Vakantieduur Voorbeeldclausules

Vakantieduur. 1. Het vakantiejaar loopt van 1 mei tot en met 30 april. 2. De werknemer heeft jaarlijks recht op in totaal 197,6 doorbetaalde vakantie-uren. Deze bestaan uit 152 wettelijke vakantie-uren (zijnde 20 dagen maal 7,6 uur) en 45,6 bovenwettelijke vakantie-uren (zijnde 6 dagen). Tijdens vakantie wordt het loon zoals bedoeld in artikel 7:639 BW (salaris en structurele toeslagen) doorbetaald. 3. De werknemer die bij aanvang van het (door werkgever vastgestelde) vakantiejaar / kalenderjaar onderstaande leeftijd of aantal dienstjaren heeft bereikt, krijgt, uitgaande van een voltijds arbeidsovereenkomst, een verlenging van de in lid 2 vastgestelde bovenwettelijke vakantie met: • 7,6 uur (zijnde één dag) extra vakantie voor werknemers van 50 jaar en ouder of bij 15 onafgebroken dienstjaren bij dezelfde werkgever of; • 15,2 uur (zijnde twee dagen) extra vakantie voor werknemers met 25 onafgebroken dienstjaren bij dezelfde werkgever of; • 22,8 uur (zijnde drie dagen) extra vakantie voor werknemers van 55 jaar en ouder of met 40 onafgebroken dienstjaren bij dezelfde werkgever of; • 38 uur (zijnde vijf dagen) extra vakantie voor werknemers van 60 jaar of; • 53,2 uur (zijnde zeven dagen) extra vakantie voor werknemers van 61 jaar en ouder. 4. Behalve bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst mag het recht op vakantie niet worden vervangen door uitbetaling in geld, m.u.v. de bovenwettelijke vakantie-uren. 5. Indien de werknemer in de loop van het vakantiejaar in dienst treedt, resp. de dienst verlaat, heeft deze recht op een naar evenredigheid berekend aantal vakantie-uren. 6. De vakantie wordt in overleg met de werkgever vastgesteld. In onderling overleg kunnen ten minste 114 vakantie uren (zijnde 15 dagen) aaneengesloten worden opgenomen. 7. De werkgever is bevoegd om jaarlijks, uiterlijk op 31 januari, collectieve vakantiedagen vast te stellen tot een maximum van drie dagen per kalenderjaar. 8. Gedurende de wettelijke opzegtermijn zal geen vakantie kunnen worden genoten, tenzij de werknemer uitdrukkelijk hierom verzoekt en het bedrijfsbelang zich hiertegen niet verzet. 9. Gedurende de vakantie mag de werknemer geen betaalde beroepsarbeid, van welke aard dan ook, voor derden verrichten, noch mag een werkgever door een werknemer arbeid doen verrichten gedurende de dagen waarop deze werknemer bij een andere onderneming vakantie geniet, ongeacht de bedrijfstak waarin de werknemer werkzaam is. CAO 10. De werknemer kan jaarlijks de 45,6 bovenwettelijke vakantie-uren (zijnde ...
Vakantieduur a. Het vakantiejaar loopt in de regel van 1 mei tot en met 30 april. b. Het normale aantal vakantiedagen waarop een werknemer recht heeft bedraagt, bij een vol jaar dienstverband, 25 dagen van gemiddeld 7,2 uur per dag. Indien sprake is van geen vol jaar dienstverband, wordt de vakantie tijdsevenredig bepaald. 2. Boven het bepaalde in lid 1 heeft iedere werknemer die tenminste 5 jaar bij de werkgever in dienst is en in het lopende jaar de leeftijd van: 40 jaar heeft bereikt, recht op één extra vakantiedag; 45 jaar heeft bereikt, recht op twee extra vakantiedagen; 50 jaar heeft bereikt, recht op drie extra vakantiedagen; 55 jaar heeft bereikt, recht op vier extra vakantiedagen; 60 jaar heeft bereikt, recht op vijf extra vakantiedagen; Deze dag(en) bedraagt / bedragen gemiddeld 7,2 uur. 3. Werknemers die ingedeeld zijn in functiegroep VI of VII hebben jaarlijks recht op 1 extra vakantiedag boven het in lid 1 en 2 bepaalde, met dien verstande dat het aantal vakantiedagen dat in een tijdsverloop van 12 maanden kan worden opgebouwd ten hoogste 30 dagen kan bedragen. Ook op deze dag is het gemiddelde van de laatste volzin van het tweede lid van dit artikel van toepassing. 4. Voor de aanspraak op extra vakantiedagen die zijn opgebouwd geldt een verjaringstermijn van vijf jaren. Extra vakantiedagen hebben een bovenwettelijk karakter.
