Aanpak Voorbeeldclausules

Aanpak. 16. Met dit convenant worden afspraken gemaakt over het verduurzamen van de inzet van mobiele werktuigen, voertuigen en vaartuigen in bouw-, onderhouds- en sloopprojecten. Onder mobiele werktuigen, voertuigen en vaartuigen wordt verstaan: − mobiele werktuigen: werktuigen die in beginsel geen gebruik van de openbare weg maken maar wel mobiel inzetbaar zijn, ze zijn bijvoorbeeld verrijdbaar of draagbaar. Ze zijn gemotori- seerd met een eigen aandrijving en níet hoofdzakelijk bedoeld voor wegtransport van mensen of goederen. Voorbeelden van mobiele werktuigen zijn graafmachines, wielladers, aggregaten, bulldozers, stationair materieel en mobiele kranen. Binnen deze categorie valt ook al het specialistische materieel voor de aanleg en onderhoud van het spoor; − voertuigen: bouwtransport voor het vervoer van goederen, bestaande uit bestelauto’s, kleine vrachtwagens, trekkers en opleggers; − vaartuigen: varend bouwmaterieel dat wordt ingezet bij bouwwerkzaamheden op het water, zowel op binnenwateren als buitengaats, evenals bij werkzaamheden rondom kustlijnzorg en vaargeulonderhoud. Voorbeelden van vaartuigen die vallen binnen de scope van dit convenant zijn kraanschepen, kabelleggers en baggerschepen. Ook vaartuigen ingezet bij bouwwerkzaam- heden voor het offshore-energienet (zoals het leggen van de stroomkabels) vallen hieronder.
Aanpak. In een eerste fase worden alle huurders aangeschreven waarin de nieuwe regelgeving wordt uitgelegd. We maken melding van de gewijzigde eigendomsvoorwaarde, de onderbezettingsvergoeding en het einde van het kooprecht. We zullen proberen huurders die in een onderbezette woning wonen te motiveren om vrijwillig te verhuizen, naar voorbeeld een nieuwbouwappartement. Bij de verhuring van een nieuwbouw zal daarom eerst aan deze huurders de kans gegeven worden om een appartement te huren. Zij zullen hiervan op de hoogte gesteld worden. Indien zij dit wensen kunnen zij ook naar bestaande appartementen in een andere wijk verhuizen. We zullen deze huurders uitnodigen op een info-moment hieromtrent. Eventueel is ook een huisbezoek een mogelijkheid. Het valt af te wachten hoe groot de bereidwilligheid om te verhuizen zal zijn. Indien we vaststellen dat de bereidwilligheid (te) klein is, dan dienen we over te stappen naar tweede fase. In deze fase zullen we 2 ‘gepaste aanbiedingen’ doen. Bij herhaalde weigering zal er dan een onderbezettingsvergoeding aan verbonden worden. Bij dit systeem zullen we dit wijk per wijk doen, te starten met de oudste wijken. We dienen ook rekening te houden met het totaal aantal toewijzingen, zodat de ‘gewone toewijzingen’ ook nog voldoende kunnen doorgaan. Deze werkwijze dient geëvalueerd en bijgestuurd te worden waar nodig. We streven ernaar dit op een menselijke manier te doen, rekening houdend met de leeftijd, de mogelijkheden en de verwachtingen van onze huurders.
