Het verweer Voorbeeldclausules

Het verweer. 4.1. De makelaar voert, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende verweer. 4.2. Voor wat betreft het verwijt dat er een deel van de koopsom “onder de tafel” zou moeten worden betaald, licht de makelaar het volgende toe. Er blijkt in toenemende mate discussie te ontstaan tussen hypotheekbanken en makelaars omtrent de betaling van de courtagenota uit de koopprijs van een woning, waarop ook een hypotheek rust en die mede op verzoek van de bank wordt verkocht. Teneinde de verkoopster die discussie te besparen - de courtagenota moet immers wel betaald worden - heeft de makelaar voorgesteld dat hij zijn courtagenota aan de verkoopster zou zenden, en dat de in de koopovereenkomst op te nemen koopprijs met datzelfde bedrag zou worden verlaagd. Klagers zouden dan als kopers dit bedrag rechtstreeks aan de verkoopster betalen, die dan vervolgens de courtagenota van de makelaar zou kunnen voldoen. Op die wijze wordt geen van de partijen benadeeld en de bedoelde discussie vermeden, omdat de betaling van de courtagenota geheel buiten het zicht van de notaris, die het transport verzorgt, plaatsvindt. Van enige zwarte betaling is daarbij, naar het oordeel van de makelaar, geen sprake, omdat zijn courtagenota gewoon aan alle vereisten voldoet en daarin ook de BTW is opgenomen. Er is slechts sprake van een zeer geringe nadelige consequentie voor de belastingdienst, zijnde een voordeel voor de kopers, omdat over het bedrag van de courtagenota geen overdrachtsbelasting wordt betaald, hetgeen wel het geval zou zijn als de courtagenota was inbegrepen in de koopprijs van de woning, zoals die in de koopovereenkomst is vermeld en in het kader van de afrekening door de notaris uit de verkoopopbrengst zou worden betaald. Het gaat hierbij echter om een gering bedrag van nog geen honderd euro. Aldus kan deze handelwijze naar het oordeel van de makelaar de toets door de tuchtrechter doorstaan. 4.3. De makelaar stelt dat klagers vanaf het begin is medegedeeld dat er sprake was van een andere, eerdere geïnteresseerde. Uiteraard stond het klagers desondanks vrij om een bod uit te brengen. Met name omdat klagers voor wat betreft de oplevering van de woning flexibeler waren dan de eerste gegadigden, heeft de verkoopster aan klagers de voorkeur gegeven en niet aan de eerste gegadigden. Daarop is overeenstemming bereikt over € 198.500,-- als koopprijs en heeft de makelaar een concept koopovereenkomst opgesteld. Toen is discussie ontstaan over de inhoud van de koopovereenkomst, waarmee ...
Het verweer. De bank heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
Het verweer. De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
Het verweer. Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in: 3.1 Op 4 april 2017 xxxxx dochter telefonisch dat klaagster een aantal treden van een vlizotrap was gevallen. Er is direct spoedvisite gereden. Er was pijn bij palpatie sternum en ribben. Geen aanwijzing voor breuk in ribben/bovenbeen/arm/bekken. Waarschijnlijk wel pijnlijke kneuzingen. Klaagster gaf aan niet veel pijn te hebben. Verweerder gaf het advies te starten met paracetamol en als dit niet voldoende zou zijn te bellen voor sterkere pijnstillers. Later is gebeld en heeft verweerder naproxen als extra pijnstiller laten bezorgen. Medisch is hier een afweging gemaakt bij op dat moment geen aanwijzing voor ernstig letsel. Een rib of sternumfractuur op zich wordt ook behandeld met pijnstilling, identiek aan een contusie. Pijnstilling moet inwerken dus moest het effect van paracetamol even worden afgewacht. 3.2 Verweerder had er wellicht beter aan gedaan om klaagster door te sturen voor onderzoek en dan was de sternumfractuur eerder gevonden. Voor het beleid met pijnstilling maakt dit niet uit. Ook in het ziekenhuis is conservatief behandeld. Tijdens de opname in het ziekenhuis zijn de wervelfracturen ook niet direct gevonden. 3.3 Op 15 mei 2017 heeft verweerder tijdens een visite een gesprek met klaagster gevoerd. Hij heeft de inhoud niet als zodanig genoteerd, maar weet zich het nog goed te herinneren. Klaagster vertelde dat ze voelt dat dochters zich te veel zorgen maken, durven haar niet alleen te laten uit angst dat er iets gebeurt. Op 29 mei 2017 werd telefonisch contact opgenomen met de praktijk omdat klaagster nog veel pijn ervaart. Verweerder laat dan foto’s maken om uit te zoeken waarom klaagster nog zoveel rugpijn heeft. Hieruit bleek dat er 3 wervelfracturen aanwezig waren. Na overleg met de orthopeed heeft verweerder verwezen voor beoordeling door de specialist en zo mogelijk behandeling. De POH spreekt met klaagster op 29 mei 2017 (telefonisch). Ze geeft dan aan dat het allemaal niet zo dramatisch is als dochter doet voorkomen. Ze wil geen andere pijnmedicatie en afgesproken wordt later nogmaals contact op te nemen om met haar te praten. De specialist oordeelde dat een operatie niet mogelijk was en verwees klaagster voor korset en behandeling naar de pijnpoli. In deze periode zijn fysiotherapie, ergotherapie en een diëtiste betrokken geweest. Voorts hebben diverse onderzoeken plaatsgevonden naar benauwdheid en hartfalen. Klaagster wordt in deze periode door de geriater, GGZ en de card...
