Sleutelfuncties. 1. Het fonds stelt de volgende sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Hierbij kan het fonds onderscheid maken tussen de houder en de vervuller(s) van een sleutelfunctie. De invulling van de sleutelfuncties, de taken en verantwoordelijkheden behorende bij de afzonderlijke functies, de escalatielijnen en de wijze waarop de rapportages plaatsvinden, worden vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
2. Sleutelfunctiehouders verrichten hun taken op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier. Zij zijn geschikt voor hun functie en hun betrouwbaarheid staat buiten twijfel. De sleutelfunctiehouder wordt uit zijn taak ontheven als de sleutelfunctiehouder niet meer voldoet aan de geschiktheids- en betrouwbaarheidseisen.
3. De sleutelfunctiehouder wordt niet uit zijn functie ontheven vanwege de behoorlijke uitoefening van de sleutelfunctie.
Sleutelfuncties. 1. Voor functies op Work Level I, II en III, kritische beleidsfuncties en kritische operationele functies (de zogenaamde sleutelfuncties) geldt een vooraf vastgesteld opvolgingsbeleid, waarbij per sleutelfunctie een potentiële opvolger is aangewezen. Dit opvolgingsbeleid wordt jaarlijks vastgesteld en zo nodig herzien door de directeur Human Resources.
2. Als bij een vacature voor een sleutelfunctie de beoogde interne opvolger niet wordt benoemd, kan de directeur Human Resources er voor kiezen de vacature op een andere wijze (intern of extern) in te vullen.
Sleutelfuncties. Het is van belang dat de sleutelfuncties (directeuren, afdelingshoofden) te allen tijde zijn ingevuld en in geval van wisselingen zo spoedig mogelijk worden ingevuld door professionele en gekwalificeerde mensen. Hiertoe worden onderstaande afspraken gemaakt: - De ES, met besluitvorming door of namens het BC, zorgt dat onderstaande functies te allen tijde duurzaam zijn ingevuld: - Directeur directie Bedrijfsvoering en Ondersteuning. - Directeur directie Ruimte en Ontwikkeling - Directeur directie Samenleving en Zorg. - Directeur Handhaving en Toezicht. - Hoofd van de dienst LVV. - Hoofd van de afdeling Juridische en Algemene Zaken. - Hoofd van de afdeling Financiën. - Hoofd van de afdeling Personeelszaken. - Het OLB maakt een overzicht van de sleutelfuncties en een planning om deze functies structureel in te vullen. Het gaat om een strategisch kader op managementniveau. Dit resulteert in ingevulde sleutelfuncties per mei 2019. Indien nodig, draagt het Rijk (het ministerie van BZK coördineert) interim kandidaten aan om de posities tijdelijk in te vullen. Als sleutelfuncties opnieuw vrijkomen, zorgt het BC dat de functies binnen drie maanden zijn ingevuld. - Het BC start in mei 2019 met het ontwikkelen van een methodiek voor werving en selectie. Deze methodiek stelt het BC in staat om tijdig te starten met de werving en selectie van personeel en goede keuzes te maken bij het invullen van functies. - De functie van directeuren en afdelingshoofden worden ingevuld door professionals met de relevante opleiding en werkervaring. Hiertoe worden gedegen functieprofielen opgesteld en benut, en zorgvuldige en gedocumenteerde sollicitatieprocedures gehanteerd. - De ES, de directeur XX en een nader te bepalen directeur van het OLB vormen samen een Management-benoemingscommissie (hierna te noemen: MBC). Deze MBC wordt na ondertekening van dit Bestuursakkoord geïnstalleerd. De MBC stelt functieprofielen vast, kijkt vooraf mee bij voorgenomen benoemingen en adviseert hierover via de ES aan het BC. De samenstelling van de MBC is afhankelijk van de voordracht en voorgenomen benoeming. Indien het gaat om invulling van een directeursfunctie, zal de MBC bestaan uit de ES, de directeur B&O (indien het niet die functie betreft) en een directeur van een niet betrokken directie. Indien het gaat om invulling van een afdelingshoofdfunctie zal de MBC bestaan uit de ES, de directeur B&O en de directeur waaronder het afdelingshoofd valt - Personeelsbesluiten en overeenkomsten van opdrach...
Sleutelfuncties. Het Bestuur richt drie Sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, een actuariële functie en een interne auditfunctie. De certificerend actuaris mag de actuariële sleutelfunctie uitoefenen. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden vastgelegd in een door het Bestuur vast te stellen reglement. De sleutelfunctiehouders maken onderdeel uit van de Fondsorganisatie ook als zij geen lid van het Bestuur zijn.
Sleutelfuncties. Het Fonds beschikt over sleutelfuncties, zijnde een Risicobeheerfunctie, een Interne Auditfunctie en een Actuariële functie als bedoeld in artikel 143a van de Pensioenwet en stelt de houders van deze sleutelfuncties in staat deze functies op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier te vervullen. De houders van de sleutelfuncties rapporteren materiële bevindingen en aanbevelingen op het gebied dat onder hun verantwoordelijkheid valt schriftelijk aan het Bestuur van het Fonds. Indien het Bestuur hiervoor niet tijdig passende en corrigerende maatregelen treft, melden de houders van de sleutelfuncties dit zo spoedig mogelijk aan de toezichthouder.
Sleutelfuncties. 1. Het fonds beschikt over de sleutelfuncties zoals deze zijn aangewezen bij en krachtens artikel 143a van de Pensioenwet. De invulling van die sleutelfuncties geschiedt op basis van het door het bestuur vast te stellen Reglement Sleutelfuncties.
