Common use of Wezenpensioen Clause in Contracts

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 4 contracts

Samples: Pension Regulations, Pension Regulations, Pension Regulations

Wezenpensioen. 1. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat bedraagt voor elk pensioengerechtigd ieder kind 14 % van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde het vanaf 1 januari 2018 opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerdeartikel 4.4, lid 1, eventueel vermeerderd met het premievrije wezenpensioen als bedoeld in artikel 12.1 lid 3. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - totale wezenpensioen bedraagt niet meer dan 70 % van het kind valt of waarin voornoemde ouderdomspensioen eventueel vermeerderd met het voordien overlijdt c.qpremievrije ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12.1 lid 3. ophoudt studerend te zijnIndien het aantal wezen groter is dan 5, wordt het maximumwezenpensioen gelijkelijk over de wezen verdeeld. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat Indien de deelnemer overlijdt in een tijdvak waarover voor hem premie verschuldigd is of geacht wordt te zijn voldaan, wordt het in lid 1 bedoelde wezenpensioen verhoogd met het wezenpensioen waarop volgens lid 1 nog aanspraak zou zijn verkregen, indien: a. de deelneming tot de pensioenrichtdatum had voortgeduurd en b. vanaf de datum van overlijden tot de pensioenrichtdatum onafgebroken premie zou zijn betaald. In het geval de deelnemer een deeltijdarbeidscontract had, wordt aangenomen dat het deeltijdpercentage dat gold op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - overlijdensdatum zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op blijven gelden tot het moment waarop de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van deelnemer de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschappensioenrichtdatum zou hebben bereikt. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op maand na de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 3 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement, Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd ieder kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden eerste van de maand volgend op de maand waarin de (gewezenGewezen) deelnemer Deelnemer of de gepensioneerdeGepensioneerde overlijdt. 2. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. 3. Als het kind studeert of invalide is, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering het kind de 27-ste verjaardag - jarige leeftijd bereikt. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering, of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is, gebeurt volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. 4. Als het kind valt eerder overlijdt, ophoudt met studeren of waarin niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijneinde van de betreffende maand. 25. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 1420% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschappartnerpensioen . 36. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf als de (gewezen) deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten of op de eerste dag van de maand, maand volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoeddede partner overlijdt. 7. Het wezenpensioen wordt voor maximaal eenmaal drie kinderen uitgekeerd. Indien meer dan drie kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan wordt het maximaal beschikbare bedrag gelijk verdeeld over alle kinderen. Dit maximum wordt verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevondener recht bestaat op verdubbeld wezenpensioen. 48. Bij een geboorte of acceptatie van een kind op of na de vaststelling van het Pensioendatum wordt geen aanspraak op wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerkingtoegekend.

Appears in 2 contracts

Samples: Pensioenreglement, Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder daarvoor in aanmerking komend Kind 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 6 lid 1. Bij overlijden voor de Pensioendatum wordt het ouderdomspensioen vastgesteld onder de veronderstelling dat de Deelnemer tot de Pensioendatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag risicodekking (artikel 5 lid 5 sub b) en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. 2. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de eerste dag van overlijden van de maand volgend op de maand waarin de (gewezenGewezen) deelnemer Deelnemer of de gepensioneerdeGepensioneerde is overleden. 3. Het loopt door wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen het Kind 18 jaar wordt of tot zijn eerder overlijden. Voor een Kind dat na zijn 18e verjaardag: a. volledig onderwijs in de zin van de Wet Studiefinanciering op de 27-ste verjaardag - studiefinanciering 2000 volgt of; b. invalide is en een uitkering ontvangt volgens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten (WAJONG); wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de studie of Arbeidsongeschiktheid beëindigd wordt, doch uiterlijk tot het kind valt of einde van de maand waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnKind 27 jaar wordt of eerder overlijdt. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 34. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden voor een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien Kind waarvan beide ouders overleden zijn. Voor als omschreven in de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevondendefinitie Kind zijn overleden. 45. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als De wezenpensioenen bedoeld in dit artikel blijft kunnen tezamen nooit meer belopen dan 100% van het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking1 genoemde ouderdomspensioen.

