Toelichting Algemeen Voorbeeldclausules

Toelichting Algemeen. Het gebiedsgericht werken en subsidie PMJP, POP-2 en subsidiekader (bijlage)
Toelichting Algemeen. 1. Selectief algemeen verbindend ver- klaren (selectief AVV)
Toelichting Algemeen. Mijnbouw omvat het opsporen en winnen van delfstoffen (zoals olie, gas en zout) of aardwarmte en het opslaan van stoffen in de ondergrond. Voor deze mijnbouwactiviteiten zijn vergunningen ingevolge de Mijnbouwwet van de Minister van Economische Zaken nodig. Daarnaast is ingevolge de Wabo een omgevingsvergunning vereist voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het inwerking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk (artikel 2, eerste lid, onderdeel e, Wabo). Afhankelijk van het soort project moet een omgevingsvergunning met betrekking tot mijnbouw bij EZ of bij de gemeente worden aangevraagd • De omgevingsvergunning wordt bij EZ aangevraagd wanneer het een inrichting betreft die in hoofdzaak een mijnbouwwerk is of wanneer er sprake is van een mijnbouwwerk, niet zijnde een inrichting (artikel 3.3, vierde lid, van het Besluit Omgevingsrecht (hierna: BOR)); • De omgevingsvergunning wordt bij de gemeente aangevraagd wanneer het een inrichting betreft die niet in hoofdzaak een mijnbouwwerk is (Nota van toelichting op artikel 3.3 van het BOR). Of er in een concreet geval sprake is van een inrichting die moet worden aangemerkt als 'in hoofdzaak een mijnbouwwerk' zijnde, is onder meer afhankelijk van de feitelijke omvang van de mijnbouwactiviteit in vergelijking met de feitelijke omvang van de andere activiteit(en) binnen de inrichting. Het economisch belang van de mijnbouwactiviteit voor de inrichting wordt ook bij deze beoordeling betrokken. In het geval dat EZ bevoegd gezag is voor de Wabo-beschikking (dit omvat zowel de omgevingsvergunning als de weigering van een dergelijke vergunning) waar het mijnbouwinrichtingen betreft, is EZ verantwoordelijk voor het proces van vergunningverlening of –weigering en voor het (tijdig) beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. De gemeente heeft de kennis en expertise op het gebied van het verlenen (en weigeren) van vergunningen voor bijvoorbeeld bouwen, reclame, en kappen. In verband met de inwerkingtreding van de Wabo wil EZ zich graag verbinden om gebruik te maken van deze kennis en expertise, door ondersteuning van de gemeente in te schakelen. Voor deze ondersteuning ontvangt de gemeente een vergoeding. Het doel van deze dienstverleningsovereenkomst is om de afspraken omtrent de ondersteuning voor alle partijen duidelijk vast te leggen. In deze overeenkomst worden zaken geadresseerd als aansprakelijkheid, vergoedingen en de activiteiten die voor ondersteuning in aanmerking komen. Toezic...
Toelichting Algemeen. De Bestuursovereenkomst Schoon en gezond water Delfland 2015-2021 is beknopt en om de overeenkomst niet te complex te maken is in de afspraken een aantal samenvattende begrippen gebruikt. In onderstaande toelichting worden de belangrijkste onderdelen van de afspraken en de gebruikte begrippen toegelicht. Op 10 juli 2014 heeft de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap een concept KRW- programma Delfland 2016-2021 vastgesteld waarin onderdelen van de Kaderrichtlijn Water uitgebreid worden toegelicht, zoals de ecologische en chemische waterkwaliteit. Voor meer informatie kan dit document, dat geen onderdeel is van deze bestuursovereenkomst, worden geraadpleegd. Deze toelichting bestaat uit de drie delen:
Toelichting Algemeen. De onderhavige aanpassing van de Douaneregeling strekt ertoe een aan- tal bepalingen te actualiseren in ver- band met invoering van de euro en wijzigingen van de toepassingsveror- dening van het Communautaire Douanewetboek op te nemen.
