Common use of BESLISSING VAN HET HOF Clause in Contracts

BESLISSING VAN HET HOF. Overwegende dat de retributie in essentie de vergoeding is die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaan; Dat het bedrag van een retributie in een redelijke verhouding moet staan tot het belang van de verleende dienst en dat zij anders geen retributie meer is en als een belasting moet worden beschouwd; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt dat, "voor automobilisten die voldoende geld in de parkeermeter inbrengen, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kostte; dat daaruit volgt dat genoemd forfait van 500 BEF niet in verhouding staat tot het belang van de dienst aan de automobilisten die de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"; Dat de rechtbank uit die overweging niet kon afleiden dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot de aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie was; Dat het middel gegrond is; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden vonnis; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het ver- nietigde vonnis; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik, zitting hou- dend in hoger beroep. 10 mei 2002 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever : de x. Xxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat : mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1.

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. 1. Vierde onderdeel Overwegende dat, krachtens artikel 2, eerste lid van de wet van 3 juli 1967 be- treffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, onder arbeidsongeval wordt verstaan het ongeval dat zich tijdens en door de retributie in essentie uitoefe- ning van het ambt heeft voorgedaan en dat een letsel veroorzaakt; Dat, krachtens het tweede lid van dat artikel, het ongeval overkomen tijdens de vergoeding is die uitoefening van het ambt, behoudens tegenbewijs, geacht wordt door de overheid uitoefe- ning van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor het ambt te zijn overkomen; Dat, krachtens het vierde lid van dat artikel, wanneer de getroffene of zijn rechthebbenden, benevens het bestaan van een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor letsel, het bestaan van een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaanplotse- linge gebeurtenis aanwijzen, het letsel, behoudens tegenbewijs, vermoed wordt door een ongeval te zijn veroorzaakt; Dat het bedrag van een retributie in een redelijke verhouding moet staan tot het belang de uitvoering van de verleende dienst gewone en normale dagtaak een plotselinge gebeurte- nis kan zijn, voor zover in die uitvoering een element aanwijsbaar is dat zij anders geen retributie meer het letsel kan hebben veroorzaakt; dat niet is en als een belasting moet worden beschouwdvereist dat dit aanwijsbaar element te onder- scheiden is van de uitoefening van de normale dagtaak; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt datarrest vaststelt dat bij een draaibeweging, "voor automobilisten eiseres een ru- gletsel, een acute lumbago, heeft opgelopen toen zij samen met een collega een demente bejaarde patiënte uit een rolstoel wilde heffen om haar te verplaatsen naar een relax-zetel en eiseres van mening is dat het uitoefenen van kracht bij die voldoende geld draaibeweging tijdens het optillen van de patiënte, het plotselinge feit in de parkeermeter inbrengen, zin van artikel 2 van voornoemde wet uitmaakt; Overwegende dat het arrest oordeelt dat de acute lumbago van eiseres niet het gevolg was van een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl plotselinge gebeurtenis op grond dat: - dit draaimanoeuvre niet bijzonder is in de normale uitoefening van haar ar- beidstaak; - er dus zeker niets uitzonderlijks is te vinden in de uitvoering van de arbeids- taak wanneer een patiënte moet verplaatst worden naar een zetel; - het optillen van een bejaarde en de wijze waarop xxxxx moest gebeuren der- halve tot haar normale dagtaak behoorde; Overwegende dat het arrest door voor de andere gebruikers plotselinge gebeurtenis een dag parkeren 500 BEF kostte; uitzon- derlijk aanwijsbaar element te vereisen dat daaruit volgt dat genoemd forfait van 500 BEF niet in verhouding staat tot het belang onderscheiden is van de dienst aan uitoefening van de automobilisten die normale dagtaak, artikel 2 van de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"; Dat de rechtbank uit die overweging niet kon afleiden dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot de aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie waswet van 3 juli 1967 schendt; Dat het middel onderdeel gegrond is; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden vonnis; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het ver- nietigde vonnis; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik, zitting hou- dend in hoger beroep. 10 mei 2002 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever : de x. Xxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat : mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1.,

