Beroepsrecht Voorbeeldclausules

Beroepsrecht. Uitgangspunt is dat een meningsverschil tussen leidinggevende en werknemer in samenspraak wordt opgelost. Eventueel met ondersteuning van naaste hogere leidinggevende en/of de afdeling HRM. Indien e.e.a. voor de werknemer niet tot een bevredigende oplossing leidt, kan betrokkene een beroep doen op OR en vakbonden.
Beroepsrecht. 1. De werknemer kan in beroep gaan tegen een door de werkgever genomen besluit inhoudende: a. een disciplinaire maatregel (m.u.v. ontslag); b. schorsing; c. het direct of indirect onthouden van promotie; d. de aanwijzing van een andere instelling of andere instellingen waaraan de werknemer werkzaamheden zal verrichten; e. eenmalige inhouding periodieke verhoging. 2. De werkgever deelt de werknemer bij aangetekend schrijven mee dat de werknemer in de gelegenheid is om in beroep te komen bij de Commissie van Beroep, onder vermelding van het adres van de betrokken commissie en van de termijn binnen welke beroep openstaat. 3. Het beroep bedoeld in lid 1 wordt schriftelijk ingesteld binnen 6 weken nadat het besluit bij aangetekend schrijven aan de werknemer is meegedeeld. 4. Sociale partners zullen gedurende de looptijd van deze cao ten behoeve van bovengenoemde beroepsgronden één landelijke Beroepscommissie bijzonder onderwijs instellen. 5. De uitspraak van de Commissie is xxxxxxx00.
Beroepsrecht. Binnen het in lid 1 bedoelde beleid worden ten aanzien van de werknemers in ieder geval afspraken gemaakt over:
Beroepsrecht. De medewerker die bezwaren heeft tegen de wijze, waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO of andere met de vak- bonden overeengekomen regelgeving is toegepast, heeft een beroepsrecht. 1. Een medewerker bespreekt zijn bezwaren eerst met zijn leidinggevende. Deze neemt binnen zijn bevoegdheden een beslissing en bericht deze aan de medewerker. 2. Wanneer na de beslissing van de leidinggevende de bezwaren gehandhaafd blijven heeft de medewerker het recht formeel bij de directie bezwaar te maken. Hij kan uiterlijk vier weken nadat hij de beslissing van zijn leidinggevende heeft ontvangen, de directie schriftelijk verzoeken om binnen vier weken te beschikken over een besluit in voor beroep vatbare vorm. De medewerker kan zich daarbij laten bijstaan door een zelf gekozen woordvoerder of deskundige. 3. De directie zorgt ervoor dat de medewerker wordt gehoord en formuleert binnen vier weken haar besluit. Als de bezwaren worden erkend, dan wordt dit schriftelijk aan de medewerker medegedeeld en eindigt daarmede de procedure. 4. Worden de bezwaren niet erkend, dan wordt een voor beroep vatbaar besluit schriftelijk afgegeven door de directie.
Beroepsrecht. De medewerker, die bezwaren heeft tegen de wijze, waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO is of wordt toegepast, heeft een beroepsrecht. Ingeval van organisatiewijziging is het beroepsrecht eveneens van toepassing op de toepassing van materiële arbeidsvoorwaarden, bepalingen in het alsdan van toepassing zijnde Sociaal Plan, dan wel uit aanvullende sociale regelgeving terzake. Het beroepschrift kan worden ingediend na het volgen van de procedure ter verkrijging van een voor beroep vatbaar besluit, zoals neergelegd in de regeling Beroepsrecht (zie Bijlage 3).
Beroepsrecht. 60.1. In zaken die verband houden met deelname aan een internationaal evenement of met zaken waarbij International-Level Athletes betrokken zijn, kan tegen een in artikel 59 lid 1 bedoeld besluit uitsluitend beroep worden ingesteld bij het CAS. 60.2. In zaken die vallen onder artikel 60 lid 1 hebben de volgende partijen het recht beroep in te stellen:
Beroepsrecht. 1. Indien een medewerker bezwaar heeft tegen de wijze waarop in zijn geval een onderdeel van deze CAO wordt toegepast door werkgever, heeft de medewerker recht op: ◾ een duidelijke motivering van het standpunt van werkgever; ◾ begeleiding van de HR adviseur bij het formuleren van de bezwaren en het afwegen van standpunten; ◾ hulp bij het zoeken van zijn vermeend recht langs de hieronder aangegeven weg. 2. Een medewerker die bezwaren heeft tegen de wijze waarop deze CAO wordt toegepast door werkgever en meent recht te hebben op een andere beslissing, bespreekt dit met zijn direct leidinggevende. Deze neemt binnen het raam van zijn bevoegd- heden en instructies een beslissing en stelt de medewerker hiervan in kennis. 3. Wanneer na de beslissing genoemd in lid 2 de bezwaren gehandhaafd blijven heeft de medewerker het recht formeel bij de directie van werkgever bezwaar te maken. Hij kan zich daartoe, uiterlijk vier weken nadat hij de beslissing van zijn leidinggevende heeft ontvangen, tot de directie wenden met het schriftelijke verzoek binnen vier weken te kunnen beschikken over een besluit in voor beroep vatbare vorm. De medewerker kan zich, bij het opstellen van het verzoek en in verdere gesprek- ken daarover, laten bijstaan door een zelf gekozen woordvoer- der of deskundige. 4. De directie zorgt ervoor dat de medewerker wordt gehoord en formuleert binnen vier weken haar besluit. Indien de bezwaren worden erkend, dan wordt dit onverwijld schriftelijk aan de medewerker medegedeeld en eindigt daarmede de procedure. 5. Worden de bezwaren niet erkend, dan wordt een voor beroep vatbaar besluit onverwijld schriftelijk afgegeven door de directie.