Toelichting Algemeen. De voorwaarden voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst door de zorginstelling worden in deze Richtlijn besproken, omdat deze voorwaarden implicaties hebben voor de behandelend arts(en) die werkzaam zijn in die instelling. Dat wordt hieronder toegelicht. In het geval de arts in dienstverband werkzaam is, komt er geen behandelingsovereenkomst tot stand tussen deze arts en de patiënt, maar tussen de instelling waarbij de arts in dienst is, en de patiënt.15 Niet de arts maar de instelling16 is dan tegenover de patiënt de contractspartij.17 De artsen en andere hulpverleners die werkzaam zijn binnen de instelling (artsen, verpleegkundigen, verzorgenden, diëtist, maatschappelijk werkende etc.) voeren de overeenkomst (dat wil zeggen de behandeling, verpleging en verzorging) dan namens de instelling uit. Bij een ernstig conflict tussen de -binnen de instelling in dienstverband werkzame- arts en de patiënt of eventueel diens familie, is het derhalve de Raad van Bestuur of directie van de instelling, die als ‘hulpverlener’ de behandelingsovereenkomst zal moeten opzeggen. De hiervoor aangegeven voorwaarden moeten dan ook door de instelling in acht worden genomen. De behandelend arts heeft echter altijd een eigen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid, ook als het primair de instelling is, die de behandelingsovereenkomst wenst op te zeggen. Deze houdt in dat de arts niet te gemakkelijk kan instemmen met het besluit van de instelling om de behandelingsovereenkomst te beëindigen. De arts behoort ten aanzien van de rechtvaardigheid van het instellingsbesluit een eigen mening te vormen. Is hij akkoord dan zal de arts moeten aangeven of, en zo ja welke zorgvuldigheidseisen daarbij in acht genomen moeten worden, bijvoorbeeld het tijdelijk verlenen van noodhulp aan de patiënt of inachtneming van een ruimere termijn voor beëindiging van de overeenkomst. Is hij niet akkoord dan zal de arts dat gemotiveerd moeten aangeven en het besluit van de instelling moeten proberen te veranderen. Lukt dat niet dan zal hij aantekening moeten laten maken van zijn bezwaren en, net als in het andere geval, in ieder geval alle daarbij in acht te nemen zorgvuldigheidseisen jegens de patiënt en evt. familie moeten aangeven. De verantwoordelijkheid van de arts bij beëindiging door de instelling was bijvoorbeeld aan de orde in de volgende casus18. Door patiënte is een klacht bij het tuchtcollege ingediend tegen de arts en andere leden van het behandelteam die bij haar een darmoperatie hebben...
Toelichting Algemeen. Na inwerkingtreding van de Wabo is VROM bevoegd gezag voor de Wabo-beschikking (dit omvat zowel de omgevingsvergunning als de weigering van een dergelijke vergunning) waar het defensie-inrichtingen betreft en is VROM verantwoordelijk voor het proces van vergunningverlening of –weigering en voor het (tijdig) beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning. De gemeente heeft de kennis en expertise op het gebied van het verlenen (en weigeren) van vergunningen voor bijvoorbeeld bouwen, reclame, en kappen. In verband met de inwerkingtreding van de Wabo wil VROM zich graag verbinden om gebruik te maken van deze kennis en expertise, door ondersteuning van de gemeente in te schakelen. Voor deze ondersteuning ontvangt de gemeente een vergoeding. Het doel van deze dienstverleningsovereenkomst is om de afspraken omtrent de ondersteuning voor alle partijen duidelijk vast te leggen. In deze overeenkomst worden zaken geadresseerd als aansprakelijkheid, vergoedingen en de activiteiten die voor ondersteuning in aanmerking komen. Toezicht en handhaving liggen na inwerkingtreding van de Wabo bij de VROM-Inspectie. De inhoud van deze overeenkomst is tot stand gekomen door raadpleging van diverse bestaande overeenkomsten tussen provincies en gemeenten, consultatie van enkele