Aanpak. Het themaonderzoek richt zich op de ontwikkeling van het aantal (bekostigde en niet-bekostigde) inschrijvingen in het HO in de periode 2013-2017. Het gaat om de inschrijvingen van internationale studenten per 1 oktober in de jaren 2013-2017. Bij het onderzoek maken wij ook onderscheid tussen de niet-Nederlandse EU/EER- studenten en de studenten uit de landen buiten de EU/EER. Het onderzoek kende twee fasen, het bureauonderzoek en het onderzoek bij instellingen. Het bureauonderzoek vond plaats op basis van door DUO geleverde informatie over inschrijvingen in BRON HO en gegevens over de studiefinanciering per ho-instelling. In deze fase hebben wij geïnventariseerd welke instellingen mogelijk meer afhankelijk zijn geworden van instroom van de internationale studenten. Daarbij hebben we rekening gehouden met de soort instelling, de omvang en de geografische ligging van de instelling. Op basis van de uitkomsten van het bureauonderzoek hebben wij instellingen geselecteerd die nader zijn onderzocht. De selectie daarvan heeft plaatsgevonden op basis van het aandeel van de internationale studenten binnen het totaal aantal inschrijvingen per instelling. Daaruit kwamen zes universiteiten en zes hogescholen (hierna: instellingen). Met een aankondigingsbrief van 8 november 2018 zijn de desbetreffende instellingen geïnformeerd over het onderzoek. De instellingen zijn in de periode december 2018- maart 2019 bezocht. Daarbij hebben wij informatie opgevraagd en hebben we gesproken met onder meer de colleges van bestuur van de instellingen. Dat was enerzijds om meer inzicht te verwerven in de aantallen internationale studenten en de effecten daarvan voor het financieel beheer van de instelling. Daarbij hebben we ook gekeken naar de ontwikkeling in 2018 en naar het aandeel van internationale promovendi omdat een deel van de rijksbijdrage wordt uitgekeerd op basis van het aantal promovendi per universiteit. Anderzijds hadden de gesprekken als doel meer te weten te komen over het beleid van de instelling rond de instroom en inschrijving van de internationale studenten. Per instelling hebben wij een factsheet opgesteld met specifieke bevindingen over de betreffende instelling. De factsheets over de individuele instellingen zijn opgenomen in de bijlagen 2 en 3 van dit rapport.
Aanpak. 1. Het in artikel 3 beoogde resultaat wordt door Partijen bereikt door middel van een programmatische uitvoering van deze Green Deal, een programma Aquathermie.
Aanpak. De NZa heeft in 2015 een aantal stakeholderbijeenkomsten georganiseerd waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars met elkaar en met de toezichthouder in gesprek konden over de vraag hoe zij elkaar beter kunnen vinden in het contracteerproces. Doel hiervan was om samen te achterhalen wat de problemen in de dagelijkse praktijk zijn, welke belemmeringen hierbij worden ervaren, welke rol zorgaanbieders en zorgzorgverzekeraars hebben en welke rol veldpartijen van de toezichthouders verwachten. Bij deze gesprekken waren ook medewerkers van ACM aanwezig om te luisteren, toelichting te geven en vragen te beantwoorden. Naast de input van deelnemers bij bijeenkomsten en de signalen die we ontvangen, heeft de NZa ten behoeve van de inventarisatie van contractvormen gesprekken gevoerd met verschillende zorgverzekeraars. De voorbeelden zijn gedeeld door de zorgverzekeraars die we spraken en zijn ook terug te vinden in hun publicaties.
Aanpak. Op basis van de resultaten van haar activiteiten heeft de Werkgroep Nachtarbeid de navolgende punten voorgesteld.
Aanpak. Via ons arbeidsmarktplatform Jeugdzorg werkt! is veel informatie aanwezig om met dit onderwerp aan de slag te gaan. Zo is de arbocatalogus opgenomen in de cao (artikel 4.8) en is er in 2023 een nieuwe arbocatalogus Jeugdzorg verschenen waar agressie één van de onderwerpen. Recent is hier de ‘Complete agressie-aanpak’ aan toegevoegd. Deze integrale aanpak is ontwikkeld met professionals werkzaam in de jeugdzorg en getoetst bij een aantal organisaties. De Complete agressie-aanpak is een doelgerichte aanpak voor jeugdzorgorganisaties die te maken hebben met agressie tegen medewerkers. Deze aanpak vormt een compleet en samenhangend geheel. Via vier pijlers wordt beleid gemaakt.
