfactor.
3. Elk wezenpensioen bedraagt 14% van het kind, dan wel tot ouderdomspensioen dat gold voor de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdgewezen deelnemer.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% het dubbele van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt2 en lid 3 van dit artikel genoemde percentage, indien beide ouders zijn overleden.
5. Het gezamenlijk bedrag op jaarbasis aan wezenpensioen wordt verdubbeld indien en (bijzonder) nabestaanden- pensioen bedraagt nimmer meer dan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder vaste pensioengrondslag waarvan genoemde pensioenen zijn afgeleid. Indien wegens de toepassing van deze bepaling de pensioenen een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdtvermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredigheid met hun bedragen.
6. De in lid 5 bedoelde toetsing wordt herhaald en de resulterende vermindering herzien, telkens wanneer een of meer van de in de toetsing betrokken bedragen een wijziging heeft ondergaan. Dit is ook het geval na een aanpassingsbesluit als bedoeld in artikel 16; voor de toetsing wordt dan de vaste pensioengrondslag op overeenkomstige wijze aangepast.
7. Indien het huwelijk er vanuit een actieve pensioenregeling van een gewezen deelnemer na recht op een wezenpensioen aanwezig is, wordt het pensioen uit de beëindiging van actieve regeling in mindering gebracht op het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bedwezenpensioen als bedoeld in dit artikel, dan wel indien voor zover het totale wezenpensioen boven de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden 10% van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan ouderdomspensioengrondslag komt zoals deze in de actieve regeling in de maand van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomenoverlijden gold.
8. In voorkomende gevallen zijn Indien naar het oordeel van het bestuur daartoe aanleiding bestaat, kan ook wezenpensioen worden toegekend aan kinderen van gewezen deelnemers (met voortzetting) of gepensioneerden die niet vallen onder de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 1 vermelde definitie. Het bestuur kan het in dit lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraakgenoemde wezenpensioen verdubbelen, indien daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer gaat in op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden van de deelnemer. Het recht op wezenpensioen eindigt aan het einde van de maand, waarin het kind 21 jaar wordt of overlijdt, met dien verstande, dat het recht op uitkering gehandhaafd wordt voor kinderen ouder dan 21 jaar doch jonger dan 27 jaar, indien en zolang zij krachtens de bepalingen van de Wet op de studiefinanciering of de Algemene Kinderbijslagwet studeren.
a. Het jaarlijks wezenpensioen – bij overlijden op of na de pensioendatum - is gelijk aan de som van de hieronder bedoelde pensioenfracties. Bij een volledig dienstverband van 100% van de normaal geldende werktijd wordt voor elk kalenderjaar van de deelneming een pensioenfractie wezenpensioen verkregen gelijk aan 0,263% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Voor een gedeelte van een jaar, vastgesteld in maanden nauwkeurig, wordt vorenbedoelde fractie tot een evenredig deel verminderd.
b. Bij overlijden van een deelnemer vóór de pensioendatum dan wel de overeengekomen datum van latere pensionering, is het wezenpensioen gelijk aan het wezenpensioen dat de deelnemer had kunnen opbouwen indien hij/zij tot de pensioendatum dan wel de overeengekomen datum van latere pensionering zou hebben deelgenomen met een pensioengrondslag gelijk aan die per 1 januari van het jaar van overlijden.
c. Bij overlijden van een gewezen deelnemer vóór de pensioendatum is het wezenpensioen gelijk aan het premievrije wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap aanspraak heeft verkregen, vermeerderd met een toeslag als bedoeld in artikel 9.
d. Het aldus vastgestelde wezenpensioen zal echter niet hoger zijn dan 14% van het in artikel 1 lid 19 bedoelde pensioensalaris in het jaar van overlijden. Hierbij wordt uitgegaan van het ouderdomspensioen, berekend op basis van artikel 4 en artikel 22 lid 1 alsmede met inachtneming van de verhogingen van het ouderdomspensioen krachtens de artikelen 4 lid 6 en artikel 9.
e. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de wees volle wees is geworden (en wanneer geen partnerpensioen wordt uitgekeerd aan de (gewezen) partner van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerddeelnemer.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Algemeen Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na Wezenpensioen Deelnemer
12.1 Na het overlijden van de (gewezenGewezen) deelnemer Deelnemer of gepensioneerde aanspraak Gepensioneerde heeft diens Kind recht op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf gaat in op de eerste dag van de maand volgend op waarin de (Gewezen) Xxxxxxxxx dan wel Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de wees de 21-jarige leeftijd bereikt of voordien overlijdt.
