Afkoop klein pensioen Voorbeeldclausules

Afkoop klein pensioen. Het fonds heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven de afkoopgrens. Het fonds betaalt de uitkering op de dag dat de pensioenaanspraken of pensioenrechten vervallen in verband met de afkoop. Het bedrag van de afkoopwaarde is gelijk aan de contante waarde van de aanspraken, berekend volgens door het bestuur, na advies van de actuaris, vastgestelde verzekeringstechnische grondslagen. De hiervoor geldende afkoopfactoren zijn opgenomen in bijlage 2.
Afkoop klein pensioen. 1. In dit artikel hebben de woorden ‘(einde) deelnemerschap’ en ‘(gewezen) deelnemer’ de betekenis die daaraan is gegeven in het pensioenreglement zoals dat gold op 31 december 2019. 2. Het pensioenfonds heeft vanaf twee jaar na einde deelnemerschap het recht om het ouderdomspensioen (en eventueel daarbij horend partner- en wezenpensioen) zonder instemming van de gewezen deelnemer binnen zes maanden af te kopen, indien het deelnemerschap voor 1 januari 2018 is beëindigd. 3. Het pensioenfonds heeft vanaf de datum van echtscheiding, beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding het recht om zonder instemming van de gewezen echtgenoot of partner het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen. 4. Het pensioenfonds heeft vanaf het overlijden van de (gewezen) deelnemer het recht om zonder instemming van de gewezen echtgenoot of partner het voor 1 januari 2017 opgebouwde partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen. 5. Het pensioenfonds heeft dit recht in de bovengenoemde gevallen indien het pensioen per jaar minder bedraagt dan bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
Afkoop klein pensioen. Bij de afkoop van klein pensioen als bedoeld in artikel 19 van het pensioenreglement worden de volgende factoren gehanteerd. De afkoopfactoren zijn geldig van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. Bij tussenliggende leeftijden wordt de factor naar rato vastgesteld. Leeftijd Afkoopfactor per € 100 LOP 68 Afkoopfactor per € 100 PPO 68 Afkoopfactor per € 100 OP 68 in combinatie met 70% PPO 21 1.290,57 409,52 1.577,23 22 1.303,42 417,16 1.595,43 23 1.316,26 424,82 1.613,63 24 1.329,11 432,48 1.631,85 25 1.341,93 440,16 1.650,04 26 1.354,73 447,85 1.668,23 27 1.367,46 455,61 1.686,39 28 1.380,10 463,47 1.704,53 29 1.392,69 471,35 1.722,64 30 1.405,21 479,26 1.740,69 31 1.417,62 487,26 1.758,70 32 1.429,95 495,26 1.776,63 33 1.442,17 503,25 1.794,45 34 1.454,25 511,28 1.812,15 35 1.466,17 519,32 1.829,69 36 1.477,95 527,30 1.847,06 37 1.489,53 535,33 1.864,26 38 1.500,90 543,39 1.881,27 39 1.512,08 551,46 1.898,10 40 1.523,09 559,50 1.914,74 41 1.533,90 567,48 1.931,14 42 1.544,50 575,40 1.947,28 43 1.554,86 583,22 1.963,11 44 1.564,99 590,93 1.978,64 45 1.574,90 598,44 1.993,81 46 1.584,51 605,83 2.008,59 47 1.593,81 613,01 2.022,92 48 1.602,78 619,95 2.036,75 49 1.611,56 626,56 2.050,15 50 1.620,25 632,89 2.063,27 51 1.628,91 638,88 2.076,13 52 1.637,63 644,43 2.088,73 53 1.646,44 649,55 2.101,13 54 1.655,48 654,09 2.113,34 55 1.664,76 658,14 2.125,46 56 1.674,42 661,57 2.137,52 57 1.684,46 664,43 2.149,56 58 1.695,09 666,52 2.161,65 59 1.706,32 667,94 2.173,88 60 1.718,13 668,67 2.186,20 61 1.730,57 668,55 2.198,56 62 1.743,55 667,71 2.210,95 63 1.757,21 665,97 2.223,39 64 1.771,56 663,33 2.235,89 65 1.786,56 659,85 2.248,46 66 1.802,37 655,35 