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. Overwegende dat, krachtens artikel 2048 van het Burgerlijk Wetboek, dadin- gen beperkt blijven tot hun voorwerp: wordt daarbij afstand gedaan van alle rechten, vorderingen en eisen, dan geldt zulks alleen voor hetgeen betrekking heeft op het geschil dat tot de dading aanleiding heeft gegeven; Dat, overeenkomstig artikel 2049 van dat wetboek, de dadingen slechts de ge- schillen regelen die daarin zijn begrepen, hetzij partijen hun bedoeling in bijzon- dere of in algemene bewoordingen hebben uitgedrukt, hetzij die bedoeling als een noodzakelijk gevolg wordt afgeleid van hetgeen is uitgedrukt; Dat de afstand van een recht niet wordt vermoed en alleen kan worden afgeleid uit feiten die niet voor een andere interpretatie vatbaar zijn; Overwegende dat, enerzijds, het bestreden vonnis vaststelt dat de retributie in essentie de vergoeding is dadingsover- eenkomst die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaan; Dat het bedrag partijen hadden gesloten ten gevolge van een retributie in een redelijke verhouding moet staan tot wegverkeersongeval waarvan verweerder het belang slachtoffer is, "het gevolg is van de verleende dienst en wettelijke verplich- ting van [eiseres] tot vergoeding" van verweerder; Dat, anderzijds, het vonnis niet vaststelt dat zij anders geen retributie meer is en als een belasting moet worden beschouwdde bedingen zelf van die overeen- komst enige andere afstand van het instellen van rechtsmiddelen omvatten dan die welke uitgaan van verweerder; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt datvonnis, om de regresvordering die eiseres achteraf tegen verweerder had ingesteld op grond van de artikelen 24 en 25.3.b van de algeme- ne voorwaarden van de verzekeringspolis die de partijen vindt, wegens die da- ding niet-ontvankelijk te verklaren, alleen gegrond is op de aanhef van de over- eenkomst, volgens welke de partijen "voor automobilisten met kennis van zaken wederzijdse toege- vingen hebben gedaan en een einde wensen te maken aan elk gerezen of toekom- xxxx xxxxxxx" en op "de mogelijkheid [van eiseres] om voorbehoud te maken met betrekking tot een mogelijke regresvordering, welke vordering zij vóór de onder- tekening van de overeenkomst had overwogen [...], zoals blijkt uit [een] brief die voldoende geld in de parkeermeter inbrengen, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kosttezij gericht had" aan verweerder; dat daaruit volgt het beslist dat genoemd forfait "[eiseres], door een dadings- overeenkomst te ondertekenen zonder voorbehoud te maken, hoewel zij een re- gresvordering overwoog, weliswaar kennelijk onbezonnen te werk is gegaan, maar niettemin afstand heeft gedaan van 500 BEF niet haar recht om (die vordering) in verhouding staat tot het belang van de dienst aan de automobilisten die de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkerente stel- len"; Dat het bestreden vonnis, uit de rechtbank uit enige gegevens die overweging het aldus in aanmerking neemt, de voormelde afstand van eiseres niet wettig kon afleiden en evenmin kon besluiten dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond geschil, dat tot de aan dading heeft geleid, niet alleen betrekking had op de omvang van de wettelijke verplichting van eiseres om verweerder verleende dienst ente vergoeden, dusmaar ook op het door eiseres tegen verweerder aangewende rechts- middel, geen retributie wasdat gegrond is op de verzekeringspolis; Dat het middel in zoverre gegrond is; OM DIE REDENEN, HET HOF HOF, Vernietigt het bestreden vonnis, behalve in zoverre het uitspraak doet over de vordering van verweerder tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos be- roep; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het ver- nietigde ge- deeltelijk vernietigde vonnis; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te LuikMar- che-en-Famenne, zitting hou- dend houdende in hoger beroep. 10 mei 2002 13 september 2004 - 13° kamer – Voorzitter en Verslaggever Voorzitter: de x. XxxxxxxxxxXxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Verslaggever: mevr. Velu – Gelijkluidende conclusie van de x. XxxxxxXxxxxxxx, advocaat-eerste advocaat- generaal – Advocaat Advocaat: mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1Simont.