gemeenten met defensie-inrichtingen op hun grondgebied en samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Een wezenlijk onderdeel van deze overeenkomst betreft de productcatalogus: hierin worden de werkzaamheden voor de activiteiten waarvoor VROM ondersteuning kan vragen uitgewerkt en de bijbehorende vergoedingen weergegeven. Voor het opstellen daarvan is gebruik gemaakt van het model van het Interprovinciaal overleg (IPO) en heeft een vergelijking plaatsgevonden met productcatalogi van verschillende provincies. Deze catalogus maakt als bijlage deel uit van de dienstverleningsovereenkomst. Naast deze overeenkomst zijn tevens de volgende documenten relevant voor de samenwerking tussen VROM en de gemeente:
Toelichting Algemeen. Achtergrond Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw Uitvoeringsregeling boerenexperimenten Regio Deal NIL voor de gebieden Veenkoloniën, Westerwolde, Oldambt
Toelichting Algemeen. De opleidings- en erkenningseisen en verplichtingen voor de specialismen en profielen van cluster 1 zijn vastgelegd in het Kaderbesluit CGS (hierna: Kaderbesluit), het betreffende specifieke besluit en het Kwaliteitskader. In het Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat een opleidingsinstituut dient te beschikken over een instituutsreglement. In artikel A.1 Kaderbesluit CGS is het instituutsreglement omschreven als het reglement betreffende de praktische gang van zaken tussen het opleidingsinstituut en de aiossen, opleiders, opleidingsinstellingen en overige betrokkenen bij de opleiding. In het Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat het instituutsreglement dient te worden goedgekeurd door de RGS. In Kwaliteitskader cluster 1 is bepaald dat het instituut beschikt over een instituutsreglement dat: - een nadere uitwerking is van de opleidingseisen; - de basis vormt voor de individuele overeenkomsten die het opleidingsinstituut sluit met de aios, de opleiders, de stageopleiders en de opleidings- en stage-instellingen, en - dat deze individuele overeenkomsten worden opgesteld overeenkomstig modelovereenkomsten die deel uitmaken van het instituutsreglement. Uitgangspunt voor het Model Instituutsreglement is dat: - het een nadere uitwerking is van (onderdelen van) opleidingseisen waarvoor dit noodzakelijk of wenselijk is - het geen onderdelen bevat die reeds zijn bepaald of beschreven in het Kaderbesluit, het betreffende specifieke besluit, de Beleidsregels RGS of het (landelijk) opleidingsplan. De bijlagen waarnaar wordt verwezen, zijn onderdeel van het instituutsreglement. Bij het opstellen van het ‘eigen’ instituutsreglement dient het opleidingsinstituut in ieder geval de artikelen van het Model Instituutsreglement over te nemen. Daarnaast kunnen artikelen en bijlagen worden toegevoegd, mits deze niet strijdig zijn met het Kaderbesluit, het betreffende specifieke besluit, de Beleidsregels RGS, het (landelijk) opleidingsplan of hogere regelgeving. Het Model Instituutsreglement is vastgesteld door de RGS in december 2019. De opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten, verslavingsarts, arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde en arts cosmetisch geneeskunde wordt georganiseerd vanuit het betreffende opleidingsinstituut (acht opleidingsinstituten huisartsgeneeskunde, drie opleidingsinstituten specialisme ouderengeneeskunde en één opleidingsinstituut voor respectievelijk geneeskunde voor verstandelijk ge...
Toelichting Algemeen. Deze verordening regelt de kwaliteit van de door en in opdracht van het college van burgemeester en wethouders uitgevoerde vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) van het omgevingsrecht. Het algemeen deel van deze toelichting beschrijft kort de achtergrond en aanleiding van deze verordening, licht de reikwijdte daarvan toe en schetst de hoofdlijnen van de inhoud van de verordening.