FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. 1. OORDELEN VORMEN (niveau 3)
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. Competenties die in de uitoefening van deze specifieke functie belangrijk zijn.
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. LUISTEREN (niveau 3) Zich bereid tonen en in staat zijn om (non)-verbale boodschappen van anderen op te nemen en te begrijpen.
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. Verbindend leidinggeven Plannen en organiseren Schriftelijk communiceren Mondeling communiceren Adviseren
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. Resultaatgericht werken Kwaliteitsvol werken Probleemoplossend werken
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. 1. ZICH KUNNEN INLEVEN (niveau 2)
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. Verbindend leidinggeven Initiatief Adviseren
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. STRESSBESTENDIG ZIJN (niveau 2)
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. Competenties die in de uitoefening van deze specifieke functie belangrijk zijn. • Bepaalt duidelijke doelstellingen. • Coördineert. • Stimuleert en motiveert. • Bevordert een productieve en aangename werkomgeving. • Draagt de visie en missie van de organisatie uit en stimuleert anderen dit ook te doen. • Geeft ruimte en verantwoordelijkheid aan medewerkers voor het ontplooien van initiatieven. • Heeft oog voor en anticipeert op relevante ontwikkelingen in de organisatie en vertaalt deze in het strategisch beleid. • Creëert verbondenheid in de organisatie door plannen en doelen te stellen en hier consequent naartoe te werken.
FUNCTIESPECIFIEKE COMPETENTIES. 1. LUISTEREN (niveau 3)
2. ZICH KUNNEN INLEVEN (niveau 3)