Levensfasebeleid. In de CAO zijn verschillende bepalingen opgenomen voor oudere werkne- mers, bijvoorbeeld met betrekking tot de ploegendienst en (extra) ATV en vakantiedagen. Met het oog op de noodzaak om ouderen langer aan het werk te houden in combinatie met wezenlijke verbetering van de arbeidsom- standigheden binnen bedrijven en toenemende juridische belemmeringen om een onderscheid op leeftijd te handhaven hebben partijen afgesproken een werkgroep in te stellen die de uitwerking van een geïntegreerd levensfa- sebeleid ter hand neemt, waarbij een budgetneutraal proces in principe uit- gangspunt is en waarbij collectief geldende ontziemaatregelen voor oudere werknemers omgezet worden in bijvoorbeeld keuzebudgetten voor alle werknemers. De kosten van een persoonsgebonden budget kunnen worden gefinancierd door het bevriezen c.q. versoberen van ontziemaatregelen en de inzet van bestaande budgetten voor scholing, EVC en employability. De bestedingsdoelen vanuit het persoonsgebonden budget zijn beperkt en 1:1 gerelateerd aan herstel, ontwikkeling of zorg. Het persoonsgebonden budget moet een incentive bevatten om het geld ook daadwerkelijk aan een van deze doelen te besteden.
Levensfasebeleid a. De medewerker kan 5 jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd besluiten om 80% van zijn individuele arbeidsduur te gaan werken (1 dag of dienst per week minder) tegen een beloning van 90% van het bruto maandsalaris.
b. De pensioenopbouw vindt plaats over 90% van het maandinkomen.
c. Medewerkers die werkzaam zijn in deeltijd en minimaal 30 uur per week werken kunnen ook gebruik maken van de regeling. Voor een medewerker werkzaam in deeltijd die minimaal 30 uur per week werkt, geldt dat de arbeidsduur in deeltijd met 20% wordt verminderd. De beloning is gebaseerd op 90% van het naar rato aangepaste lagere maandsalaris.
d. Als een verzoek van een medewerker (werkzaam in voltijd of deeltijd) wordt afgewezen door werkgever, dan dient dit schriftelijk, onderbouwd en gemotiveerd plaats te vinden.
Levensfasebeleid a) Leeftijdsverlof.
b) Dienstjarenverlof. De werknemer die in enig jaar een aantal dienstjaren bereikt van 10, 15, 20 of 25 jaar heeft boven het in het lid 2 genoemde aantal vakantiedagen aanspraak op extra bovenwettelijke vakantiedagen. De regeling is als volgt : ❑ 10 dienstjaren : + 1 dag ❑ 15 dienstjaren : + 2 dagen ❑ 20 dienstjaren : + 3 dagen ❑ 25 dienstjaren : + 4 dagen
c) De werking van de regeling onder lid 6 a) en 6 b) genoemd wordt niet samengeteld. Van toepassing is steeds de voor de werknemer meest gunstige regeling. Overgangsbepaling: Voor werknemers die op grond van vroegere regelingen een hoger aantal vakantiedagen hebben, geldt dat dit aantal vakantiedagen op het niveau per 31 december 1983 bevroren blijft totdat de toekomstige ontwikkelingen leiden tot aanpassing van hun recht op vakantiedagen.
Levensfasebeleid. 1. Werknemer is gerechtigd om op basis van een volledig dienstverband maximaal 80 uur per jaar bovenwettelijk verlof te sparen ten behoeve van een vooraf vastgesteld doel. Indien werknemer spaart voor:
Levensfasebeleid. 1. Werknemer is gerechtigd om op basis van een volledig dienstverband maximaal 120 uur per jaar (tot 1 januari 2024: maximaal 80 uur per jaar) bovenwettelijk verlof te sparen. Werknemer kan dit gespaarde verlof op een later moment in overleg met werkgever opnemen. Werknemer bespreekt met de leidinggevende hoeveel uur hij wil sparen en wanneer hij deze wil opnemen, zodat de leidinggevende hier tijdig op kan anticiperen. Indien werknemer spaart voor: ⚫ geleidelijke afbouw tot of eerder stoppen met werken voorafgaand aan zijn pensioen, kan hij op basis van een volledig dienstverband in totaal maximaal 2000 uren (tot 1 januari 2024: maximaal 1200 uren) verlof sparen; ⚫ overige doelen, kan hij op basis van een volledig dienstverband in totaal maximaal 1000 uren (tot 1 januari 2024: maximaal 480 uren) verlof sparen. Werknemer kan voor beide doelen gecombineerd sparen zolang het maximaal aantal uren per jaar en per doel niet wordt overschreden. Er geldt geen vervaltermijn voor gespaarde uren. Er vindt geen tussentijdse uitbetaling plaats van gespaarde uren.
2. Vanaf 1 januari 2024 kan werknemer naast het bovenwettelijk verlof ook ADV sparen. Werknemer met een cao-contract die geen ADV heeft, kan vanaf 1 januari 2024 naast het bovenwettelijk verlof overwerkuren sparen.
3. Werknemer dient opname van dit verlof af te stemmen met zijn leidinggevende. Deze kan opname alleen weigeren indien er sprake is van een zwaarwegend belang zoals bedoeld in de Wet flexibel werken. In geval van weigering kan werknemer hiertegen bezwaar maken conform de bezwaarprocedure bij werkgever. Opname van het verlof heeft geen gevolgen voor de pensioenopbouw.