Appears in 2 contracts

Samples: Middelloonregeling, Middelloonregeling

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 20 (variabel pensioen) en artikel 22 21 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld gemiddelde parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 40 lid 2 buiten aanmerking. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 21 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 2 contracts

Samples: Pension Regulations, Pension Regulations

Wezenpensioen. 1. Het Elk wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het betrokken kind overlijdt of ophoudt pensioengerechtigd te zijn. 2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk pensioengerechtigd kind 14% van het in artikel 7 bedoelde jaarlijks ouderdomspensioen. Genoemd percentage wordt verdubbeld gedurende het tijdvak waarin na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op het partnerpensioen niet of niet langer verschuldigd is. 3. Pensioengerechtigd zijn de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer kinderen die: x. xxxxxx zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of de gepensioneerde. Het loopt door tot ouder zijn, maar nog geen 27 jaar en waarvoor daarnaast geldt dat: • het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen kind studerend is in de zin van de Wet op de Studiefinanciering (WSF); en/of • arbeidsongeschikt zijn in de 27zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en daarvoor een uitkering krijgen krachtens deze wet. Bij arbeidsongeschikte kinderen zonder Xxxxxx-ste verjaardag - uitkering neemt het bestuur een besluit over toekenning van wezenpensioen na de 18-jarige leeftijd. Dit gebeurt aan de hand van de op verzoek door het UWV afgegeven Beoordeling arbeidsvermogen, waarbij sprake moet zijn van een beperking van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnarbeidsvermogen van ten minste 45%. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering 2000 de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pension Regulations