Vakantieduur. 1. De werknemer heeft in een kalenderjaar recht op een aantal vakantiedagen dat wordt vastgesteld aan de hand van het aantal dienstjaren bij de werkgever en zijn deeltijdfactor. De werknemer die aan het eind van het kalenderjaar waarover het recht wordt vastgesteld: - minder dan 10 dienstjaren heeft opgebouwd, heeft in dat jaar recht op 24 vakantiedagen; - tussen de 10 en 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft in dat jaar recht op 25 vakantiedagen; - meer dan 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft in dat jaar recht op 26 vakantiedagen. Het hierboven genoemde aantal dagen geldt bij de standaardwerktijd (deeltijdfactor 100%).
Vakantieduur. De werknemer verwerft in een kalenderjaar recht op vakantie met behoud van salaris en vaste inkomensbestanddelen van 144 wettelijke en 56 bovenwettelijke uren.
Vakantieduur a. Voltijdswerknemer op 1 januari 2017 jonger dan 47 jaar en voltijdsmedewerkers die na 1 januari 2017 in diensttreden hebben per vakantiejaar 26 dagen verlof met behoud van salaris. b. Voltijdswerknemers op 1 januari 2017 in dienst van werkgever en op dat moment 47 jaar of ouder hebben per vakantiejaar het volgende verlof met behoud van salaris: • 47 – jaar tot vijftien jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd 25 dagen • Vijftien jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd tot tien jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd: 26 dagen • Tien jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd tot vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd: 27 dagen • Vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd tot de AOW-gerechtigde leeftijd: 29 dagen Reeds voor 1 januari 2017 ingegaan leeftijdsverlof bij 50, 55 of 60 jaar blijft bestaan. c. De werknemer die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een evenredig deel van de in sub a en b genoemde vakantierechten, met inachtneming van het bepaalde in lid 3 (Berekening vakantie bij indiensttreding en ontslag).
Vakantieduur a) Het aantal vakantie/snipperdagen bedraagt: 1. 200 uren per kalender-/vakantiejaar voor medewerkers ouder dan 18 jaar; 2. de werknemers die in het vakantiejaar de leeftijd van 40-, 45-, 50-, 55- respectievelijk 60 jaar hebben bereikt, hebben recht op 8, 16, 24,32, resp. 40 uur extra vakantie. Vanaf vakantiejaar 2010 geldt in plaats daarvan een diensttijdafhankelijke staffel. De werknemer met 10, 15, 20, 25, 30, 35 resp. 40 dienstjaren heeft recht op 8, 16, 24, 32, 40, 48 resp. 56 uur extra vakantie met behoud van salaris; ingaande het vakantiejaar waarin het desbetreffende aantal dienstjaren wordt bereikt. Rechten op basis van leeftijd blijven behouden op het niveau van 2009, indien deze rechten op basis van de oude staffel hoger uitvielen. b) Er kunnen van bedrijfswege maximaal drie verplichte snipperdagen worden aangewezen. De desbetreffende data zullen steeds voor 1 januari van enig jaar worden bekend gemaakt nadat hierover overleg met de Ondernemingsraad heeft plaatsgevonden.