12.2 Bij overlijden van een Deelnemer, bedraagt het wezenpensioen voor ieder Kind de som van: • het ten tijde van het overlijden opgebouwde wezenpensioen, waarbij ieder jaar een recht op wezenpensioen wordt opgebouwd gelijk aan 14% van het in het betreffende jaar voor de Deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen; • vermeerderd met 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer vanaf de overlijdensdatum tot aan de Pensioenrichtleeftijd zou hebben bereikt op basis van de Pensioengrondslag die geldt op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of Deelnemer, berekend met de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk volgende opbouwpercentages:
1. voor het restant van het jaar waarin de kinderen uitgekeerd Deelnemer is overleden: het opbouwpercentage welke geldt in het betreffende jaar;
2. voor de Pensioenjaren na het jaar waarin de Deelnemer is overleden: het geambieerd opbouwpercentage als bedoeld in artikel 5. • xxxxxxxxxxx met de tot de eerste dag overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van de maand volgend op de 18de verjaardag artikel 22 van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5dit Pensioenreglement. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder voor een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk Kind van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap Gewezen Deelnemer is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de op grond van artikel 15 lid 2 vastgestelde aanspraak vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement. Het wezenpensioen voor een Kind van een Gepensioneerde is gelijk aan de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraakbij ingang van het ouderdomspensioen vastgestelde aanspraak op wezenpensioen, vermeerderd met de tot de overlijdensdatum toegekende indexaties uit hoofde van artikel 22 van dit Pensioenreglement. Het wezenpensioen heeft het karakter van een Uitkeringsovereenkomst.
12.3 Het wezenpensioen bedraagt het dubbele van het in lid 2 van dit artikel genoemde bedrag, indien beide ouders zijn overleden.
12.4 Indien naar het oordeel van het Algemeen Bestuur daartoe aanleiding bestaat, kan ook wezenpensioen worden toegekend aan andere kinderen van (Gewezen) Deelnemers en Gepensioneerden, die niet voldoen aan de in artikel 1, lid 14 gestelde voorwaarden. Het Algemeen Bestuur kan het in dit lid genoemde wezenpensioen verdubbelen, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat.
12.5 Het wezenpensioen van een minderjarig Kind wordt uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 1420% van het berekende jaarlijkse ouderdomspensioen bedoeld in artikel 8, eerste lid.
2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdomspensioen overlijdt in een tijdvak waarover voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en)hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum De verhoging bedraagt het wezenpensioen 1420% van het bereikbare ouderdomspensioenouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 8, eerste lid, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de datum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer onafgebroken premie zou zijn betaald over de ten tijde van zijn overlijden voor hem geldende pensioengrondslag. Het bereikbare ouderdomspensioen bepaalde in artikel 9, derde lid is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestvan toepassing.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf voor een gewezen deelnemer is gelijk aan het wezenpensioen, waarop volgens het tweede lid aanspraak zou hebben bestaan bij overlijden op de eerste dag, waarop zijn deelneming laatstelijk is geëindigd, mits:
a. de gewezen deelnemer overlijdt binnen 6 maanden na het einde van zijn deelneming; en
b. de gewezen deelnemer op de dag van de maand volgend op de maand waarin het zijn overlijden een uitkering ontvangt ter zake van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kindniet verwijtbare werkloosheid, dan wel tot de eerste dag ter zake van ziekte, zwangerschap of bevalling tijdens niet verwijtbare werkloosheid; en
c. voor het kind van de maand volgend gewezen deelnemer geen wezenpensioen is verzekerd op de eerdere overlijdensdatum grond van een na het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond deelneming aangevangen (en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerdinmiddels weer geëindigd) dienstverband.”
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als Indien het bepaalde in lid 5 artikel 8, derde lid, toepassing vindtheeft gevonden, ondergaat het wezenpensioen een evenredige verlaging of verhoging. Daarbij zal indien de gewezen deelnemer overlijdt na de pensioendatum en zonder dat bepaald is op welke datum het ouderdomspensioen zou ingaan, voor de berekening van het wezenpensioen worden aangenomen dat het ouderdomspensioen zou zijn ingegaan op de datum waarop de gewezen deelnemer is overleden.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien met ingang van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien eerste dag van de pensioengerechtigde partner overlijdtmaand, waarin het kind ouderloos wordt.