Het verweer. De uitvoerder heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consumenten. Voor zover relevant zal de commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
Het verweer. Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in: 3.1. Verweerder voert aan dat voor klaagster geen medisch onverantwoorde situatie kan ontstaan bij substitutie van Abilify door aripiprazol Accord. 3.2. Volgens verweerder heeft hij overlegd met de huisarts van klaagster. Hij overlegt dagelijks met omringende huisartsen en weet niet precies wanneer het contact heeft plaatsgehad. Uitkomst van het overleg was dat bij klaagster geen sprake is van allergie of intolerantie voor een bepaalde hulpstof. Zelfs al zou sprake zijn van een allergie, maakt dat voor klaagster geen verschil omdat de samenstelling van de twee verschillende merken volgens de Z-index identiek is, zowel de werkzame stof als de hulpstoffen. Een verschillend effect kan in de praktijk daarom niet onderbouwd worden. Bovendien maakte klaagster ook tijdens het langdurige gebruik van Abilify veel ups en downs door. Verweerder wijst erop dat het generieke middel is voorgeschreven met als opmerking: Origineel medische noodzaak, mede op verzoek van patiënt. Deze opmerking laat zien dat de voorschrijver de opmerking er op verzoek van de patiënt bij heeft gezet en niet uit eigen beweging. 3.3. Volgens verweerder betreft Abilify geen geneesmiddel met een smalle therapeutische breedte. Alleen voor middelen met een smalle therapeutische breedte adviseert de KNMP middels de "Handleiding Geneesmiddelensubstitutie" niet te substitueren. De Handleiding adviseert wel om bij enkele indicaties, waaronder ook psychoses en manie, individueel te beoordelen of substitutie mogelijk is. Verweerder voert aan dat te doen bij elke casus waar klachten bij substitutie ontstaan, dus los van de indicatie. 3.4. Verweerder citeert de relevante tekst op de website van de zorgverzekeraar van klaagster: Volgens verweerder verwacht deze zorgverzekeraar, evenals andere zorgverzekeraars, van de apotheker om zijn beoordeling van de subsitutie te baseren op feiten. De feiten komen echter helaas niet altijd overeen met de ervaring van de gebruiker van het geneesmiddel. Ook volgens verweerder kunnen apothekers in de praktijk niet veel met de adviezen uit de Handleiding Geneesmiddelensubsititie. Hij verwijst naar de bovengenoemde voorwaarden van de zorgverzekeraar. 3.5. Verweerder betwist de juistheid van de stelling van klaagster over de inlichtingen die zij heeft ingewonnen bij haar zorgverzekeraar. Als verweerder toestemming geeft om het specialité te verstrekken, heeft dat niet als gevolg dat de kosten zullen worden vergoed. 3....