Beroepsrecht. 60.1. In zaken die verband houden met deelname aan een internationaal evenement of met zaken waarbij International-Level Athletes betrokken zijn, kan tegen een in artikel 59 lid 1 bedoeld besluit uitsluitend beroep worden ingesteld bij het CAS. 60.2. In zaken die vallen onder artikel 60 lid 1 hebben de volgende partijen het recht beroep in te stellen: a. de betrokkene voor wie het besluit waartegen beroep wordt aangetekend, geldt; b. de Dopingautoriteit; c. de in het betreffende geval relevante internationale federatie; d. de NADO van het land(en) waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, waar hij of zij woonachtig is of waar de betrokkene licentiehouder is; e. het IOC of het IPC, indien van toepassing, als het besluit een effect kan hebben dat betrekking heeft op respectievelijk de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen, waaronder besluiten die van invloed (kunnen) zijn op de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of Paralympische Spelen; en f. WADA. 60.3. In zaken die niet vallen onder artikel 60 lid 1 staat voor de in artikel 60 lid 2 genoemde partijen: a. tegen besluiten als bedoeld in artikel 59 lid 1 sub a-g, i, n en o beroep open bij het bevoegde beroepscollege van de Bond, tenzij het besluiten van de Dopingautoriteit betreft, in welk geval beroep openstaat bij de Bezwaarcommissie Nationaal Dopoingreglement40; b. tegen besluiten als bedoeld in artikel 59 lid 1 sub h, j-m en p-r beroep open bij de Bezwaarcommissie Nationaal Dopingreglement. 60.4. De in artikel 60 lid 2 sub c, e en f genoemde partijen zijn bevoegd beroep in te stellen bij het CAS tegen de besluiten zoals bedoeld in artikel 60 lid 3.41 60.5. Tegen een besluit van de Dopingautoriteit zoals bedoeld in artikel 59 lid 1 sub r zijn de volgende partijen bevoegd beroep in te stellen: WADA, de in het betreffende geval relevante internationale federatie, alsmede de ADO die de betreffende whereaboutsfout heeft ontdekt. 60.6. Indien een tot het instellen van beroep gerechtigde partij tegen een besluit in beroep is gekomen bij het CAS, zijn alle andere tot het instellen van beroep gerechtigde partijen expliciet gerechtigd tot het instellen van incidenteel beroep. Indien een partij van dit recht gebruik wenst te maken, dient deze partij het incidenteel beroep uiterlijk in te stellen met het door de partij bij het CAS in te dienen verweerschrift. 60.7. Alle partijen bij een beroepsprocedure bij het CAS moeten ervoor zorgen dat XXXX en alle andere partijen met recht op beroep tij...
Beroepsrecht. Studenten kunnen beroep aantekenen tegen beslissingen van beoordelaars, de examencommissie en de examinatoren, die verband houden met het examen of een onderdeel daarvan. Dit kan bij de Commissie van Beroep voor de Examens, op basis van het ‘Studentenstatuut’ en conform het ‘Reglement commissie van Beroep voor de Examens Mondriaan”.
Beroepsrecht. 1. Het belanghebbendenorgaan kan bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam beroep instellen tegen een besluit betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 3 leden 2, 3, 9 en 13 van dit reglement indien: a. het belanghebbendenorgaan met betrekking tot dat voorgenomen besluit niet voorafgaand in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen; b. het besluit niet in overeenstemming is met het advies van het belanghebbendenorgaan of het besluit is genomen zonder goedkeuring van het belanghebbendenorgaan; of x. xxxxxx en omstandigheden bekend zijn geworden die, waren zij aan het belanghebbendenorgaan bekend geweest ten tijde van het uitbrengen van zijn advies of het verlenen van goedkeuring, aanleiding zouden kunnen zijn geweest om dat advies niet uit te brengen zoals het is uitgebracht, dan wel niet de goedkeuring te geven zoals dat is gegeven. 2. Het beroep kan uitsluitend worden ingesteld indien het belanghebbendenorgaan van oordeel is dat het bestuur bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. 3. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door het belanghebbendenorgaan komen ten laste van de collectiviteitkring, indien zij redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van het belanghebbendenorgaan en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. 4. Op het beroep is artikel 217, tweede, derde, vierde, zesde, zevende, achtste, negende en tiende lid van de Pensioenwet van toepassing.