2. Het bestuur benoemt voor iedere sleutelfunctie een houder van die functie, met inachtneming van het Reglement Sleutelfuncties en het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Het bestuur kan een houder van een sleutelfunctie ontslaan met inachtneming van het Reglement Sleutelfuncties.
3. Het bestuur kan werkzaamheden inzake een sleutelfunctie opdragen aan de houder van die sleutelfunctie of uitbesteden aan derden met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en het door het bestuur vastgestelde uitbestedingsbeleid. Bij de periodieke rapportage van een houder van een sleutelfunctie wordt vermeld aan welke derden werkzaamheden zijn uitbesteed.
4. Werkzaamheden ingevolge een sleutelfunctie kunnen ook worden uitbesteed aan de werkgever of een aangesloten onderneming, onder de voorwaarden zoals deze zijn uitgewerkt in het Reglement Sleutelfuncties.
Sleutelfuncties. Het bestuur heeft in het kader van IORP II, met ingang van 13 januari 2019, drie sleutelfuncties, te weten de risicobeheerfunctie, de actuariële functie en de interne auditfunctie ingericht. Bij de inrichting van de sleutelfuncties heeft het bestuur rekening gehouden met de omvang en interne organisatie van het pensioenfonds, alsmede met de omvang, de aard, de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden (proportionaliteit). Daarnaast heeft het bestuur onderscheid gemaakt tussen personen die houders van een sleutelfunctie zijn en personen die de sleutelfuncties vervullen. De sleutelfunctiehouder is één persoon en is eindverantwoordelijk voor de uitoefening van de taken en verantwoordelijkheden die vallen onder de sleutelfunctie. Daarnaast kunnen overige personen betrokken zijn bij het vervullen van een sleutelfunctie. Bij de invulling van het (waarnemend) sleutelfunctiehouderschap, heeft het bestuur naast de hiervoor genoemde proportionaliteit, rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:
Sleutelfuncties. Het fonds stelt de volgende sleutelfuncties in: een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. Het bestuur kan hierbij onderscheid maken tussen de houder en de vervuller(s) van een sleutelfunctie. De invulling van de sleutelfuncties, de taken en verantwoordelijkheden behorende bij de afzonderlijke functies, de escalatielijnen en de wijze waarop de rapportages plaatsvinden zijn voor elke sleutelfunctie vastgelegd in een reglement en een functieprofiel.
Sleutelfuncties. Ter implementatie van de richtlijn is in de Pensioenwet en Wvb vastgelegd dat een pensioenfonds moet beschikken over verschillende sleutelfuncties, te weten een risicobeheerfunctie, interne auditfunctie en actuariële functie. In het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen zijn deze sleutelfuncties voor pensioenfondsen nader uitgewerkt. Voor ppi’s zijn over de sleutelfuncties al enkele bepalingen vastgelegd in het Bpr. Ter implementatie van de richtlijn zijn deze bepalingen op onderdelen verder uitgewerkt. Voor ppi’s is de actuariële functie niet vereist. Reden hiervoor is dat een ppi geen dekking biedt tegen biometrische risico’s en ook geen bepaalde hoogte van de uitkering of een beleggingsrendement garandeert.
Sleutelfuncties. Dit besluit werkt de drie sleutelfuncties waarover pensioenfondsen moeten beschikken verder uit. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zijn de risicobeheerfunctie, de interne auditfunctie en de actuariële functie voor het merendeel 15 Artikel 18a van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Deze verplichting geldt op grond van artikel 26.02 van het Besluit prudentiële regels Wft ook voor premiepensioeninstellingen. van de Nederlandse pensioenfondsen bekende functies die ook nu al bestaan. Daarbij wordt in dit besluit en in de implementatiewet geborgd, dat pensioenfondsen bij de inrichting van de sleutelfuncties zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de bestaande praktijk en bij de aard en omvang van de organisatie. In hoeverre de verschillende sleutelfuncties reeds volledig bij pensioenfondsen worden vervuld, zal verschillen per uitvoerder. Stel dat een pensioenfonds voor het inrichten van de sleutelfuncties 0,1 FTE aan extra taken moet beleggen bij drie personen, dan leidt dit voor het betreffende pensioenfonds tot extra kosten van ongeveer EUR 25.000 (0,1 FTE x 3 functies x 1566 uur op voltijdsbasis16 x € 54 per uur voor hoogopgeleide medewerkers17). In hoeverre pensioenfondsen daadwerkelijk met deze kosten geconfronteerd zullen worden, is echter sterk afhankelijk van de keuzes die pensioenfondsen maken in hun bedrijfsvoering en is op voorhand derhalve niet goed in te schatten. Voor ppi’s geldt dat de interne controlefunctie en de risicobeheerfunctie naar huidig recht reeds verplicht zijn en dat een actuariële functie niet vereist is, zodat voornoemde gevolgen zich niet tot ppi’s uitstrekken. De vereisten die de richtlijn aan ppi’s stelt sluiten aan bij de bestaande bedrijfsvoering en organisatiestructuur van deze instellingen, maar worden op specifieke punten in het Bpr verduidelijkt. Ppi’s zullen als gevolg daarvan in kaart moeten brengen in hoeverre het beleid, de procedures en maatregelen met betrekking tot de interne controle en het risicobeheer, alsmede de invulling van de interne controlefunctie en risicobeheerfunctie, adequaat zijn en voldoen aan de vereisten die in het Bpr worden gesteld. Dit vergt naar schatting een eenmalige tijdsbesteding van 40 uur. Uitgaande van een uurtarief voor hoogopgeleide medewerkers van EUR 54,- en 10 vergunninghoudende ppi’s in Nederland, leidt dit tot EUR 21.600 aan eenmalige kosten voor ppi’s. Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de geschiktheid en betrouwbaarhe...