Risicohouding. Sociale partners zijn zich ervan bewust dat door PDN financiële risico’s moeten worden genomen, bij het nastreven van de ambitie die voortvloeit uit het uitvoeren van de pensioenregeling tegen de overeengekomen premie en het trachten invulling te geven aan het indexatiebeleid. Die risico’s kunnen resulteren in het moeten toepassen van het bepaalde onder C.5. en in geen of beperkte indexatie en mogelijk zelfs tot korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten van de actieve en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Om die reden zou de risicohouding van PDN naar de mening van Sociale Partners moeten zijn gericht op het waarmaken van de ambitie en gebaseerd op professionele, prudente uitgangspunten met betrekking tot de samenstelling van de beleggingsportefeuille en het beleid ten aanzien van het afdekken van financiële risico’s. Dit met dien verstande dat daarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de resultaten van het onderzoek naar risicovoorkeuren dat eerder onder de deelnemers en pensioengerechtigden heeft plaatsgehad, zodat voor de risicohouding naar de mening van het fonds voldoende draagvlak is bij de deelnemers en pensioengerechtigden. Sociale partners verzoeken het fonds deze risicohouding te vertalen naar concrete maatstaven en hen daarover te informeren.
Risicohouding. 1. De Stichting heeft de ambitie om op de pensioenen een toeslag te verlenen om de koopkracht in stand te houden. Dit kan niet uit de premie worden gefinancierd. Dit betekent dat de Stichting dit moet verdienen met beleggen. De Stichting neemt, in samenspraak met de sociale partners, dus beleggingsrisico, omdat het van mening is dat beleggingsrisico, gemiddeld genomen, op de lange termijn beloond wordt met een positief rendement. Het lopen van risico’s betekent ook dat handhaving van de nominale aanspraken, laat staan koopkrachtbehoud, geen vanzelfsprekendheden zijn.
2. De prioriteit ligt, conform de visie van het pensioenfonds, meer bij de toeslagambitie dan het te allen tijde voorkomen van kortingen. Hiervoor is bij de vaststelling van het gewenste risicoprofiel een verhouding vastrentende waarden / zakelijke waarden van 60:40 toegepast in de ALM-studie als uitgangspunt. Getoetst is dat de uitkomsten van het gewenste risicoprofiel in het beleggingsbeleid niet significant gevoelig zijn voor beperkte afwijkingen in deze verhouding, zoals bijvoorbeeld 50:50.
3. De maatstaf voor de toeslagverlening is, voor actieve deelnemers, de loonontwikkeling in het voorgaande kalenderjaar conform de CAO voor Brocacef B.V. Voor inactieve deelnemers wordt de stijging van de consumentenprijsindex in de periode juli van het voorafgaande jaar ten opzichte van juli van het jaar dat daaraan vooraf ging (CPI-afgeleid) gehanteerd. De toeslagverlening is voorwaardelijk, afhankelijk van de financiële positie van de Stichting. De Stichting accepteert, in samenspraak met de sociale partners, dat de kans bestaat dat toeslag niet (volledig) toegekend wordt. Daarnaast wordt ook geaccepteerd dat de mate van toeslagverlening van jaar op jaar sterk kan variëren.
4. Het ambitieniveau van toeslagverlening is vertaald in de mate waarin het pensioen jaarlijks kan worden aangepast ten opzichte van de maatstaf. Het minimaal beoogd niveau in verwachting omtrent de toeslagverlening op langere termijn ligt gemiddeld genomen boven de 50% van de prijsinflatie per jaar. Dit is de aanpassing van het pensioen inclusief eventueel toegepaste kortingen.
5. Het risico van afname van de dekkingsgraad en de kans op kortingen wordt geaccepteerd. De Stichting bepaalt in overleg met sociale partners of de uitkomsten van de periodieke ALM studie bij het gekozen strategisch beleggingsbeleid (ook in vergelijking tot andere mixverhoudingen) acceptabel zijn. Hierbij is: o de mediaan van de toeslagrealisatie (% maats...
Risicohouding. Het bestuur streeft naar een evenwichtige verhouding tussen het risico voor het fonds en de deelnemers, en de door KLM NV af te dragen pensioenpremie, waarin begrepen de eigen bijdrage van de deelnemers.
Risicohouding. De doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding als bedoeld in art. 102a lid 2 PW die ten grondslag liggen aan de pensioenregeling, zijn als volgt: - De kostendekkende premie in de zin van art. 128 PW c.a. is zo stabiel als dat artikel mogelijk maakt. De dempingsmogelijkheden zullen maximaal worden toegepast. - De overige eisen t.a.v. de nominale zekerheid van de pensioenaanspraken en pensioenrechten conform de Pensioenwet en het Besluit FTK, zullen op het minimaal vereiste niveau worden gesteld. - Voor de indexatie als bedoeld in art. 8 geldt een streven naar zowel maximalisatie van de structureel over de lange termijn te verlenen toeslagen, als een over de jaren zo stabiel mogelijk niveau van indexatie, echter zonder ex ante maatstaf als ambitie. - Partijen accepteren daarbij dat het pensioenfonds tijdelijk in een situatie van dekkingstekort zou kunnen komen en eventueel zou moeten korten op de aanspraken en rechten. In een tegenvallend scenario houdt het pensioenfonds bij voorkeur vast aan het gekozen beleid. - Aan de bandbreedtes (de onder- en bovengrenzen) van het in theorie te verwachten pensioenresultaat zullen partijen nader invulling geven op voorstel van het bestuur van het Pensioenfonds op basis van de uit te voeren haalbaarheidstoets als bedoeld in art. 22 Besluit FTK, e.e.a. conform de voorschriften van art. 1a Besluit FTK zoals dat naar verwachting per 2015 van kracht zal zijn.