2.261,12 67 1.818,98 649,85 2.273,88 68 1.836,36 643,43 2.286,76 Afkoopfactoren voor ingegaan partnerpensioen: Afkoopfactor Afkoopfactor per € 100 per € 100 48 3.671,42 88 552,94 49 3.593,20 89 505,62 50 3.514,31 90 462,14 51 3.434,76 91 422,81 52 3.354,76 92 386,23 53 3.274,19 93 353,07 54 3.193,00 94 323,13 55 3.111,30 95 296,33 56 3.029,14 96 272,54 57 2.946,52 97 251,52 58 2.863,50 98 233,13 59 2.780,17 99 217,04 60 2.696,46 100 202,94 Afkoopfactoren voor ingegaan wezenpensioen: Afkoopfactor per € 100 1 2.215,41 2 2.126,23 3 2.036,33 4 1.945,72 5 1.854,43 6 1.762,47 7 1.669,86 8 1.576,55 9 1.482,47 10 1.387,61 11 1.291,99 12 1.195,57 13 1.098,40 14 1.000,57 15 902,10 16 803,07 17 703,54 18 603,56 19 503,29 20 402,90 21 302,50 22 252,07 23 201,54 24 150,98 25 100,48 26 50,13 27 0,00
Afkoop klein pensioen. Bij de afkoop van klein pensioen als bedoeld in artikel 19 van het pensioenreglement worden de volgende factoren gehanteerd. Als pensioen wordt afgekocht, dan wordt de afkoopwaarde van het pensioen bepaald door de af te kopen aanspraak op pensioen te vermenigvuldigen met de factoren in onderstaande tabel. Afkoopfactoren voor levenslang ouderdomspensioen (LOP) en niet-ingegaan levenslang partnerpensioen (LPP): Leeftijd Afkoopfactor per € 100 LOP 68 Afkoopfactor per € 100 LPP 68 Afkoopfactor per € 100 OP 68 in combinatie met 70% LPP 46 984,74 373,09 1.245,90 47 992,32 377,66 1.256,68 48 1.000,07 382,13 1.267,56 49 1.008,17 386,49 1.278,71 50 1.016,84 390,75 1.290,37 51 1.026,11 394,89 1.302,53 52 1.036,03 398,86 1.315,23 53 1.046,63 402,66 1.328,49 54 1.058,26 406,24 1.342,63 55 1.071,21 409,64 1.357,96 56 1.085,62 412,76 1.374,55 57 1.101,66 415,62 1.392,59 58 1.119,60 418,16 1.412,31 59 1.139,50 420,41 1.433,79 60 1.161,45 422,41 1.457,14 61 1.185,61 424,03 1.482,43 62 1.212,03 425,36 1.509,78 63 1.240,86 426,34 1.539,30 64 1.272,40 426,86 1.571,20 65 1.306,65 427,04 1.605,58 66 1.343,94 426,76 1.642,67 67 1.384,58 426,04 1.682,81 68 1.428,47 424,92 1.725,91 Afkoopfactoren voor ingegaan levenslang partnerpensioen (LPP): Afkoopfactor Afkoopfactor per € 100 per € 100 21 3.699,73 61 1.931,68 22 3.665,08 62 1.878,87 23 3.629,96 63 1.825,59 24 3.594,33 64 1.771,93 25 3.558,16 65 1.718,02 26 3.521,53 66 1.663,69 27 3.484,38 67 1.609,01 28 3.446,75 68 1.554,08 29 3.408,62 69 1.499,08 30 3.369,99 70 1.443,65 31 3.330,83 71 1.388,10 32 3.291,14 72 1.332,33 33 3.250,90 73 1.276,24 34 3.210,17 74 1.220,14 35 3.168,94 75 1.163,88 36 3.127,17 76 1.107,76 37 3.084,88 77 1.051,76 38 3.042,08 78 995,99 39 2.998,75 79 940,60 40 2.954,91 80 885,53 41 2.910,57 81 831,61 42 2.865,77 82 778,64 43 2.820,47 83 727,06 44 2.774,63 84 676,81 45 2.728,40 85 628,09 46 2.681,64 86 581,51 47 2.634,56 87 537,30 48 2.587,02 88 495,77 49 2.539,00 89 456,37 50 2.490,52 90 419,92 51 2.441,62 91 386,66 52 2.392,40 92 355,21 53 2.342,76 93 326,43 54 2.292,67 94 300,21 55 2.242,17 95 276,54 56 2.191,34 96 255,37 57 2.140,08 97 236,54 58 2.088,51 98 219,97 59 2.036,54 99 205,39 60 1.984,18 100 192,56 Afkoopfactoren voor ingegaan wezenpensioen: Afkoopfactor per € 100 Informatie over deze regelingen kunt u opvragen via: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx Deze procedure bestaat uit een zestal stappen, die onderstaand nader worden toegelicht. Jaarlijks wordt in de tweede week van oktober de toetsrente ...