Wezenpensioen. 1. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen zoals vastgesteld in Artikel 6 Ouderdomspensioen, lid 1. Voor degenen die per 31 december 2017 deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds is artikel 37 mede van toepassing. 2. Het wezenpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van een deelnemer 14% van het bereikbare ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum. Het wezenpensioen, met uitzondering voor degenen die uiterlijk 31 december 2017 al deelnamen aan de pensioenregeling van het fonds, bedraagt bij overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde 14% van het tijdens de dienstbetrekking opgebouwde ouderdomspensioen. 3. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en wordt aan het kind uitgekeerd tot en met de maand waarin de 18-jarige leeftijd van het kind valt of - bij eerder overlijden - tot en met de maand waarin het kind komt te overlijden. Het wezenpensioen wordt voorts uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een kind voldoet aan de omschrijving van een studerende als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Wajong mits de (gewezen) deelnemer op die dag niet meer in leven is. De uitkering wordt voortgezet zolang het kind studerende dan wel arbeidsongeschikt is maar uiterlijk tot en met de maand waarin de 27-ste verjaardag van het kind valt of bij eerder overlijden - de maand waarin het kind komt te overlijden. 4. Indien het wezenpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum, zal het jaarlijks op 1 januari, voor het eerst op 1 januari volgend op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14deelnemer, worden verhoogd met 3% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% wezenpensioen van het jaarlijkse ouderdomspensioen voorafgaande jaar. Voor de laatste maal wordt het wezenpensioen verhoogd op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt. 5. Voor een volle wees wordt het wezenpensioen verdubbeld. 6. Gedurende de tussen werkgever en de deelnemer overeengekomen periode van onbetaald verlof houdt de deelnemer gedurende maximaal 18 maanden aanspraak op het wezenpensioen dat voor zijn kinderen was verzekerd onmiddellijk voorafgaand aan het onbetaald verlof. Voor zover dit wezenpensioen uitgaat boven het wezenpensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op tot aan het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind verlof heeft opgebouwd, gaat dit wezenpensioen uitsluitend in als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeldde deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling doch uiterlijk binnen 18 maanden na ingang van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2onbetaald verlof, buiten aanmerkingoverlijdt.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het jaarlijkse wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de eerste dag van de maand waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvindt, mits deze (gewezeneen) deelnemer of de gepensioneerdepensioengerechtigd(e) kind(eren) achterlaat. Het loopt door Dit pensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind 21 jaar oud wordt of waarin het kind eerder overlijdt. Indien het kind bij het bereiken van de 1821-jarige leeftijd recht heeft op studiefinanciering krachtens de verjaardag - voor studerende kinderen Wet op de studiefinanciering dan wel een voltijds beroepsopleidende leerweg (bol) in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) of een voltijds opleiding aan een erkende hogeschool of universiteit volgt of op grond van de zin bepalingen van de Wet Studiefinanciering arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten als volledig arbeidsongeschikt is aan te merken, dan wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind geen studiefinanciering meer ontvangt respectievelijk als volledig arbeidsongeschikt is aan te merken. In ieder geval zal het wezenpensioen niet langer worden uitgekeerd dan tot het einde van de maand waarin het kind de 27-ste verjaardag - jarige leeftijd bereikt. Het jaarlijkse wezenpensioen bij overlijden van een deelnemer bedraagt voor elk daarvoor in aanmerking komend kind 20% van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnjaarlijks partnerpensioen als bedoeld in artikel 10 lid 3. 2. Het levenslange jaarlijkse wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van is het jaarlijkse ouderdomspensioen dat wezenpensioen als bedoeld in lid 2 van dit artikel, vermeerderd met het eventuele door de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen opgebouwde wezenpensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap37. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf Bij uittdiensttreding en bij pensionering vervalt het recht op wezenpensioen, behoudens het bepaalde in artikel 37 van het pensioenreglement. 4. Met ingang van de eerste dag van de maand, maand volgend op de maand waarin het kind ouderloos volle wees wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op , vindt verdubbeling van het moment jaarlijkse wezenpensioen plaats tot 40% van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil het van het jaarlijkse partnerpension als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden10, lid 3. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het Elk wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind in op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de (gewezen) deelnemer Deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het betrokken kind valt overlijdt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend pensioengerechtigd te zijn. 2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd voor elk kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen ouderdomspensioen,dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg met behoud van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 laatste voor hem vastgestelde basispensioengrondslag zou hebben bereikt ware hij tot zijn pensioenrichtleeftijd deelnemer gebleven. Genoemd percentage wordt verdubbeld gedurende het tijdvak waarin na het overlijden van de (variabel pensioengewezen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelatenDeelnemer of gepensioneerde het Partnerpensioen niet of niet langer verschuldigd is. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing isPartnerpensioen niet verschuldigd is omdat het vervangen is door ouderdomspensioen conform artikel 25, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting geldt de situatie betreffende de uitkering van het deelnemerschapPartnerpensioen die zou zijn ontstaan als het niet was vervangen. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf Pensioengerechtigd zijn de eerste dag kinderen die: x. xxxxxx zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder zijn, maar nog geen 27 jaar en waarvoor daarnaast geldt dat: - het kind studerend is in de zin van de maand, volgend Wet op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment Studiefinanciering (WSF) en/of - arbeidsongeschikt zijn in de zin van zijn overlijden de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en daarvoor een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4uitkering krijgen krachtens deze wet. Bij arbeidsongeschikte kinderen zonder Wajong-uitkering neemt het bestuur een besluit over toekenning van wezenpensioen na de vaststelling 18-jarige leeftijd. Dit gebeurt aan de hand van de op verzoek door het UWV afgegeven Beoordeling arbeidsvermogen, waarbij sprake moet zijn van een beperking van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerkingarbeidsvermogen van ten minste 45%.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd ieder kind in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnoverlijdt. 2. Het wezenpensioen wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt of tot en met de maand waarin het kind overlijdt. De uitbetaling van het wezenpensioen wordt verlengd tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar bereikt, indien en voor zolang er sprake is van studeren of arbeidsongeschiktheid als bedoeld in lid 3 respectievelijk lid 4 van dit artikel. Het recht op wezenpensioen kan op verzoek van het kind herleven als wederom aan de voorwaarden van lid 3 of 4 wordt voldaan. 3. Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een studerend kind, indien en voor zolang - het kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijk gesteld een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en - het kind de school of instelling geregeld bezoekt. Voor kinderen die in het buitenland wonen en studeren, zijn de hiervoor genoemde voorwaarden overeenkomstig van toepassing. 4. Er is volgens dit pensioenreglement sprake van een arbeidsongeschikt kind, indien en voor zolang het kind van overheidswege recht heeft op een uitkering tengevolge van arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of handicap. 5. Tijdens het deelnemerschap aan dit pensioenreglement wordt elk jaar een gedeelte van het wezenpensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen wezenpensioen per kind bedraagt per pensioengerechtigd kind 14voor ieder deelnemersjaar 10,5% van het volgens (op grond van artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen 4.2, lid 3) jaarlijks op te bouwen ouderdomspensioen, met uitzondering van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14jaren 2018 t/m 2021. Voor 2018 t/m 2021 bedroeg het in elk deelnemersjaar op te bouwen wezenpensioen per kind 0,197% van de pensioengrondslag rekening houdend met het jaarlijkse voor deze pensioenregeling vastgestelde maximum pensioengevend jaarsalaris. Dit opbouwpercentage van 0,197% is gelijk aan 10,5% van 1,875% (zijnde het maximaal fiscaal toegestaan opbouwpercentage ouderdomspensioen dat bij de deelnemer op actuele fiscale pensioenrichtleeftijd van 68 jaar). Op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting website van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg fonds is een overzicht opgenomen van de keuzemogelijkheden zoals voor elk jaar geldende opbouwpercentages 6. Het in totaal opgebouwde wezenpensioen per kind is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwd wezenpensioen, inclusief de voorwaardelijk verleende toeslagen. Indien van toepassing is het opgebouwde wezenpensioen per kind verhoogd met: a. het tot en met 31 december 2014 jaarlijks vrijwillig ingekochte extra wezenpensioen over “bonussen” (deze vrijwillige inkoopregeling is per 1 januari 2015 vervallen); b. het op 31 december 2013 in het voorgaande pensioenreglement opgebouwde wezenpensioen per kind; dit wezenpensioen is ongewijzigd ingebracht als een aanspraak op wezenpensioen krachtens dit pensioenreglement. 7. Het te bereiken wezenpensioen per kind is het conform vorige lid opgebouwde wezenpensioen, verhoogd met de toekomstige opbouw van wezenpensioen. De toekomstige pensioenopbouw wezenpensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het laatst vastgestelde pensioenopbouwpercentage voor het wezenpensioen en vermenigvuldigd met het aantal toekomstige deelnemersjaren aan dit pensioenreglement waarbij indien van toepassing rekening is gehouden met de laatst bekende parttimefactor. 8. Bij overlijden van een deelnemer heeft het kind recht op het te bereiken wezenpensioen als bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschapvorige lid. 39. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin indien en zodra het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 410. Bij de vaststelling van Indien en zolang meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan wordt het totaal bedrag aan wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerkingvoor vijf kinderen naar evenredigheid verdeeld over alle kinderen die recht hebben op wezenpensioen.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering 2000 de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 20 (variabel pensioen) en artikel 22 21 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld gemiddelde parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 40 lid 2 buiten aanmerking. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 21 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pension Regulations