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. Overwegende dat het arrest het honorarium van de retributie advocaten en van de techni- sche raadslieden niet beschouwt als kosten en uitgaven in essentie de vergoeding zin van de artikelen 1017 tot 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, maar beslist dat het een element is van de schade die ten gevolge van de overheid aan één van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie de eisers ten laste gelegde con- tractuele tekortkomingen, aan de verweerders is toegebracht; Overwegende dat, krachtens artikel 1149 van het Burgerlijk Wetboek, de schuldenaar, bij wanuitvoering van een contractuele verplichting, volledig moet instaan voor het verlies van de schuldeiser en voor de winst die hij heeft moeten derven, behoudens de toepassing van de artikelen 1150 en 1151 van het Burger- lijk Wetboek; Dat de aan de schuldeiser verschuldigde schadevergoeding, met toepassing van artikel 1151 van dat wetboek, alleen hetgeen een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaannoodzakelijk gevolg is van het niet uitvoeren van de overeenkomst moet omvatten; Dat het bedrag honorarium en de kosten van een retributie advocaat of van een technisch raads- man die de benadeelde van een contractuele fout heeft betaald, een vergoedbaar element van zijn schade kunnen vormen, in een redelijke verhouding moet staan tot het belang van de verleende dienst en zoverre zij dat zij anders geen retributie meer is en als een belasting moet worden beschouwdnoodzakelijke karak- ter vertonen; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt datarrest, "voor automobilisten met de in het middel weergegeven redenen, oor- deelt dat zowel de kosten en het honorarium van de advocaat als van de techni- sche raadslieden, waarop de verweerders een beroep hebben moeten doen, bin- nen de grenzen die voldoende geld in de parkeermeter inbrengenhet bepaalt, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor concreet bestanddeel van hun schade vormen en dat zij noodzakelijk waren geworden door de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kostte; dat daaruit volgt dat genoemd forfait van 500 BEF niet in verhouding staat tot het belang wanuitvoering van de dienst aan de automobilisten die de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"overeen- komst; Dat het arrest aldus wettig beslist dat de rechtbank uit eisers de schade moeten vergoeden "die overweging niet kon afleiden het gevolg is van de kosten en het honorarium van hun juridisch raadsman en die meer bedragen dan de rechtsplegingsvergoeding" en dat de eerste eiser de schade moet vergoeden die het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot gevolg is van de kosten en het honorarium van twee van hun technische raadslieden die betrekking hebben op bepaalde schade die aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie washet gebouw is vastgesteld; Dat het middel gegrond isniet kan worden aangenomen; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt HOF, Verwerpt het bestreden vonniscassatieberoep; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op Veroordeelt de kant van het ver- nietigde vonnis; Houdt eisers in de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik, zitting hou- dend in hoger beroepkosten. 10 mei 2002 2 september 2004 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever Voorzitter: de x. XxxxxxxxxxXxxxxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende Verslagge- ver: de x. Xxxxxxxxxx – Andersluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat Advocaten: mrmrs. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1Draps en T'Kint.