6. Indien Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het huwelijk kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 2, tweede lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van een gewezen deelnemer na de beëindiging van maand, waarin het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bedde 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel indien waarin bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden laatste dag van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor maand, waarin het ingaan van de verdubbelingkind overlijdt.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer Deelnemer, Gewezen Deelnemer of gepensioneerde aanspraak Gepensioneerde in op wezenpensioende 1ste van de maand waarin deze overlijdt. Kinderen ontvangen Het loopt door tot het einde van de maand waarin het wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaarexpireert volgens de volgende volzin of waarin het kind voordien overlijdt. Het wezenpensioen expireert bij het bereiken van de 18de verjaardag, dan wel zolang zij studeren tenzij het kind recht heeft op een basisbeurs uit hoofde van de wet studie- financiering of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaar. Een nog als kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn geldt voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels wie recht op kinderbijslag bestaat: in beslag wordt genomen door of in verband met die gevallen expireert het volgen wezenpensioen bij het eindigen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor bedoeld recht doch uiterlijk bij het bereiken van de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)27ste verjaardag.
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor Pensioengerechtigd zijn de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand wettige, gewettigde, natuurlijke en geadopteerde kinderen van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde alsmede diens pleegkinderen en aangehuwde kinderen in de zin van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweestAlgemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt is per pensioengerechtigd kind gelijk aan elk van de kinderen uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de eerdere overlijdensdatum van het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag van de maand volgend op de 18de verjaardag van het kind indien het kind invalide of studerend is. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studeren. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4. Het totale jaarlijkse wezenpensioen voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 5014% van het (bereikbareouderdomspensioen. Indien de Deelnemer gedurende het deelnemerschap komt te overlijden zal de berekening van dat ouderdomspensioen worden gebaseerd op de alsdan geldende PGEL en PGBP-NP en het aantal pensioenjaren dat de Deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot uiterlijk de pensioendatum had kunnen bereiken, rekening houdend met
a) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% de in artikel 5, lid 2, bedoelde maximeringen,
b) de veronderstelling dat de in artikel 5, lid 4, bedoelde verhouding betreffende beperkte werktijd zoals die bij overlijden bestaat geen wijziging meer zal ondergaan. Indien ter zake van deze verhouding niet kan worden verwezen naar een uitsluitselgevende overeenkomst, wordt gelet op de gemiddelde verhouding gedurende de laatste 60 maanden van het dienstverband. Indien nog geen 60 maanden zijn volbracht wordt aangenomen dat gedurende de ontbrekende maanden de verhouding heeft gegolden welke bij aanvang van het dienstverband door Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming als het bepaalde in lid 5 toepassing vindt.
5verwachting is uitgesproken. Het Dit wezenpensioen wordt verdubbeld verdubbeld, indien de (gewezen) deelnemer Deelnemer, Gewezen Deelnemer of gepensioneerde Gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner Nabestaande na te laten of indien met ingang van de pensioengerechtigde partner 1ste van de maand waarin zijn Nabestaande overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement
Wezenpensioen. 1. Kinderen hebben na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde Uw kind heeft aanspraak op wezenpensioen. Kinderen ontvangen een wezenpensioen zolang zij jonger zijn dan 18 jaar, dan wel zolang zij studeren of arbeidsongeschikt zijn en jonger zijn dan 27 jaarals u overlijdt. Een kind wordt als studerend aangemerkt, indien zijn voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding. Voor de aanmerking van een kind als invalide wordt de definitie gevolgd uit de Algemene Kinderbijslag Wet (AKW).
2. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het berekende ouderdomspensioen voor de betreffende dienstjaren vastgesteld aan de hand van de (toen) geldende pensioenregeling(en). In geval van overlijden van een deelnemer voor de pensioenrichtdatum bedraagt het wezenpensioen 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Het bereikbare ouderdomspensioen is het pensioen dat de deelnemer heeft recht op de pensioenrichtdatum verkregen zou hebben indien hij tot die datum deelnemer zou zijn geweest.