4. Indien werknemer verlof spaart ten behoeve van geleidelijke afbouw tot of eerder stoppen met werken voorafgaand aan zijn pensioen kan hij hiermee maximaal 15 jaar voorafgaand aan zijn pensioenrichtdatum conform het pensioenreglement aanvangen. Per 1 januari 2024 kunnen werknemers van 50 jaar en ouder starten met sparen voor dit doel. Voor werknemers geboren voor 1 november 1961 geldt de Aanvullende Vitaliteitsregeling zoals opgenomen in bijlage B. Indien werknemer hieraan deelneemt, kan hij niet tevens verlof sparen op grond van dit artikel.
5. In geval van gebeurtenissen die de werknemer overkomt en die noodzaken tot bijvoorbeeld mantelzorg, extra zorgverlof of palliatief verlof, en waarin de WAZO onvoldoende toereikend is voor werknemer, kan werknemer in aanmerking komen voor een aanvulling op het wettelijk zorgverlof waarbij de ko...
Levensfasebeleid. De werkgroep Levensfasebeleid zal opnieuw worden geactiveerd. De werkgroep zal zich in eerste instantie richten op de scope en de timing van een door hun te formuleren voorstel (plan van aanpak).
Levensfasebeleid. In veel rechtspositieregelingen is opgenomen dat oudere werknemers extra vakantiedagen krijgen. Deze dagen noemt men ‘vergrijzingsdagen’ of ‘leeftijdsdagen’. Indien u wilt weten of u recht heeft op één of meerdere vergrijzingsdagen dient u de rechtspositieregeling die op u van toepassing is te raadplegen. De vergrijzingsdagen of 55+-regelingen staan behoorlijk onder druk, omdat de Commissie Gelijke Behandeling heeft geoordeeld dat dergelijke regelingen in strijd zijn met het verbod op leeftijdsdiscriminatie. De FBZ maakt zich er sterk voor dat er een goed alternatief komt als deze regelingen worden afgeschaft. Niet alleen voor de oudere werknemers, maar voor werknemers in alle levensfasen.
Levensfasebeleid. Bij eventuele functioneringsproblemen van medewerkers van 50 jaar of ouder zal een gesprek plaatsvinden tussen de betrokken medewerker, chef en P&O om actief te zoeken naar een individuele oplossing (maatwerk). In overleg met de Ondernemingsraad zal zorgvuldig gekeken worden naar mogelijke dagdienstfuncties voor medewerkers van 58 jaar en ouder werkzaam in ploegendienst die in aanmerking willen komen voor overplaatsing naar een dagdienstfunctie. Specifiek zal aandacht worden geschonken aan het anders organiseren van de 5-ploegendienst activiteiten o.a. door de invoering van een 2-ploegendienst op vrijwillige basis. ▪ Arbeidsvoorwaarden De medewerker van 58 jaar en ouder en werkzaam in 5-ploegendienst kan op zijn verzoek in aanmerking komen voor overplaatsing naar een 2-ploegendienst-functie. Indien het verzoek wordt toegekend komt de medewerker ten aanzien van de honorering in aanmerking voor de bepaling van CAO-artikel 13 lid 2.5.1 waarbij enkel en alleen de termijn zoals opgenomen in de eerste kolom van toepassing is. In aansluiting op deze termijn is het bepaalde in artikel 13 lid 2.5.3 van toepassing met dien verstande dat het procentuele gedeelte van het toeslagpercentage nooit minder dan 80 zal zijn. De pensioenopbouw voor de medewerker die op grond van dit artikel in de 2-ploegendienst wordt geplaatst zal gebaseerd blijven op de pensioengrondslag die van toepassing zou zijn geweest wanneer de medewerker nog in 5-ploegendienst werkzaam was. Een verzoek van de medewerker om het arbeidspatroon te verkorten naar 32 uur zal worden gehonoreerd tenzij zwaarwegende bedrijfsomstandigheden zich daartegen verzetten. ▪ Duurzame inzetbaarheid In vervolg op de studieafspraak in het CAO overleg 2011-2012 hebben partijen afspraken gemaakt om de komende jaren gefaseerd initiatieven te ontwikkelen. Die initiatieven moeten stimuleren dat medewerkers zich gedurende de gehele loopbaan blijven ontwikkelen om inzetbaar te blijven waarbij de werkgever zich daarbij maximaal inspant om dit te faciliteren en mogelijk te maken. In de tweede helft van 2012 zal een communicatietraject worden opgestart. In 2013 zal een programma worden uitgerold waarbij op meerdere momenten in het jaar activiteiten gericht op duurzame inzetbaarheid plaatsvinden. Het doel van deze campagne is om de betrokkenheid bij alle medewerkers te creëren ten aanzien van het belang van employability. Deze campagne zal gericht zijn op mobiliteit / inzetbaarheid / jobrotation e.d. en tevens op het belang van vi...
Levensfasebeleid a. De werknemer kan, met inachtneming van het bepaalde in sub c, 4 jaar voorafgaand aan de pensioengerechtigde leeftijd (thans 65 jaar) besluiten om 80% van zijn individuele arbeidsduur te gaan werken (1 dag of dienst per week minder) tegen een beloning van 85% van het bruto salaris.
b. De pensioenopbouw vindt plaats over het werkelijke salaris (85% van het salaris, vermeerderd met de eventuele toeslagen waarover pensioenpremie wordt geheven).
c. Deze regeling gaat in op 1 juli 2011.
Levensfasebeleid. Partijen hebben gezamenlijk geconcludeerd dat verdere studie op dit gebied momenteel geen gevolg zal krijgen.