Aanpak. Met dit convenant worden afspraken gemaakt over het verduurzamen van de inzet van mobiele werktuigen, voertuigen en vaartuigen in bouw-, onderhouds- en sloopprojecten. Onder mobiele werktuigen, voertuigen en vaartuigen wordt verstaan: − mobiele werktuigen: werktuigen die in beginsel geen gebruik van de openbare weg maken maar wel mobiel inzetbaar zijn, ze zijn bijvoorbeeld verrijdbaar of draagbaar. Ze zijn gemotori- seerd met een eigen aandrijving en níet hoofdzakelijk bedoeld voor wegtransport van mensen of goederen. Voorbeelden van mobiele werktuigen zijn graafmachines, wielladers, aggregaten, bulldozers, stationair materieel en mobiele kranen. Binnen deze categorie valt ook al het specialistische materieel voor de aanleg en onderhoud van het spoor; − voertuigen: bouwtransport voor het vervoer van goederen, bestaande uit bestelauto’s, kleine vrachtwagens, trekkers en opleggers; − vaartuigen: varend bouwmaterieel dat wordt ingezet bij bouwwerkzaamheden op het water, zowel op binnenwateren als buitengaats, evenals bij werkzaamheden rondom kustlijnzorg en vaargeulonderhoud. Voorbeelden van vaartuigen die vallen binnen de scope van dit convenant zijn kraanschepen, kabelleggers en baggerschepen. Ook vaartuigen ingezet bij bouwwerkzaam- heden voor het offshore-energienet (zoals het leggen van de stroomkabels) vallen hieronder.
Aanpak. De NZa heeft in 2015 een aantal stakeholderbijeenkomsten georganiseerd waarin zorgaanbieders en zorgverzekeraars met elkaar en met de toezichthouder in gesprek konden over de vraag hoe zij elkaar beter kunnen vinden in het contracteerproces. Doel hiervan was om samen te achterhalen wat de problemen in de dagelijkse praktijk zijn, welke belemmeringen hierbij worden ervaren, welke rol zorgaanbieders en zorgzorgverzekeraars hebben en welke rol veldpartijen van de toezichthouders verwachten. Bij deze gesprekken waren ook medewerkers van ACM aanwezig om te luisteren, toelichting te geven en vragen te beantwoorden. Naast de input van deelnemers bij bijeenkomsten en de signalen die we ontvangen, heeft de NZa ten behoeve van de inventarisatie van contractvormen gesprekken gevoerd met verschillende zorgverzekeraars. De voorbeelden zijn gedeeld door de zorgverzekeraars die we spraken en zijn ook terug te vinden in hun publicaties.
Aanpak. Met een programmatische aanpak op basis van integraliteit en gelijkwaardigheid werken publieke en private partners samen de programmalijnen en doelen verder uit. Elke opgave heeft daarbij een specifieke aanpak. De kracht van triple-helix samenwerking verenigd in Twente Board en grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland staan centraal in de aanpak. Per opgave zet de Regio in op twee programmalijnen.
Aanpak. 1. Het in artikel 3 beoogde resultaat wordt door Partijen bereikt door middel van een programmatische uitvoering van deze Green Deal, een programma Aquathermie.
2. De inzet van Partijen is gericht op de uitvoering van een programma Aquathermie met vier werksporen: - communicatie en informatie delen: informatie over de waarde van aquathermie als warmtebron en koudebron met alle kansen, risico’s en afhankelijkheden, voortbordurend op de onderzoeken en inventarisaties die er al liggen. Deze informatie kan worden gebruikt door waterbeheerders bij de vergunningenprocedure (waterkwaliteit, waterveiligheid), door overheden in Regionale Energie Strategieën en door gemeenten bij het opstellen van de transitievisie warmte; - leren uit de praktijk: een overzicht van de lessons learned uit de lopende aquathermie projecten (voltooide, in de planfase en proeftuinen Aardgasvrije wijken), alsmede van ervaringen in het buitenland. In dit werkspoor wordt ook een netwerk georganiseerd van Partijen en Partners die een rol hebben in de keten van het breder toepassen van aquathermie. Het netwerk deelt vragen, kennis en ervaringen; - onderzoek: een gezamenlijke kennis- en innovatieagenda voor aquathermie waarin de vervolgstappen in beeld gebracht zijn, die nodig zijn om brede, grootschalige toepassing van aquathermie mogelijk te maken. De financiering van de uitvoering van deze kennis- en innovatieagenda maakt geen deel uit van de Green Deal maar Partijen gaan in overleg met Partners op zoek naar de financiering(smogelijkheden) hiervoor; - governance en financiering: specifieke vraagstukken liggen er bij het vervullen van de verschillende rollen van Partijen en Partners bij de toepassing van aquathermie en de financieringsconstructies die benodigd zijn om een aquathermieproject van pril idee tot en met de beheerfase te (kunnen) realiseren. In dit werkspoor worden deze onderwerpen opgepakt en oplossingen aangereikt.