3. Het wezenpensioen wordt uitbetaald deze uitkering vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde plaatsvond en wordt aan elk van de kinderen uitgekeerd tot u overlijdt. Of vanaf de eerste dag van de maand volgend waarin een kind recht krijgt op wezenpensioen. Er geldt: - Uw kind ontvangt de 18de verjaardag uitkering standaard tot hij 18 wordt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij voor vijf dagdelen of meer onderwijs of een opleiding voor een beroep volgt. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, zolang hij een WIA-uitkering ontvangt en hij volgens de beschikking van het kindUWV ten minste 45% arbeidsongeschikt is. - Uw kind ontvangt de uitkering uiterlijk tot hij 27 wordt, dan wel zolang hij een WAJONG-uitkering ontvangt. We keren het wezenpensioen uit tot de eerste dag het einde van de maand volgend waarin het recht op wezenpensioen vervalt. Als uw kind eerder overlijdt stopt de eerdere overlijdensdatum van uitkering aan het kind. Het ingegane wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd na de eerste dag einde van de maand volgend van overlijden. We berekenen het wezenpensioen als een percentage van de vastgestelde pensioengrondslag voor elk jaar tot uw pensioendatum. Over de pensioengrondslag las u in paragraaf 3.3. 'Pensioengrondslag'. In de 'Kerngegevens van uw pensioenregeling' kunt u zien wat dat percentage is (opbouwpercentage wezenpensioen). En vanaf welke datum we diensttijd meerekenen. Dit doen we, indien van toepassing, ook voor het wezenpensioen op risicobasis. Bij de berekening van het wezenpensioen gaan we ervan uit dat voor u altijd dezelfde pensioengrondslag geldt. Dat komt bijna nooit voor. Daarom leggen we hieronder uit wat er gebeurt als uw pensioengrondslag stijgt of daalt. Als uw pensioengrondslag stijgt, stijgt het wezenpensioen voor een deel. Het wezenpensioen dat u al had blijft hetzelfde. Maar het wezenpensioen dat u verkrijgt vanaf de stijging van uw pensioengrondslag tot aan de pensioendatum, stijgt wel. In feite betekent dit dat u door de jaren heen wezenpensioen verkrijgt over uw gemiddelde pensioengrondslag. Als uw pensioengrondslag om welke reden dan ook daalt, heeft dit geen invloed op de 18de verjaardag pensioenaanspraken die u al had. Voor de toekomst wordt dan wel uitgegaan van de lagere pensioengrondslag. Stel dat u bij uw werkgever € 35.000,00 zou verdienen en de franchise is € 15.000,00 per jaar. Uw pensioengrondslag is dan € 20.000,00. Het percentage voor het verkrijgen van het kind indien het kind invalide of studerend iswezenpensioen is 0.263%. U bent gaan deelnemen aan de pensioenregeling op 28-jarige leeftijd. De uitkering wordt dan uitbetaald tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt, of ophoudt invalide te zijn of ophoudt te studerenpensioendatum is 68 jaar. Het feit van het studeren of invalide zijn moet worden aangetoond en wordt telkens voor een geheel kalenderjaar beoordeeld naar de situatie op de eerste dag van dat kalenderjaar. Bij tijdelijke onderbreking van de studie gedurende meer dan één kalenderkwartaal zal tijdens de onderbreking het wezenpensioen niet worden uitgekeerd.
4aantal jaren tot u met pensioen gaat is 40. Het totale jaarlijkse wezenpensioen is 0,00263 x 40 x € 20.000,00 = € 2.104,00. Stel dat u na tien jaar € 40.000,00 zou gaan verdienen en de franchise blijft € 15.000,00. Uw pensioengrondslag is dan € 25.000,00. We gaan dan voor alle kinderen tezamen bedraagt ten hoogste 50de volgende 30 jaren hiervan uit. Het wezenpensioen is 0,00263 x 10 x € 20.000,00 vermeerderd met 0,00263 x 30 x € 25.000,00. Dit komt uit op € 2.498,50. Dit komt afgerond neer op 20% van het (bereikbare) ouderdomspensioen en ten hoogste 100% als het bepaalde partnerpensioen. Diensttijd bepalen we in lid 5 toepassing vindtdagen nauwkeurig.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een pensioengerechtigde partner na te laten of indien de pensioengerechtigde partner overlijdt.
6. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed, dan wel indien de gezamenlijke huishouding is beëindigd en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling.
7. Geen aanspraak op wezenpensioen wordt verkregen ten behoeve van kinderen, die zijn geboren uit een huwelijk of gemeenschappelijke huishouding met een partner na de beëindiging van het deelnemerschap en ook niet door stief- of pleegkinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap in zijn gezin zijn opgenomen.
8. In voorkomende gevallen zijn de dekkingsbeperkingen zoals vermeld in artikel 4 lid 4 van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing op de wezenpensioenaanspraak van een deelnemer. In dat geval is de wezenpensioenaanspraak van deze deelnemer ten minste gelijk aan de voor de deze deelnemer reeds opgebouwde wezenpensioenaanspraak.
Appears in 1 contract
Samples: Pensioenreglement