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat opbouwpercentage voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd voor ieder kind 14% van het volgens jaarlijks vastgestelde opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 9 berekende jaarlijkse 4.1. 2. Indien de deelnemer vóór het ingaan van het ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer overlijdt in een tijdvak waarover voor hem premie verschuldigd is of gepensioneerdegeacht wordt te zijn voldaan, dan wel wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. De verhoging bedraagt 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat waarop ingevolge artikel 4.1, nog aanspraak zou zijn verkregen indien: - de deelneming tot de pensioendatum had voortgeduurd en - van de datum van overlijden tot de pensioendatum van de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - onafgebroken premie zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op betaald over de hoogte ten tijde van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap.zijn overlijden voor hem geldende pensioengrondslag; 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf gaat in op de eerste dag van de maand, volgend waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de maand laatste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordtde 18-jarige leeftijd bereikt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op Wanneer het moment van zijn overlijden echter een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil betreft als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van 1.2 lid 27 sub b, eindigt het wezenpensioen als op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin bedoeld in dit artikel blijft vereiste vervalt. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerkingkind overlijdt.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag eerste van de maand volgend op de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer of en wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de gepensioneerdemaand. Het loopt door tot recht op wezenpensioen vervalt per het einde van de maand waarin de 18-de 21ste verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin valt. Xxxxxxx van overlijden van het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnop wezenpensioen recht hebbende kind vervalt dit pensioen per het einde van de maand van overlijden. 2. Voor een deelnemer die de basispremie van € 11.400,- (niveau 2014) betaalt en die gedurende de laatste drie volle kalenderjaren de voor die jaren vastgestelde basispremie heeft betaald, is het wezenpensioen per kind gelijk aan € 5.700, - per jaar (niveau 2014). Indien de feitelijke premie op jaarbasis afwijkt van € 11.400,- (niveau 2014) en/of de gemiddelde premie over de laatste drie volle kalenderjaren afwijkt van de gemiddeld voor die jaren vastgestelde basispremie, wordt de gemiddelde premie gedurende de laatste drie kalenderjaren berekend en wordt het wezenpensioen naar evenredigheid met deze gemiddelde premie aangepast. Indien de deelnemer minder dan drie volle kalenderjaren premie betaald heeft, wordt de gemiddelde premie over de premiebetalingsperiode als uitgangspunt gehanteerd voor de vaststelling van de hoogte van het wezenpensioen. De verhogingen als bedoeld in artikel 4 lid 2 zijn niet begrepen in de in de vorige volzin genoemde feitelijke en gemiddelde premies. Het bedrag ad € 5.700,- wordt jaarlijks aangepast aan de ontwikkeling van de basispremie (€ 11.400,- voor 2014). 3. Eindigt het deelnemerschap door pensionering en heeft toepassing van het bepaalde in artikel 7 lid 1 plaatsgevonden dan wordt een wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind toegekend dat 14% van het volgens levenslange ouderdomspensioen bedraagt. 4. Eindigt het deelnemerschap anders dan wegens overlijden of pensionering en heeft toepassing van het bepaalde in artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen 7 lid 2 plaatsgevonden dan wordt twaalf maanden na beëindiging van het deelnemerschap doch uiterlijk op de gewezen deelnemer of gepensioneerdepensioeningangsdatum of, dan wel indien eerder, de normale pensioendatum, een wezenpensioen toegekend dat 14% van het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting bedraagt. 5. Bij beëindiging van het deelnemerschap - zou zijn gaan genietenanders dan wegens overlijden of pensionering zal tot twaalf maanden na de datum van beëindiging van het deelnemerschap maar uiterlijk tot de pensioeningangsdatum of indien eerder, de normale pensioendatum of de datum van hernieuwd deelnemerschap een aanspraak op wezenpensioen bestaan. Eventuele effecten op de De hoogte van deze aanspraak op wezenpensioen wordt conform lid 3 vastgesteld alsof toepassing van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld bepaalde in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap7 lid 2 heeft plaatsgevonden. 36. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf met ingang van de eerste dag van de maand, maand volgend op de maand die, waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 47. Bij de vaststelling Als er pas na beëindiging van het deelnemerschap kinderen zijn, dan hebben deze alleen recht op wezenpensioen na het overlijden van de gewezen deelnemer als bedoeld in dit artikel blijft hun ouders al elkaars partner waren op de datum van beëindiging van het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door deelnemerschap, hetgeen moet blijken uit de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerkingverzekering van een partnerpensioen bij overlijden na beëindiging van het deelnemerschap.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ieder Kind in op de dag waarop de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. 2. Het wordt uitgekeerd tot de dag waarop het Kind de 21e verjaardag bereikt. 3. Als het Kind studeert of arbeidsongeschikt is, loopt de uitkering van overlijden het wezenpensioen door tot de dag waarop het Kind de 27e verjaardag bereikt. 4. Van een studerend Kind als bedoeld in lid 3 is sprake als: - het Kind ingeschreven is bij een school of instelling die volledig dagonderwijs verzorgt. Aan volledig dagonderwijs wordt gelijkgesteld een bij wet geregelde combinatie van leren en werken die ook een volledige dag beslaat; en - het Kind de school of instelling geregeld bezoekt volgens de normen van de (gewezen) deelnemer Algemene Kinderbijslagwet. Voornoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing indien het Kind in het buitenland studeert. 5. Van een arbeidsongeschikt Kind als bedoeld in lid 3 is sprake als het Kind van overheidswege recht heeft op een uitkering ten gevolge van Arbeidsongeschiktheid, langdurige ziekte of handicap. 