Overgangsregeling. 1 Die werknemer die volledig gebruik heeft gemaakt van het recht ingevolge artikel M-2 van de cao-hbo 2012-2013 kan geen aanspraak maken op de regeling Werktijdvermindering Senioren.
Overgangsregeling. De werknemer die de leeftijd van 52 jaar of ouder heeft bereikt en vanaf 1 augustus 2009 zonder onderbreking in dienst is bij een bestuur van een door de minister van OCW bekostigde onderwijs- of onderzoekinstelling dan wel door de minister van LNV bekostigde onderwijsinstelling, kan in plaats van de structurele regeling ook gebruikmaken van onderstaande overgangsregeling. Peildatum voor het recht op de overgangsregeling alsmede de verschillende leeftijdscategorieën is 31 juli 2014. De werknemer moet zijn keuze voor de overgangsregeling dan wel het afzien of verlagen van zijn overgangsrecht voor aanvang van het schooljaar 2014-2015 kenbaar hebben gemaakt, conform de afspraken op schoolniveau. Leeftijdscategorie 52 tot 56 jaar
Overgangsregeling. 1. Wanneer werknemer en werkgever professionaliseringsafspraken hebben gemaakt die gunstiger zijn voor de werknemer dan die volgens de nieuwe regeling, blijven de gunstiger afspraken ongewijzigd van kracht voor de duur van die afspraken.
Overgangsregeling. Voor de medewerker waarvan op 1 april 2006 de som van leeftijd en dienstjaren 60 of meer bedraagt, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, indien en voor zover dit aan de orde zal komen, in plaats van het bepaalde in de artikelen 1 en 2 van deze bijlage, de bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005, analoog wordt toegepast.
Overgangsregeling. Alle werknemers die voor 1 januari 2011 in dienst waren en die op 1 januari 2016 55 jaar en ouder zijn behouden tot de AOW-gerechtigde leeftijd hun rechten op de eerst volgende diensttijdgratificatie. Zij hebben geen recht op de desbetreffende bijdrage in het FAB. Aan de werknemer zoals genoemd in 2.1.2 sub a die de arbeidsovereenkomst beëindigt in verband met het gebruik maken van ABP Keuzepensioen voordat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt, en die gedurende de betreffende periode voorafgaand aan het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd in aanmerking zou zijn gekomen voor een eerstvolgende diensttijdgratificatie, wordt deze gratificatie naar evenredigheid uitgekeerd. Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering zal de werkgever aan de betrokken werknemer zoals genoemd in 2.1.2 sub a, die niet herplaatst wordt en die ten minste tien jaar onafgebroken bij de werkgever in dienst is geweest, de eerstvolgende diensttijdgratificatie, bedoeld in artikel 2.1.1, waarop hij aanspraak zou hebben gehad als hij dan nog in dienst van de werkgever zou zijn geweest, naar evenredigheid uitkeren. De hoogte van de gratificatie als bedoeld in 2.1.1 wordt bepaald door de na de indiensttreding (voor wat betreft een tienjarige diensttijd) respectievelijk de na de laatst uitgekeerde gratificatie verstreken diensttijd tot aan de ontslagdatum, te relateren aan de diensttijd tussen de laatste en de volgende niet meer te bereiken gratificatie. De diensttijd wordt naar boven afgerond in hele maanden. Het percentage op grond van dit artikel behorend bij de volgende, niet meer te bereiken gratificatie, wordt vermenigvuldigd met de aldus bepaalde breuk. Het dienstverband van een werknemer van 55 jaar met 35 dienstjaren (420 maanden) wordt beëindigd wegens volledige arbeidsongeschiktheid. Vijf jaar geleden heeft hij 150% van zijn maandinkomen plus evenredig deel van vakantie- en eindejaarsuitkering ontvangen in verband met zijn dertigjarig jubileum. Bij veertig jaar zou hij 200% van zijn maandinkomen plus vakantie- en eindejaarsuitkering krijgen. Zijn diensttijdgratificatie naar evenredigheid wordt als volgt berekend: • Sinds de vorige gratificatie verstreken diensttijd tot het einde van het dienstverband: vijf jaar (60 maanden); • Tijd tussen de vorige gratificatie en het volgende, niet meer te bereiken jubileum: tien jaar (120 maanden); • Jubileumgratificatie naar evenredigheid: • 60/120 * 200% = één keer maandinkomen plus...
Overgangsregeling. Met de invoering van nieuw levensfasebewust personeelsbeleid zijn het doelgroepen beleid, de ouderenregeling en de regeling arbeidstijdverkorting 60+ als vermeld in artikel X-00, X-00, artikel N-12 en bijlage 4a van de CAO OBD 2004 vervallen. Voor werknemers die op de invoeringsdatum van het nieuwe levensfasebewuste personeelsbeleid reeds gebruik maken van de ouderenregeling of de regeling arbeidstijdverkorting 60+ geldt dat zij van deze regeling gebruik kunnen blijven maken onder gelijkblijvende voorwaarden. De kosten van deze overgangsmaatregel maken deel uit van het budget van 2,5% van de loonsom dat op ondernemingsniveau beschikbaar is gesteld voor levens- fasebewust personeelsbeleid.
Overgangsregeling. Voor werknemer die ziek is geworden vóór 1 januari 2004 en onder de WAO valt, blijft de regeling gelden die is opgenomen in hoofdstuk 12, bijlage 11 van deze CAO.
Overgangsregeling. De werknemer die op 31 december 2012 in dienst is van de werkgever en op die datum recht zou hebben gehad op méér dan 8 LFB dagen op basis van de vrije uren regeling zoals deze gold tot 31 december 2012, geldt de volgende regeling: De werknemer als bedoeld in lid 1 blijft het aantal uren behouden waar de werknemer recht op zou hebben gehad op basis van de leeftijd én de salarisgroep op 1 januari 2013. Deze uren worden LFB dagen. De werknemer als bedoeld in lid 1 kan nog één maal extra uren verkrijgen per kalenderjaar op basis van het aantal vrije uren behorende bij de leeftijdscategorie volgend op de leeftijdscategorie en salarisgroep die op 1 januari 2013 van toepassing is. Voorbeelden: De werknemer is in dienst 31 december 2012 en wordt op 1 mei 2013 42 jaar en is ingedeeld in salarisgroep 61. Op basis van de vrije uren regeling zou de werknemer op 1 januari 2013 recht hebben op 36 x 1,65 = 59,4 vrije uren (8,25 dagen). De werknemer heeft recht op 8,25 LFB dagen in plaats van 8 LFB dagen. De werknemer zou op 1 januari 2016 recht hebben op basis van de vrije uren regeling op 36 x 1,85 = 66,6 vrije uren (9,25 dagen). De werknemer heeft recht op 9,25 LFB dagen in plaats van 8 LFB dagen ingaande op 1 januari 2016 tot einde dienstverband. De werknemer treedt in dienst op 1 maart 2013 en is 52 jaar en ingedeeld in groep 59. De werknemer heeft recht op 8 LFB dagen c.q. 57,6 LFB uren. De werknemer komt niet in aanmerking voor de overgangsregeling. In bijlage 1 staan de tabellen van de verlofregeling, zoals in de CAO 2011-2012 vermeld.
Overgangsregeling. Aantoonbare SOP-afspraken blijven desgewenst gehandhaafd, met dien verstande dat artikel M-2-f ook op deze werknemers van toepassing is.
Overgangsregeling. Artikel 19