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de veroordelende beslissing op de strafvordering : Over het tweede middel : Overwegende dat het kopen, in ruil geven of om niet ontvangen, het in bezit, bewaring of beheer nemen, ofschoon de retributie oorsprong ervan gekend was of diende te zijn, van hetzij vermogensvoordelen die rechtstreeks uit een misdrijf zijn ver- kregen, hetzij van goederen en waarden die in essentie de vergoeding is die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaan; Dat het bedrag van een retributie in een redelijke verhouding moet staan tot het belang plaats ervan zijn gesteld, hetzij van de verleende dienst inkomsten van die belegde voordelen, het misdrijf van witwassing, be- doeld in artikel 505, eerste lid, 2°, van het Strafwetboek, niet oplevert ten aan- zien van degene die, als dader, mededader of medeplichtige, deelgenomen heeft aan het misdrijf dat die vermogensvoordelen, goederen en dat zij anders geen retributie meer is en als een belasting moet worden beschouwdwaarden of inkomsten heeft opgeleverd; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt datarrest enerzijds vaststelt dat "de 'zwaarwichtige' belas- tingmisdrijven waarvoor [eiser] in Zweden is veroordeeld, bovenop het aan [ei- ser] verweten witwassen komen, aangezien de door de belastingfraude in het bui- tenland verkregen kapitalen witgewassen werden door aankopen van goud in België" en, anderzijds, "voor automobilisten dat [de] opeenvolgende aankopen [in België] van derge- lijke omvangrijke hoeveelheden goud alleen konden worden verricht dankzij de aanzienlijke sommen die voldoende geld de fraude in Zweden geleidelijk aan heeft opgebracht, en waarvan [eiser] de parkeermeter inbrengen, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kosttestrafbare oorsprong noodzakelijkerwijs diende te kennen"; dat daaruit volgt de appèlrechters, aldus, door vast te stellen dat genoemd forfait van 500 BEF niet in verhouding staat tot het belang van de dienst eiser deelgenomen heeft aan de automobilisten die belastingfraude waaruit de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"; Dat België witgewassen kapitalen voortkwamen, de rechtbank uit die overweging veroordeling wegens overtreding van artikel 505, eerste lid, 2°, van het Strafwet- boek niet kon afleiden dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot de aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie wasnaar recht verantwoorden; Dat het middel gegrond is; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden vonnis; Beveelt En overwegende dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant er geen grond bestaat tot onderzoek van het ver- nietigde vonnis; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luikeerste middel, zitting hou- dend in hoger beroep. 10 mei 2002 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever : de x. Xxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat : mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1.kan leiden tot cassatie zonder verwijzing;

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. 1. Eerste onderdeel Overwegende dat dat, krachtens artikel 1184, derde lid, van het Burgerlijk Wet- boek, de retributie ontbinding van een wederkerige overeenkomst wegens wanprestatie in essentie de vergoeding is die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaanrechte moet worden gevorderd; Dat het bedrag die regel ertoe strekt bij afwezigheid van een retributie uitdrukkelijk ontbindend be- ding in een redelijke verhouding moet staan tot het belang van de verleende dienst rechtszekerheid en dat zij anders geen retributie meer is en als een belasting moet worden beschouwdde billijkheid de ontbinding te on- derwerpen aan de toetsing door de rechter; Overwegende dat het bestreden vonnis oordeelt dat, "voor automobilisten die voldoende geld regel er niet aan in de parkeermeter inbrengenweg staat dat een contractpartij in een wederkerige overeenkomst, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kostte; dat daaruit volgt dat genoemd forfait van 500 BEF op eigen gezag en op eigen risico beslist haar verbintenissen niet in verhouding staat tot het belang van de dienst meer uit te voeren en kennis geeft aan de automobilisten die wederpartij dat zij de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"overeenkomst als beëindigd beschouwt en verlangt dat de oorspronkelijke toestand zou worden hersteld; Dat de rechtbank uit die overweging niet kon afleiden dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot de aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie was; Dat het middel gegrond is; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden vonnis; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het ver- nietigde vonnis; Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik, zitting hou- dend in hoger beroep. 10 mei 2002 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever : de x. Xxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat : mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechtmatigheid van deze eenzijdige beslissing aan de rechter wordt onderworpen bij een latere vordering tot gerechtelijke ontbin- ding; dat de rechter die over de gerechtelijke ontbinding beslist, bij het beoorde- len van de gevolgen van die ontbinding en van de rechten die de beide partijen kunnen laten gelden, vermag te onderwerpen1.oordelen dat gelet op de wanprestatie van haar wederpartij, de contractpartij geen fout heeft begaan door eenzijdig de overeen- komst als beëindigd te beschouwen; Overwegende dat de appèlrechter de aannemingsovereenkomst ontbonden ver- klaart ten laste van eiseres en bij de bepaling van de respectieve rechten en plich- ten van de partijen die het gevolg zijn van die ontbinding oordeelt dat verweer- ster niet onrechtmatig heeft gehandeld door het herstel te vragen in de vorige toe- stand maar integendeel gelet op de omstandigheden recht had deze maatregel buitengerechtelijk te verlangen van haar medecontractant; Dat hij zodoende de in het onderdeel aangewezen wetsbepalingen niet schendt; Dat het onderdeel niet kan worden aangenomen;