6. Als het Kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer arbeidsongeschikt is, loopt de gepensioneerde. Het loopt uitkering door tot het einde van de maand waarin betreffende maand. Op verzoek herleeft het wezenpensioen als wederom voldaan wordt aan de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin voorwaarden van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - lid 4 of lid 5. 7. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.qwezenpensioen opgebouwd. ophoudt studerend Dit jaarlijks op te zijn. 2. Het wezenpensioen bouwen pensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind voor ieder deelnemersjaar 0,2625% (zijnde 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen 1,875%) van de gewezen deelnemer of gepensioneerdepensioengrondslag in dat betreffende jaar. Het in totaal opgebouwde wezenpensioen is gelijk aan het in de achterliggende deelnemersjaren opgebouwd wezenpensioen, dan wel 14inclusief verleende toeslagen en doorgevoerde kortingen. Het pensioenfonds kan dit percentage in enig jaar aanpassen op grond van het bepaalde in 4.1.2 a. 8. Bij overlijden van een Deelnemer ontvangt het Kind het te bereiken wezenpensioen. Het te bereiken wezenpensioen is het conform vorige lid opgebouwde wezenpensioen, verhoogd met 0,2625% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het jaarlijkse ouderdomspensioen aantal toekomstige deelnemersjaren en indien van toepassing vermenigvuldigd met de laatst bekende parttimefactor voor de toekomstige deelnemersjaren. Voor deze pensioengrondslag geldt dat een of meer salarisverhogingen van in totaal meer dan 25% op jaarbasis in de deelnemer op voorafgaande 12 maanden niet worden meegenomen bij de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg vaststelling van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschappensioengrondslag. 39. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf wanneer de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder langstlevende ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevondenverzorger overlijdt. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gaat voor ieder van de pensioen gerechtigde kinderen een wezenpensioen in. Pensioengerechtigd zijn de kinderen die: a. Xxxxxx zijn dan 18 jaar; b. 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn en waarvoor daarnaast geldt dat zij: - Studerend zijn in de zin van de Wet op de Studiefinanciering (WSF) en/of - - Arbeidsongeschikt zijn in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en daarvoor een uitkering krijgen krachtens deze wet. Bij arbeidsongeschikte kinderen zonder Wajong-uitkering neemt het bestuur een besluit over toekenning van wezenpensioen na de 18-jarige leeftijd. Dit gebeurt aan de hand van de op verzoek door het UWV afgegeven Beoordeling arbeidsvermogen, waarbij sprake moet zijn van een beperking van het arbeidsvermogen van ten minste 45%. 2. Elk wezenpensioen gaat in op de dag van overlijden eerste van de maand volgend op de maand waarin de (gewezengewe- zen) deelnemer of gepensioneerde is overleden, maar niet eerder dan op de gepensioneerdeeerste van de maand waarin het kind pensioengerechtigd wordt. Het loopt door wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt ophoudt pensioengerechtigd te zijn of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnoverlijdt. 23. Het Elk wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3levenslange ouderdomspensioen. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend indien er geen partner meer is die aanspraak op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijnpartnerpensioen heeft. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer is dit het ouderdomspensioen, waarop deze bij deelneming tot de pensioendatum volgens de het laatst vastgestelde pensioengrondslag aanspraak zou hebben plaatsgevondenverkregen. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat bedraagt met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 4 per kind 14% van het ouderdomspensioen, met dien verstande dat het wezenpensioen voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gezamenlijke Kinderen niet meer bedraagt dan vijf maal de uitkering voor één kind. Het wezenpensioen wordt gelijkelijk over de daarvoor in op de dag aanmerking komende Kinderen verdeeld. Xxxxxxx van overlijden van de (gewezenDeelnemer voor de Prepensioendatum worden ook de jaren, gelegen tussen de datum van het overlijden en de Prepensioendatum, als dienstjaren aangemerkt. Voor de in artikel 5 resp. artikel 14 bedoelde Deelnemers wordt voor de berekening van het aantal jaren, liggende tussen de datum van overlijden en de Prepensioendatum, de conform artikel 5 sub b. resp. artikel 14, lid 3 laatst vastgestelde breuk(en) deelnemer of de gepensioneerdein aanmerking genomen. Het loopt door wezenpensioen per kind en het maximumpensioen voor gezamenlijke Kinderen worden verdubbeld, indien het kind geen ouders meer heeft. Onder ouder wordt verstaan de (Gewezen) Deelnemer en diegene die als vader of moeder tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen kind in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijnfamilierechterlijke betrekking stond. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind niet meer dan 14% van het volgens van het laatstelijk vastgestelde of bereikbare jaarsalaris verminderd met de voor dat jaar geldende uitkering voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen 9, eerste lid, onderdeel b en vijfde lid onderdeel b van de gewezen deelnemer of gepensioneerdeAOW, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat vermeerderd met de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 (variabel pensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschapvakantietoeslag. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de 18-de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van het kind valt of waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijn. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel 14% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van de keuzemogelijkheden zoals bedoeld in artikel 21 20 (variabel pensioen) en artikel 22 21 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld gemiddelde parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap. 3. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 40 lid 2 buiten aanmerking. 4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 21 geacht niet te hebben plaatsgevonden. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.plaatsgevonden.‌