Vakantieduur. 1. De werknemer, die in volledige dienst is, heeft in dat kalenderjaar recht op een aantal vakantiedagen dat wordt vastgesteld aan de hand van het aantal dienstjaren bij de werkgever van de betrokken werknemer. a) De werknemer die aan het eind van het kalenderjaar: - minder dan 10 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 23 vakantiedagen; - tussen de 10 en 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 24 vakantiedagen; - meer dan 20 dienstjaren heeft opgebouwd heeft jaarlijks recht op 25 vakantiedagen. b) Voor de toepassing van dit artikel worden dienstjaren, voortvloeiend uit een voorafgaand dienstverband met HTM, meegeteld. Voor werknemers die voor 1 januari 2006 reeds in dienst van HTM waren, wordt het jaarlijks vast te stellen aantal dagen ten hoogste met 3 dagen verminderd ten opzichte van het vakantierecht over het jaar 2005. a. Bij aanvang, respectievelijk beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar wordt, in afwijking van het bepaalde in lid 1, het aantal vakantiedagen waarop recht bestaat naar evenredigheid vastgesteld, waarbij in geval van een kwart dag of meer afronding naar boven en in geval van minder dan een kwart dag afronding naar beneden op halve dagen plaatsvindt. Bij de berekening van het aantal dagen naar evenredigheid wordt de maand op 30 en het jaar op 360 dagen gesteld. b. De vakantieaanspraken van personeel dat in deeltijd werkt worden naar evenredigheid vastgesteld, waarbij een zo zuiver mogelijke afronding plaatsvindt. NB) Bij personeel met een volledige arbeidsduur zal het vaststellen van verlof naar evenredigheid en toepassing van de afronding maximaal twee maal in de loopbaan voorkomen, namelijk bij in- en/of uitdiensttreding in de loop van enig kalenderjaar. Bij personeel dat in deeltijd werkt, dient de evenredige vaststelling van verlof en de daarbij behorende afronding elk jaar plaats te vinden. De jaarlijkse herhaling van de afronding leidt tot onbedoelde bevoor- en benadeling van personeel dat in deeltijd werkt ten opzichte van personeel met een volledige arbeidsduur. Voor personeel dat in deeltijd werkt is daarom een methode gekozen van zo zuiver mogelijke afronding als volgt: voor rijdend personeel in dagdeeltijd vindt afronding plaats in minuten, voor het overige personeel vindt afronding plaats op hele uren. c. Het aantal vakantiedagen genoemd in lid 1 is gebaseerd op een werktijd per dag als genoemd in artikel 67, lid 3. Indien, gelet op het gestelde in artikel 67, lid ...
Vakantieduur. De werknemer, die op 31 december 2004 in dienst is en voor wie een werktijdregeling geldt gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 3G uur per week heeft in het kalenderjaar recht op vakantie met behoud van salaris, die als volgt van de leeftijd en salarisschaal of functie afhankelijk is:
Vakantieduur a. De werknemer verwerft in een kalenderjaar recht op vakantie met behoud van salaris en vaste inkomensbestanddelen van 144 wettelijke en 28,8 bovenwettelijke uren. De werknemer die ingedeeld is in een der salarisschalen boven F heeft daarenboven recht op vakantie met behoud van salaris en vaste inkomensbestanddelen van 36 bovenwettelijke uren. Indien en werknemer niet het gehele jaar ingedeeld is in een salarisschaal boven F dan worden de aan die schaal gekoppelde bovenwettelijke vakantie-uren naar rato toegekend. b. De werknemer die op 31 december van het kalenderjaar 18 jaar of jonger is, heeft naast de onder a genoemde vakantierechten, recht op vakantie met behoud van salaris en vaste inkomensbestanddelen van 36 bovenwettelijke uren.
Vakantieduur. De werknemer, die op 1 januari in dienst is, heeft in het kalenderjaar recht op vakantie met behoud van salaris, die als volgt van de leeftijd en arbeidsduur afhankelijk is: Bij een arbeidsduur van: 36 uur gemiddeld per week: 40 uur gemiddeld per week: tot en met 34 jaar 180,0 uur tot en met 34 jaar 200 uur 35 tot en met 44 jaar 194,4 uur 35 tot en met 44 jaar 216 uur 45 tot en met 54 jaar 208,8 uur 45 tot en met 54 jaar 232 uur 55 tot en met 64 jaar 216,0 uur 55 tot en met 64 jaar 240 uur Voor de bepaling van de leeftijd geldt de leeftijd die in de loop van het kalenderjaar wordt bereikt. Voor de werknemer voor wie een werktijdregeling geldt gebaseerd op een arbeidsduur van minder dan gemiddeld 36 uur per week, worden de vakantie- rechten naar evenredigheid vastgesteld. Voor de werknemer voor wie een werktijdregeling geldt van gemiddeld meer dan 36 uur, maar minder dan 40 uur per week wordt de vakantieduur naar evenredigheid van de vakantie-uren bij een arbeidsduur van gemiddeld 40 uur vastgesteld. In geval van delen van uren worden de vakantierechten naar boven op halve of hele uren afgerond. De werkgever zal overeenkomstig de wensen van de werknemer de vakantie vaststellen, tenzij gewichtige bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. De werknemer zal ten minste eenmaal per jaar een vakantie van twee weken aaneengesloten opnemen. Werkgever en werknemer zien er gezamenlijk op toe dat de werknemer jaarlijks in ieder geval de hem toekomende wettelijke vakantie opneemt.