3. Het programma Aquathermie sluit aan op de in artikel 2 genoemde onderdelen. Hiervoor wordt een programmaplan opgesteld, dat jaarlijks wordt uitgewerkt in een jaarplan. Het programmaplan op hoofdlijnen is opgenomen in bijlage I, dat integraal onderdeel uitmaakt van deze Green Deal.
4. Bij het programma Aquathermie worden door Partijen ook anderen, zoals Partners en andere stakeholders betrokken.
5. De organisatorische spil voor Partijen voor de uitvoering van deze Green Deal en het programma Aquathermie is het programmabureau Aquathermie (artikel 10 UvW).
Aanpak. In een eerste fase worden alle huurders aangeschreven waarin de nieuwe regelgeving wordt uitgelegd. We maken melding van de gewijzigde eigendomsvoorwaarde, de onderbezettingsvergoeding en het einde van het kooprecht. We zullen proberen huurders die in een onderbezette woning wonen te motiveren om vrijwillig te verhuizen, naar voorbeeld een nieuwbouwappartement. Bij de verhuring van een nieuwbouw zal daarom eerst aan deze huurders de kans gegeven worden om een appartement te huren. Zij zullen hiervan op de hoogte gesteld worden. Indien zij dit wensen kunnen zij ook naar bestaande appartementen in een andere wijk verhuizen. We zullen deze huurders uitnodigen op een info-moment hieromtrent. Eventueel is ook een huisbezoek een mogelijkheid. Het valt af te wachten hoe groot de bereidwilligheid om te verhuizen zal zijn. Indien we vaststellen dat de bereidwilligheid (te) klein is, dan dienen we over te stappen naar tweede fase. In deze fase zullen we 2 ‘gepaste aanbiedingen’ doen. Bij herhaalde weigering zal er dan een onderbezettingsvergoeding aan verbonden worden. Bij dit systeem zullen we dit wijk per wijk doen, te starten met de oudste wijken. We dienen ook rekening te houden met het totaal aantal toewijzingen, zodat de ‘gewone toewijzingen’ ook nog voldoende kunnen doorgaan. Deze werkwijze dient geëvalueerd en bijgestuurd te worden waar nodig. We streven ernaar dit op een menselijke manier te doen, rekening houdend met de leeftijd, de mogelijkheden en de verwachtingen van onze huurders.