Risicohouding. Ter voorbereiding op de implementatie van de wijzigingen in het FTK in 2015 heeft het pensioenfonds een ALM-studie uitgevoerd. Bij de start van de ALM-studie heeft het pensioenfonds een ‘blind audition’ uitgevoerd waarin een groot scala van mogelijke ALM- uitkomsten is voorgelegd zonder vooraf de onderliggende strategieën te kennen. Op basis hiervan is de risicohouding van het bestuur gemeten en besproken. In 2020 is de ALM-studie laatstelijk herhaald. Deze gaf echter geen aanleiding tot wijzigingen in de risicohouding of het financiële beleid van het pensioenfonds. De risicohouding vormde de basis voor het overleg met de sociale partners en is uiteindelijk vastgesteld in onderstaande kernpunten: Onderwerp Risicohouding Xxxxxxxxxx beleidsdekkingsgraad Niet gericht op hoge dekkingsgraden, alle dekkingsgraden boven niveau volledige toeslag (ca. 150%) worden gelijk gewaardeerd Toeslagambitie De toeslagambitie is 70% van de salarisontwikkeling (actieven) en 70% van de prijsinflatie (inactieven) over een periode van 15 jaar Kans op korten pensioen Kans op korting moet worden geminimaliseerd. Op basis van de voorgelegde mogelijke ALM- uitkomsten is een kans op korten in de komende 15 jaar van circa 5% acceptabel. Beleggingstrategie Bij gelijke uitkomsten is er voorkeur voor een simpele beleggingsstrategie. Dit wil zeggen dat als uit de ALM-studie blijkt dat verschillende beleggingsvormen een gelijke verwachte uitkomst genereren, er wordt gekozen voor de simpelste, beste te doorgronden, beleggingsvorm. Dit geldt onder andere voor complexe vormen van renteafdekking. Indien deze naar verwachting geen betere uitkomsten geven dan eenvoudiger producten, dan zal worden gekozen voor het eenvoudige product. Economische ontwikkeling Basis economisch scenario is gebaseerd op forward ontwikkeling rente (DNB-methode). Ook wordt gerekend met een gematigd positief rendement op aandelen. Dit wil zeggen dat niet wordt uitgegaan van de maximaal toegestane, maar van lagere gematigder, rendementen op zakelijke waarden. Beleggingsmix Toevoegen risico aan beleggingsportefeuille is (beperkt) mogelijk, mits binnen grenzen risicohouding
Risicohouding. De risicohouding van het fonds, bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet, wordt gedefinieerd als de mate waarin het fonds, na overleg met CAO-partijen en het verantwoordingsorgaan, bereid is risico’s te lopen én de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds. De risicohouding is onderdeel van de door CAO-partijen aan het fonds gegeven opdracht om de pensioenregeling uit te voeren. Het bestuur van het fonds gebruikt de beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het fonds bij de opdrachtaanvaarding en de vaststelling van beleid. De risicohouding van het pensioenfonds, zoals vastgelegd in het besluit financieel toetsingskader van december 2014, bestaat uit drie onderdelen:
Risicohouding. Ter voorbereiding op de implementatie van het (nieuw) FTK heeft het pensioenfonds een ALM-studie uitgevoerd. Bij de start van de ALM-studie heeft het pensioenfonds een ‘blind audition’ uitgevoerd waarin een scala van mogelijke ALM-uitkomsten is voorgelegd zonder vooraf de onderliggende strategieën te kennen. Op basis hiervan is de risicohouding van het bestuur gemeten, besproken en vastgelegd in onderstaande kernpunten. Deze risicohouding is onderschreven door sociale partners.
Risicohouding. We zijn bewust van wat er op ons af komt, hebben hier zicht op en weten hoe we het aanpakken. Welk soort contract past het beste bij het pensioenfonds? Fase 4: Besluitvormingsfase
Risicohouding. De risicohouding van het Pensioenfonds is de mate waarin het pensioenfonds bereid is beleggingsrisico’s te lopen om de doelstellingen van het pensioenfonds te realiseren, en de mate waarin het beleggingsrisico’s kan lopen, gegeven de kenmerken van het pensioenfonds. De risicohouding is de basis voor invulling van onder meer het strategisch beleggingsbeleid. De risicohouding wordt jaarlijks getoetst door het uitvoeren van een haalbaarheidstoets. De risicohouding van het pensioenfonds bestaat uit drie onderdelen:
1. kwalitatieve omschrijving van de risicohouding;
2. kwantitatieve omschrijving van de korte termijn risicohouding;
3. kwantitatieve omschrijving van de lange termijn risicohouding.
Risicohouding. Bijiage 1 De te betalen kosten onderneming (artikel 11 lid 5) KOSTEN Bijiage 2: Beleidsstaffel toeslagverlening