Afkoop klein pensioen. 1. Het fonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na einde van de deelneming het opgebouwde ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer af te kopen indien de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum zullen leiden tot een uitkering die het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat. Voor deze afkoop is geen toestemming van de gewezen deelnemer vereist. Indien het fonds tot afkoop overgaat, zal de gewezen deelnemer daarover worden geïnformeerd en zal de afkoop binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar plaatsvinden. Afkoop zal niet plaatsvinden indien de gewezen deelnemer binnen twee jaar na einde van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Na vervanging van de premievrije aanspraak door een uitkering ineens, kan door gewezen deelnemer tegenover het fonds geen enkel recht worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de premievrije aanspraak betrekking had en wordt bij een hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden. 2. Indien de pensioenrichtdatum ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, heeft het fonds het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen de aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaande af te kopen indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat. 3. Het fonds heeft het recht om partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op de pensioenrichtdatumdatum het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat. Indien het fonds tot afkoop overgaat, zal de partner daarover worden geïnformeerd en zal de afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum plaatsvinden. 4. Het fonds heeft het recht om bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op de ingangsdatum het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag niet te boven gaat. Indien het fonds tot afkoop overgaat, zal de ex-partner daarover worden geïnformeerd en zal de afkoop binnen zes maanden na melding van de scheiding plaatsvinden. 5. Indien het bepaalde in de leden 1 en 2 toepassing vindt ten aanzien van het ouderdomspensioen, wordt de meeverzekerde aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen tegelijkertijd afgekocht. Indien het bepaalde in lid 3 t...
Afkoop klein pensioen. Het pensioenfonds heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:
Afkoop klein pensioen. De afkoopfactoren als bedoeld in artikel 19.2 en 19.3 zijn afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer en bedragen en gelden van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022: Afkooptarieven van diverse pensioensoorten De opgenomen bedragen betreffen de waarde van € 100 aanspraak.
Afkoop klein pensioen. (artikel 11 “Beëindiging van het dienstverband” en artikel 23 “Uitkering van de pensioenen”) Neem je met ingang van 1 januari 2014 onafgebroken deel aan Pensioenreglement 1 bij pensioenuitvoerder 1? En heb je op 31 december 2013 pensioenaanspraken bij pensioenuitvoerder 2 opgebouwd op grond van Pensioenreglement I (d.d. 31 december 2013)? Xxx xxxxx pensioenuitvoerder 2 zo mogelijk deze tot en met 31 december 2013 opgebouwde aanspraken af op de ingangsdatum van je pensioen als je totale pensioen lager is dan de wettelijke afkoopgrens. Je totale pensioen is de som van je aanspraken tot en met 31 december 2013 bij pensioenuitvoerder 2 en de pensioenaanspraken die je vanaf 1 januari 2014 bij pensioenuitvoerder 1 opbouwt.