Appears in 1 contract

Samples: Pension Regulations

Wezenpensioen. 1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in op de dag van overlijden eerste van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde. Het loopt door tot het einde van maand volgend op de maand waarin de 18-deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de verjaardag - voor studerende kinderen in de zin van de Wet Studiefinanciering de 27-ste verjaardag - van maand waarin het kind valt of 18 resp. 27 jaar wordt, of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de maand waarin het voordien overlijdt c.q. ophoudt studerend te zijndit overlijden plaatsvindt. 2. Het jaarlijkse opgebouwde wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het daadwerkelijk volgens artikel 9 berekende jaarlijkse ouderdomspensioen 6 op basis van de gewezen vaste premie opgebouwde ouderdomspensioen. Indien de deelnemer of gepensioneerdeoverlijdt vóór de pensioendatum, dan wel 14wordt de aldus opgebouwde aanspraak op wezenpensioen verhoogd met 0,20% van het jaarlijkse ouderdomspensioen de op de overlijdensdatum geldende (parttime) pensioengrondslag voor ieder deelnemersjaar, dat de deelnemer op tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting zou hebben kunnen behalen. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Bij vaststelling van het deelnemerschap - zou zijn gaan genieten. Eventuele effecten op de hoogte van het ouderdomspensioen als gevolg van wezenpensioen overeenkomstig het bepaald in de keuzemogelijkheden zoals bedoeld vorige zin, wordt artikel 14 lid 1 (omzetting partnerpensioen in artikel 21 (variabel pensioenouderdomspensioen) en artikel 22 (uitruil partnerpensioen) worden buiten beschouwing gelaten. Indien het een werknemer betreft waarbij een UPA verwerking van toepassing is, zal het laatst bekende voortschrijdend gemiddeld parttime percentage worden toegepast bij ongewijzigde voortzetting Bij de bepaling van het deelnemerschapwezenpensioen blijft het wezenpensioen behorende bij het ouderdomspensioen dat voortvloeit uit toepassing van artikel 25 lid 1 in beginsel ongewijzigd. 3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag Indien meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan genieten deze gezamenlijk niet meer dan een bedrag, gelijk aan vijf maal het wezenpensioen, bedoeld in lid 2. Met inachtneming van artikel 18d van de maand, volgend Wet op de maand waarin het kind ouderloos wordt. In Loonbelasting 1964 wordt dit verband wordt mede onder ouder verstaan degene die op het moment van zijn overlijden een pleeg- of stiefkind als eigen kind onderhield en opvoedde. Het wezenpensioen wordt maximaal eenmaal verdubbeld, en wel indien beide ouders overleden zijn. Voor de toepassing hiervan wordt een uitruil als bedoeld in artikel 22 geacht bedrag nadien niet te hebben plaatsgevondenmeer herrekend. 4. Bij de vaststelling van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel blijft het extra ouderdomspensioen dat is verkregen door de omzettingen als bedoeld in artikel 9 leden 5 en 6 resp. artikel 40 lid 2, buiten aanmerking.

Appears in 1 contract

Samples: Pensioenreglement