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be

BESLISSING VAN HET HOF. Overwegende Overwegende, dat krachtens artikel 1184, derde lid, van het Burgerlijk Wet- boek, de retributie ontbinding van een wederkerige overeenkomst wegens wanprestatie in essentie de vergoeding is die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaanrechte moet worden gevorderd; Dat het bedrag die regel ertoe strekt bij afwezigheid van een retributie uitdrukkelijk ontbindend be- ding in een redelijke verhouding moet staan tot het belang van de verleende dienst rechtszekerheid en de billijkheid de ontbinding te on- derwerpen aan de toetsing door de rechter; Dat die regel er niet aan in de weg staat dat een contractpartij in een wederke- rige overeenkomst op eigen gezag en op eigen risico beslist haar verbintenissen niet uit te voeren en kennis geeft aan de wederpartij dat zij anders de overeenkomst als beëindigd beschouwt; Dat de beoordeling van de rechtmatigheid van deze eenzijdige beslissing aan de rechter wordt onderworpen bij een latere vordering tot gerechtelijke ontbin- ding; dat de rechter die over die gerechtelijke ontbinding beslist, bij het beoorde- len van de gevolgen van die ontbinding en van de rechten die de beide partijen kunnen laten gelden, vermag te oordelen, zoals te dezen, dat gelet op de wan- prestatie van haar wederpartij, de contractspartij geen retributie meer is en fout heeft begaan door eenzijdig de overeenkomst als een belasting moet worden beschouwdbeëindigd te beschouwen; Overwegende dat de aangevoerde schending van artikel 1134 van het bestreden vonnis oordeelt dat, "voor automobilisten die voldoende geld in Burger- lijk Wetboek afgeleid is uit de parkeermeter inbrengen, een dag parkeren 130 BEF kostte, terwijl voor de andere gebruikers een dag parkeren 500 BEF kostte; dat daaruit volgt dat genoemd forfait vergeefs aangevoerde schending van 500 BEF niet in verhouding staat tot het belang artikel 1184 van de dienst aan de automobilisten die de parkeerplaatsen gebruiken in een zone met betalend parkeren"; Dat de rechtbank uit die overweging niet kon afleiden dat het gevorderde for- fait niet in een redelijke verhouding stond tot de aan verweerder verleende dienst en, dus, geen retributie wasdit Wetboek; Dat het middel gegrond isniet kan worden aangenomen; OM DIE REDENEN, HET HOF Vernietigt het bestreden vonnisHOF, Verwerpt de voorziening; Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op Veroordeelt de kant van het ver- nietigde vonnis; Houdt eiseressen in de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over; Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik, zitting hou- dend in hoger beroepkosten. 10 2 mei 2002 - 1° kamer – Voorzitter en Verslaggever : de x. XxxxxxxxxxXxxxxxxxxxxxx, waarnemend voorzitter – Gelijkluidende conclusie van de x. Xxxxxx, advocaat-generaal – Advocaat Verslaggever : mr. Xxxxxxxxxxx. RECHT VAN VERDEDIGING — BURGERLIJKE ZAKEN - DESKUNDIGENVERSLAG - GEEN OPMERKINGEN - ALGEMEEN BEGINSEL VAN HET RECHT VAN VERDEDIGING - GEVOLG. De omstandigheid dat een partij geen opmerkingen heeft gemaakt aan de deskundige ontneemt haar niet het recht om haar grieven i.v.m. het deskundigenonderzoek aan de beoordeling van de rechter te onderwerpen1.de

Appears in 1 contract

Samples: bib.kuleuven.be