Related to Afkoop klein pensioen

  • Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de 27e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt. De toets of een kind invalide is, gebeurt tot de 21-jarige leeftijd van het kind volgens de normen van de Wajong en daarna volgens de normen van de WIA. 2. Pensioengerechtigde kinderen zijn: a. kinderen die tot de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan; b. kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; c. pleegkinderen van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na deze datum de status van pleegkind hebben gekregen of tot het huishouden van de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de standaard-pensioendatum of de eerdere pensioendatum en het kind na deze datum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 3. Het wezenpensioen op jaarbasis bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het volgens artikel 9 vastgestelde ouderdomspensioen (inclusief reeds verleende toeslagen). Het betreft uitsluitend het tijdens het deelnemerschap aan dit reglement opgebouwde ouderdomspensioen. 4. Bij overlijden van een deelnemer wordt het krachtens lid 3 vastgestelde wezenpensioen (14% van het totaal opgebouwde ouderdomspensioen op het tijdstip van overlijden) verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer fictief had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de datum van overlijden tot de standaard-pensioendatum (67 jaar) zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige (fictieve) pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 5. Bij overlijden van een aspirant-deelnemer is het wezenpensioen op jaarbasis gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de aspirant-deelnemer had kunnen behalen indien hij/zij vanaf de eerste dag van de maand waarin hij/zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken tot de standaard-pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatst vastgestelde gegevens. Dit betekent dat voor de toekomstige pensioenopbouw wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag, het parttimepercentage zoals geldend op het tijdstip van overlijden en, indien van toepassing, het afwijkende jaarlijkse opbouwpercentage ouderdomspensioen indien de werkgever hiervoor heeft gekozen op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 3 en hoofdstuk IV van dit reglement. 6. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (aspirant-) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 22, lid 6. 7. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Alle pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen worden in euro’s en bruto jaarbedragen vastgesteld. Op de pensioenaanspraken en pensioenrechten inzake wezenpensioen is een voorwaardelijke toeslagregeling van toepassing (zie artikel 13).

  • Pensioenen Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

  • Pensioen Voor de werknemer die als overheidswerknemer in de Wet Privatisering ABP (Stb.1995, nr. 639) wordt aangemerkt, geldt met betrekking tot de pensioenvoorziening het bepaalde in het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.

  • Pensioenfonds Voor de bedrijfstak linnenverhuur- en wasserijbedrijven en textielreinigingsbedrijven bestaat een pensioenfonds genaamd stichting bedrijfstakpensioenfonds mode, interieur-, tapijt- en textielindustrie. De rechten voortvloeiende uit dit fonds zijn geregeld in de Statuten en het Pensioenreglement. Zowel werkgever als werknemer zijn verplicht deel te nemen aan dit Bedrijfstakpensioenfonds en de Statuten en het Pensioenreglement van dit Bedrijfstakpensioenfonds na te leven. Genoemde pensioenregeling is niet van toepassing op vakantiewerkers en stagiaires.

  • Pensioenopbouw De pensioenopbouw is gebaseerd op het volledige salaris bij de oorspronkelijke arbeidsduur. De pensioenopbouw wordt voortgezet onder de normale verdeling van werkgevers- en werknemerspremie. Het geldende pensioenreglement van ABP is bepalend.

  • Partnerpensioen Het partnerpensioen bedraagt 50% van het te bereiken ouderdomspen- sioen. Dit pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Ook voor alleenstaanden wordt een fictief partnerpensioen opgebouwd.

  • Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen minus de franchise. Peildatum voor de pensioengrondslag is 1 januari. Voor part- timers wordt de pensioengrondslag naar evenredigheid berekend.