Aanpak. De festivalorganisaties zullen afzonderlijk en tezamen actie ondernemen om een hoger niveau van circulariteit te bewerkstelligen. In het kader van deze Green Deal blijven zij projecten en pilots ontwikkelen en hanteren zij een drietrapsaanpak: - Fase 1 (2019-2020): Deze fase bestaat uit het inventariseren van de mate van circulariteit die de festivals hebben en het niveau dat zij nastreven voor de verschillende thema’s. De eerste versie van het model voor een circulair festival (hoe zou een circulair festival er in 2025 uitzien op basis van onze huidige kennis?) wordt gebaseerd op deze inventarisatie. - Ten tweede zullen de deelnemers aan de Green Deal - in samenwerking met relevante stakeholders - binnen zes maanden na ondertekening van de Green Deal - een eerste versie van het monitoringsinstrument ontwikkelen en een nulmeting uitvoeren voor elk festival. Dit monitoringsinstrument wordt tevens gebruikt om de voortgang te monitoren en wordt verder ontwikkeld tijdens de looptijd van de Green Deal. - Na de nulmeting in 2020, wordt de voortgang op de themacomponenten gemeten in 2023 (tussentijdse resultaten) en 2025 (eindresultaten). - Fase 2 (2021): In deze fase zullen de festivalorganisaties hun eigen roadmaps opstellen, gebaseerd op het model voor circulaire festivals, inclusief een verkenning van de benodigde innovaties per thema om hogerop de R-ladder terecht te komen en om het gedrag te beïnvloeden indien nodig. - Fase 3 (2021-2025): In deze fase worden de individuele roadmaps geïmplementeerd en waar nodig aangepast. Door middel van pilots en innovaties wordt het model voor een circulair festival verder ontwikkeld. - Innovaties, het delen van goede praktijken en kennis, en het identificeren van belemmeringen die circulariteit in de weg staan, zullen ervoor zorgen dat festivals voor diverse thema’s hoger op de R-ladder komen te staan. Aan het einde van de Green Deal in 2025 zijn de individuele roadmaps geïmplementeerd; is er een instrument ontwikkeld om de circulariteit van festivals te monitoren; hebben interventies gericht op gedragsverandering en communicatie de bezoekers geïnspireerd tot meer circulaire praktijken; en is er een robuust en reproduceerbaar model voor circulaire festivals ontwikkeld met circulaire componenten die zo hoog mogelijk op de R-ladder staan.
Aanpak. Er wordt gewerkt met drie programmalijnen. Vanuit deze programmalijnen werken partijen integraal aan de doelen, waarbij de Regio projecten initieert en ontwikkelt, die nodig zijn om uitvoering te geven aan dit convenant. Hierbij worden stakeholders betrokken en wordt tevens de samenwerking binnen de Regio gestimuleerd. Noord-Holland Noord zet vol in op duurzame samenwerkingen en bouwt aan een stevig netwerk. Waar nodig worden hiaten in de huidige samenwerking geïdentificeerd, evenals de specifieke behoeften per sector. Activiteiten om hiaten te overbruggen en samenwerkingen te verstevigen, maken onderdeel uit van de programmalijnen. Om strategische samenwerking te versterken, wordt een verkenning uitgevoerd naar de meest geschikte netwerkorganisatie voor de Regio. Hierbij wordt gekeken naar verschillende vormen van netwerkorganisaties om te bepalen welke het beste aansluit bij de behoeften en context van Noord-Holland Noord. De focus ligt op het opbouwen van een duurzaam netwerk dat intensieve samenwerking tussen overheden, ondernemers, onderwijs, maatschappelijke partners en direct betrokkenen mogelijk maakt.
Aanpak. Het themaonderzoek richt zich op de ontwikkeling van het aantal (bekostigde en niet-bekostigde) inschrijvingen in het HO in de periode 2013-2017. Het gaat om de inschrijvingen van internationale studenten per 1 oktober in de jaren 2013-2017. Bij het onderzoek maken wij ook onderscheid tussen de niet-Nederlandse EU/EER- studenten en de studenten uit de landen buiten de EU/EER. Het onderzoek kende twee fasen, het bureauonderzoek en het onderzoek bij instellingen. Het bureauonderzoek vond plaats op basis van door DUO geleverde informatie over inschrijvingen in BRON HO en gegevens over de studiefinanciering per ho-instelling. In deze fase hebben wij geïnventariseerd welke instellingen mogelijk meer afhankelijk zijn geworden van instroom van de internationale studenten. Daarbij hebben we rekening gehouden met de soort instelling, de omvang en de geografische ligging van de instelling. Op basis van de uitkomsten van het bureauonderzoek hebben wij instellingen geselecteerd die nader zijn onderzocht. De selectie daarvan heeft plaatsgevonden op basis van het aandeel van de internationale studenten binnen het totaal aantal inschrijvingen per instelling. Daaruit kwamen zes universiteiten en zes hogescholen (hierna: instellingen). Met een aankondigingsbrief van 8 november 2018 zijn de desbetreffende instellingen geïnformeerd over het onderzoek. De instellingen zijn in de periode december 2018- maart 2019 bezocht. Daarbij hebben wij informatie opgevraagd en hebben we gesproken met onder meer de colleges van bestuur van de instellingen. Dat was enerzijds om meer inzicht te verwerven in de aantallen internationale studenten en de effecten daarvan voor het financieel beheer van de instelling. Daarbij hebben we ook gekeken naar de ontwikkeling in 2018 en naar het aandeel van internationale promovendi omdat een deel van de rijksbijdrage wordt uitgekeerd op basis van het aantal promovendi per universiteit. Anderzijds hadden de gesprekken als doel meer te weten te komen over het beleid van de instelling rond de instroom en inschrijving van de internationale studenten. Per instelling hebben wij een factsheet opgesteld met specifieke bevindingen over de betreffende instelling. De factsheets over de individuele instellingen zijn opgenomen in de bijlagen 2 en 3 van dit rapport.