Aanpak. Op basis van de bestuurlijke afspraken (stuurgroep d.d. 18-01-2022) wordt de (plan)uitwerkingsfase uitgevoerd in twee deelfasen. De activiteiten in deze deelfasen zijn hieronder aangegeven. In de eerste deelfase:
Aanpak. Daar waar het mogelijk is gezinnen te ondersteunen binnen het vrijwillig kader, bieden we hen die ruimte. Onze lokale teams7 en professionals ondersteunen en oefenen, zo nodig, drang uit. Daar waar er sprake is van niet kunnen, niet willen in combinatie met onveiligheid, wordt de gecertificeerde instelling ingezet. Aanbieders kunnen gebruik maken van de vrij toegankelijke hulp. Voor hulpverlening die niet vrij toegankelijk is kan Veilig Thuis gebruik maken van de wijkteams of de beschermingstafel. Inzet van het MDCK kan door aanbieders volgen uit het screenings- of triageoverleg. Dit is vrij toegankelijk en er is geen afstemming met gemeente nodig. Als er in het MDCK besloten wordt tot inzet van niet vrij toegankelijke hulp is afstemming met de beschermingstafel en/of wijkteams noodzakelijk. Uitwerking volgt in werkproces.
Aanpak. De Commissie heeft zich geconcentreerd op onderzoek naar de concrete inhoudelijke problematiek van één knooppunt. Gekozen is voor Groot-Haaglanden omdat daar de wegbeheerders reeds de eerste stappen hebben gezet om tot een gezamenlijke analyse van de mobiliteitsproblematiek te komen. Hiermee is een gunstige conditie gecreëerd voor de realisatie van een verdergaand samenwerkingsverband van wegbeheerders. Voor het uitvoeren van de taakopdracht koos de Commissie voor een tweesporen aanpak, waarbij een publiek team en een privaat team onafhankelijk van elkaar de opdrachten uitwerken, en de resultaten met elkaar confronteren (zie voor de samenstel- ling van de werkgroepen bijlage 4). De wegbeheerders en het stadsgewest Haaglanden, de hulpdiensten, de gebruikers en het bedrijfsleven, als werkgever en als leverancier van producten en diensten, zijn intensief bij de werkzaamheden betrokken. Allereerst zijn de aard en de omvang van de mobiliteitsproblematiek en de ontwikkeling daarvan tot 2010 geanalyseerd. Daarna zijn oplossingsrichtingen bepaald. Resultaten van dit soort onderzoek helpen bij het beheersen van de problematiek rond de A4. Groot-Haaglanden dient daarmee als voorbeeld voor andere knooppunten, waar lokaal, regionaal en doorgaand verkeer samenkomt, zoals Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en het knooppunt Arnhem-Nijmegen. Een waarschuwing is daarbij op zijn plaats: iedere regio kent zijn eigen problemen. Deze moeten worden aangepakt op basis van een grondige analyse van de situatie ter plaatse. In navolging van de Commissie Xxxxxxxx constateert de Commissie Mobiliteitsmarkt A4 dat de mobiliteitsproblematiek zich voordoet door de grote vraag in de spitsperioden, maar tevens wordt veroorzaakt door onvoldoende infrastructuurcapaciteit op het hoofd- wegennet en het onderliggend wegennet om deze pieken op te vangen. De genoemde piek en ontbrekende schakels in de A4 zijn daar een voorbeeld van. De Commissie heeft in haar benadering evenwel nadrukkelijk gekeken naar de vraagkant, om tot een beter evenwicht te komen tussen vraag en aanbod: de mobiliteitsmarkt. Overigens heeft de Commissie op basis van eigen expertise enige aanbevelingen gedaan ten aanzien van de mogelijke aanpak van de capaciteitsknelpunten in de A4 (zie hoofd- stuk 4).