  • Pensioengevend salaris Het vaste jaarsalaris van de Werknemer vermeerderd met de vakantietoeslag. Indien schriftelijk overeengekomen met de Werkgever zijn ook de volgende loonbestanddelen pensioengevend: • de vaste jaarlijkse uitkeringen zoals 13e maand, gegarandeerd tantième en dergelijke; • een percentage van het vaste jaarsalaris dat de Werknemer als oververdienste in de zin van de CAO ontvangt. Dit percentage wordt jaarlijks door de Werkgever vastgesteld; • provisie, zijnde de gemiddeld over het jaar ontvangen provisie. Wanneer de gemiddeld over het jaar ontvangen provisie niet is vast te stellen, wordt het gemiddelde van een vergelijkbare Werknemer gehanteerd; • variabele salarisbestanddelen met de eventueel daarover verleende vakantietoeslag; • ploegentoeslag; • toeslag afwijkende werktijden; • SAO-toeslag; • niet gegarandeerde tantième; • winstdeling; • bonus; • gratificatie. Als de Werkgever op de datum van vaststelling van de Pensioengrondslag wegens verzuim geen of niet het normale Pensioengevend salaris is verschuldigd, wordt uitgegaan van het Pensioengevend salaris dat zonder dat verzuim zou gelden. Voor de Deelnemer die gedurende het deelnemerschap in deeltijd werkt, wordt de vaststelling van de pensioenen als volgt bepaald: • de Pensioengrondslag wordt berekend op basis van het voltijd Pensioengevend salaris; • bij de berekening van het ouderdomspensioen wordt: - de opbouw per jaar vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor; - voor het te bereiken pensioen, het aantal toekomstige Deelnemingsjaren vermenigvuldigd met de Deeltijdfactor. Deze deeltijdregeling werkt ook door in het partner- en wezenpensioen. Het Pensioengevend salaris is gemaximeerd op de Salarisgrens. Voor Deelnemers die in deeltijd werken wordt de Salarisgrens toegepast op het naar voltijd herleide Pensioengevend salaris.

  • Pensioenregeling De Xxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx is van toepassing met de volgende kenmerken: - De totale bijdrage aan de Aviko (CDC) pensioenregeling bedraagt 23% van het pensioengevend jaarsalaris (inclusief werknemersbijdrage) per jaar. Uit deze premie worden naast de reguliere pensioenaanspraken, ook de overgangsregeling bijzonder tijdelijk partnerpensioen, de overgangsregeling garantie partnerpensioen, de VPL¹-pensioeninkoop, de voorwaardelijke indexatie voor de actieve werknemers en de risicopremies over deze periode gefinancierd. - Werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling bedraagt 6,9% van de pensioengrondslag (pensioengevend jaarsalaris – franchise). - Jaarlijkse opbouw voor het ouderdomspensioen bedraagt 1,875% van de pensioengrondslag. De jaarlijkse opbouw van het Partnerpensioen bedraagt 35% hiervan. - Pensioenrichtleeftijd is 68 jaar. - Franchise bedraagt € 17.069 (niveau 2019) en wordt jaarlijks geïndexeerd met de Aviko loonindex. - De pensioenopbouw wordt toegepast tot maximaal € 107.593 pensioengevend salaris (niveau 2019). - Er is geen onvoorwaardelijke indexatie. Indexatie kan worden toegekend voor zover sprake is van een positieve premiemarge bij een vaste premie van 23% (2019 en 2020). De hoogte van de eventueel toe te kennen indexatie in enig jaar is afhankelijk van de beschikbare premiemarge ná financiering van de volledige jaarinkoop (inclusief overgangsregelingen en VPL) risicopremies en de opslagen. De voorwaardelijke indexatie wordt gemaximeerd op 2% per jaar. - CAO partijen hebben afgesproken positieve premiemarge (en de beschikbare middelen in het depot) nog niet aan te wenden voor indexatie, zodat de huidige pensioenregeling ingekocht kan (blijven) worden en ook de VPL-afspraken nagekomen en gefinancierd worden. Eventueel resterende positieve premiemarge in 2019 en 2020 kan wordt gereserveerd voor het toekennen van indexatie in toekomstige jaren. Met CAO partijen en PGB is hierover een procesafspraak gemaakt: Uiterlijk op 1 mei van het opvolgende kalenderjaar bepalen partijen op welke wijze het vastgestelde premiedepot wordt aangewend, op basis van een voorstel daartoe van PGB. In 2019 en 2020 wordt de Aviko pensioenregeling, behoudens actualiseringen specifiek voor 2019 en 2020, ongewijzigd voortgezet. In 2020 maken CAO partijen afspraken over verdere deelname aan de Aviko pensioenregeling vanaf 2021 in verband met de afloop van de overeenkomst van aansluiting bij de pensioenuitvoerder (2016-2020), die dan afloopt en o.a. de vrijval van het VPL-budget ¹VPL = Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling

  • Technische en beroepsbekwaamheid Selectiecriteria zoals vermeld in de aanbestedingsstukken