Aanpak. Net als bij de eerste Saba Package wordt de 'ruggengraat' van Saba Package 2.0 gevormd door een resultaatgerichte, op gedeelde verantwoordelijkheid en daadkracht 1 kamerbrief-over-hoofdlijnen-beleid-koninkrijksrelaties.pdf (xxxxxxxx.xx) gebaseerde aanpak waarbij de praktische samenwerking tussen sleutelfiguren in beide besturen een belangrijke rol speelt. Partijen komen overeen dat ze de constructieve, transparante en resultaatgerichte aanpak van de vorige jaren voortzetten en zorgen dat alle betrokken zich zo goed mogelijk kwijten van hun taak. Wat betreft de ambities komen Partijen overeen dat als meerdere ministeries betrokken zijn bij een bepaald onderwerp (en het dus een interdepartementaal onderwerp betreft), dat onderwerp extra aandacht krijgt van BZK in zijn rol als coördinerende partij voor en tussen de ministeries van Europees Nederland enerzijds en voor en tussen de eilanden in Caribisch Nederland anderzijds. Er is regelmatig contact tussen betrokken partijen, waaronder het Bestuurscollege en BZK, aangaande de voortgang, uitdagingen, knelpunten en mogelijke oplossingen. Het Bestuurscollege en BZK stellen een financiële sectie met maatregelen (uitvoeringsagenda) op, evenals een jaarlijks voortgangsrapport in combinatie met de uitvoeringsagenda (financieel en praktisch overzicht) voor het daaropvolgende jaar. Deze documenten vormen een inherent onderdeel van Saba Package 2.0 en bevatten een uitwerking van de financiën, planning en verantwoordelijkheden. In deze Tweede Saba Package committeren het Bestuurscollege en de betrokken ministeries zich ook aan het oplossen van problemen die vanwege hun complexe aard nog niet zijn opgelost. Methoden die gebruikt worden om een doorbraak te forceren zijn: • Coördinatie: BZK faciliteert uit hoofde van zijn coördinerende rol het overleg tussen de diverse partijen en stuurt aan op praktische oplossingen die het belang van de eilandbewoners zo goed mogelijk dienen; • Escalatie: opschalen binnen het verantwoordelijke ministerie, opschalen tot aan de stuurgroep CN en zo nodig hoger (bewindspersonenoverleg); • Pilots: samen dingen uitproberen (de exacte uitvoering is afhankelijk van het ministerie in kwestie); • Interdepartementale taskforce: voor systemische tekortkomingen waarvoor meerdere ministeries verantwoordelijk zijn.
Aanpak. Om de kwetsbaarheid van inwoners, economie en leefomgeving in de regio te verminderen, de veerkracht te vergroten, en daarmee de brede welvaart (niet alleen hier en nu, maar ook elders in Nederland als geheel en later voor toekomstige generaties) te verbeteren, hanteren we een integrale aanpak, waarbij binnen één project vaak meerdere programmalijnen samenkomen. Zo’n initiatief wordt weliswaar aan één programmalijn toegewezen, maar draagt ook bij aan de doelen van andere programmalijnen. Bovendien wordt bij de aanpak per programmalijn zoveel mogelijk ingezet op een combinatie van experimenten en implementatie van concrete maatregelen enerzijds én kennisontwikkeling en - verspreiding en human capital opbouw anderzijds om succesvolle voorbeelden op te schalen en structureel te borgen.