Het verweer. Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in: 3.1 Op dinsdag 31 augustus 2021 belde klaagster in verband met uitslag in haar nek. Hoewel in verband daarmee reeds een afspraak was ingepland voor donderdag 2 september, vond klaagster dat veel te lang duren en drong zij aan op een afspraak dezelfde dag. Aan klaagster is uitgelegd dat haar klachten geen reden waren voor een spoedafspraak, waarna klaagster ontevreden ophing. 3.2 Op donderdag 2 september 2021 zag verweerster klaagster. Zij vertelde dat zij sinds 4 dagen last had van plekken en een branderig gevoel in de nek. Na het afnemen van de anamnese heeft verweerster de nek onderzocht waarbij zij zag dat in de nek en achter het oor sprake was van licht rood verkleurde plekken met wat schilfering. Verweerster dacht aan eczeem en schreef in verband daarmee daktacort en lanettecrème voor. Zij sprak met verweerster af dat zij haar opnieuw wilde zien indien er geen verbetering op zou treden. 3.3 Bijna twee maanden later, op donderdag 28 oktober 2021, nam klaagster opnieuw contact op met de praktijk. Zij had weerlast van de plekken in haar nek en wilde de volgende dag gezien worden. Desgevraagd gaf zij aan dat de klachten haar niet belemmerden. Aan klaagster is uitgelegd dat een afspraak de volgende dag niet mogelijk was omdat voor die dag alleen nog plek was voor spoed. Aan klaagster is een afspraak voor de eerstvolgende dinsdag aangeboden met het advies in de tussentijd koelzalf te gebruiken. Omdat klaagster op die dinsdag niet kon, is een afspraak voor woensdag gemaakt. Klaagster was ontevreden over de volle spreekuren en vond het belachelijk. Diezelfde dag verscheen klaagster aan de balie en is zij na een woordenwisseling met de assistente zonder afspraak en zonder toestemming van verweersters assistente doorgelopen naar verweersters spreekkamer. Desgevraagd vertelde zij verweerster dat zij gelijk gezien wilde worden in verband met de klachten van roodheid van de nek. Verweerster heeft klaagster uitgelegd dat nu geen sprake was van acute pathologie terwijl zij bovendien op dat moment geen tijd had om klaagster tussendoor te beoordelen tijdens een druk spreekuur. Daarmee zou zij klaagster en de andere patiënten tekort doen. Om die reden heeft zij met klaagster een afspraak gemaakt voor de volgende dag. Nadien heeft verweerster klaagster zelf niet meer gezien. Zij begreep van collega’s dat klaagster niet meer door verweerster wilde worden gezien. 3.4 Toen klaagster zich in september 2021 tot de pra...
Het verweer. De verzekeraar heeft de volgende verweren gevoerd.
Het verweer. Het verweer houdt zakelijk en samengevat het volgende in: 3.1 De klacht bestaat volgens verweerder uit vier onderdelen: 1. De geleverde dexamfetamine 2.5 mg wordt niet vergoed door de zorgverzekeraar. 2. Er is een ander geregistreerd middel dat wel wordt vergoed. 3. Klager is hierover niet geïnformeerd. 4. De factuur werd pas na zes maanden naar klager verstuurd. 3.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel voert verweerder aan dat de [naam] Apotheek enkel de door haar bereide dexamfetamine 2,5 mg levert en deze direct ter hand heeft gesteld aan de patiënt. Het gaat niet – zoals klager beweert - om doorgeleverde medicatie. [naam zorgverzekeraar] heeft verweerder laten weten dat deze medicatie niet als rationele farmacotherapie wordt erkend en zodoende niet wordt vergoed. Het niettemin leveren van dit product zou klachtwaardig kunnen zijn als verweerder klager hierover niet had geïnformeerd, maar dat heeft hij wel gedaan. 3.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel voert verweerder aan dat er geen ander geregistreerd middel voor dexamfetamine in tabletten van 2,5 mg is dat wordt vergoed. Aan klager werd conform het recept geleverd. 3.4 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel, volgens hem het meest heikele punt, voert verweerder aan dat hij klager als patiënt op meerdere manieren heeft geïnformeerd over de (niet-)vergoeding. Op elk eerste toegestuurde zakje staat dat drie met name genoemde zorgverzekeraars waaronder niet die van klager alle apotheek-bereide ADHD medicatie van de [naam] Apotheek volledig vergoeden vanuit het basispakket, dat degene die elders verzekerd is een factuur zal ontvangen, en dat men voor de prijzen kan kijken op [website apotheek]. Daar staat onder het kopje ‘Zorgverzekeraar’ dat [naam zorgverzekeraar] de medicatie niet vergoedt. Ten slotte staat deze informatie in de financiële bijsluiter die de patiënt ontvangt bij de eerste levering. 3.5 Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel voert verweerder aan dat de [naam] Apotheek de facturen voor de ADHD-medicatie al jaren om de zes maanden toestuurt. Een kortere termijn is niet haalbaar. Een factuur heeft een wettelijke geldigheidsdatum van twee jaren. De patiënt heeft een eigen verantwoordelijkheid om informatie tot zich te nemen en op basis daarvan een goede beslissing te nemen. 3.6 Bij dupliek voegt verweerder hieraan toe dat onder de toenmalig minister van VWS dexamfetamine 2.5 mg vergoed zou moeten worden. Op de website van de [naam] Apotheek is dit overgenomen. Onder ander...
Het verweer. Beklaagde heeft verweer gevoerd. Bij de beoordeling van de klacht zal op het verweer worden ingegaan.